Naamkunde. Jaargang 16
(1984)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Middelnederlands santori(e)/santoer: een oosterse naam voor een oosters muziekinstrumentLouet oen in den santoer ende in der herpen. Louet oen in bonghen. louet oen in snaren ende in organen. Een van de gebieden, waarop de hier geloofde jubilaris de weg heeft gewezen, is de etymologie. Daarbij moest hij, hoe kan het anders, de grenzen van de Nederlandse en de Germaanse taalkunde, ja de taalkunde zelf in haar intern-linguïstische benaderingswijze ver overschrijden. In die geest wil ook deze bijdrage geschreven zijn.
I. Gysseling bezorgde in de tweede reeks van zijn Corpus van Middelnederlandse Teksten een uitgave van de Wachtendon(c)kse Psalmen, waarvan het Oudnederlandse deel volgens hem (p. 57) uit de 10de eeuw stamt en waarin het Latijnse lemma ‘psalterium’ als naam van een muziekinstrument door psaltare wordt vertaald (Ps. 56,9)Ga naar voetnoot(1). Dit woord komt ook in het Middelnederlands voor in de vormen psalter/salter, pselter/selter, maar vooral, na de normale klankontwikkeling (als in ald > old > oud), als souter(e)/soutre, zouter/zoutreGa naar voetnoot(2); het noordoostelijke Middelnederlands is in het stadium solter blijven steken, net als het Middelnederduits. Maar in het Mnl. wordt daarmee het bijbelse Boek der Psalmen (vaak als incipit, explicit en/of opschrifttitel), een psalmboek (als gebedenboek) of soms één psalm bedoeld, echter zogoed als nooit een muziekinstrument, waarvoor het Mnl. een andere reeks vormen, bijna alle eindigend op -i(e), gebruikt. Enerzijds vermelden de lexikografische werken en studies uit andere bronnen dan bijbelen psalmvertalingen psalterie/salterie/salteri, sauterieGa naar voetnoot(3), maar vooral | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vormen met -n- als santorie, sanctorie/sanctorye, santerie/santherye, santelie, sancteri, waarbij nog het hieronder te verklaren compositum santoripipeGa naar voetnoot(4). Het Mnl. Wb. 7, 112 v. voegt daar anderzijds uit psalmvertalingen nog sanctori aan toe, benevens twee -i(e)-loze vormen, die als santoer en sanctoer te lezen zijnGa naar voetnoot(5). Zelf vonden wij in uitgegeven en onuitgegeven bijbel- en psalmvertalingen bovendien (naast santorie, sanctorie, sanctori, santerie, santoer, sanctoer, alsmede sauterie) weer -n- vormen: santorij, santoere; sancktorie; sancterie. Ten slotte noteert F.A. Snellaert, t.a.p. (zie noot 4), p. xvii een mnl. vorm santol (wellicht hieruit overgenomen door C. Sachs, RL2 442 ‘Psalterium’), helaas zonder bronvermeldingGa naar voetnoot(6).
In aanmerking komen volgende bijbelplaatsen (volgens de Vulgaat):
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vindplaatsen 1 tot 27 hebben psalterium, de overige vier nablum.
Hieronder volgen de geraadpleegde bronnen met achter de vormen de nummers der bijbelplaatsen; de jaartallen hebben betrekking op de ontstaanstijd of op de oudst gekende druk; UBG = Universiteitsbibliotheek te Gent.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het zou te ver voeren, indien we hier op de filiatie van de bijbels en psalters zouden ingaanGa naar voetnoot(11), maar het is duidelijk dat bepaalde interpretamenten als precies san(c)torie etc. bijna 3 eeuwen lang, van 1360 tot 1528, tot het traditionele woordgoed der bijbelvertalingen hebben behoordGa naar voetnoot(12). Toch zullen we verder (sub III) zien, dat ze al die tijd wel in de ‘profane’ taal hebben geleefd. De verschillende varianten in één bron zijn van hun kant niet per se toe te schrijven aan de willekeur, maar vaak veeleer aan de verscheidenheid van de middeleeuwse vertalers en kopiisten; dit is bijv. het geval met vindplaats 26 in de Delftse Bijbel (vgl. noten 7 en 11). Nemen we thans alle -n-vormen samen, dan krijgen we volgend tabellarisch overzicht; de getallen onder de lemmata geven aan: eerst het aantal reeds gepubliceerde vindplaatsen in niet-bijbelse bronnen (inkl. de varianten en de twee waarover sprake in noot 4)Ga naar voetnoot(13); vervolgens het totale aantal bijbelse | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vindplaatsen; ten slotte de som hiervan, zijnde in totaal 145Ga naar voetnoot(13a). Het spreekt echter vanzelf, dat een onderzoek van alle bewaarde Nederlandse bijbelhandschriften nog heel wat meer materiaal zou opleveren.
II. 1. Tot nog toe hebben de lexikografen en, voor zover ze er een noot aan wijden, de uitgevers de n-vormen beschouwd als ontstaan uit salterie, zonder echter te verwijzen naar mogelijke parallellen voor een dergelijke overgang. Normaal is vóór d/t, zoals gezegd, de evolutie salter(ie) > solter(ie) > souter(ie) (waarbij evenwel solterie niet geattesteerd is). Bovendien geeft salterie geen aanleiding tot dissimilatie, zoals bijv. in *weltelen > wentelen (waarin l-l > n-l). In dit verband valt aan een omslachtige ontwikkeling salterie > *saltelie > santelie > santerie nauwelijks te denken, aangezien de dan cruciale vorm *saltelie helemaal niet en santelie slechts in één (zij het wel de oudste profane!) bron voorkomt, t.w. de Rekeningen van Middelburg (zie noot 4), die veeleer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een populaire overgang of uitgangsaanpassing -erie > -elie laten vermoeden. Enkele andere gevallen van wisseling tussen l en n in het Mnl., Mnd., tot in de Nieuwnederduitse dialekten toe, kunnen evenmin als vergelijkingsbasis dienen, daar hier hetzij heel andere klankomgevingen voorkomen (nergens nog -al- vóór t), hetzij een verschillende etymologie (hier kan nog het gelijkbetekenend woordpaar nl. halter - dt. Hantel vermeld worden), een volksetymologie of nog een ander taalverschijnsel in het spel isGa naar voetnoot(14). Ten slotte zijn ook de vormen (p)salter, solter en selter niet geëvolueerd tot *(p)santer, *sonter resp. *senter. Al met al is een mnl. klankovergang l > n in ons woord niet hard te maken.
2. Een verschrijving -n- voor -u- is, gelet op het grote aantal vindplaatsen in zeer diverse bronnen, uitgesloten; veeleer kan in het sporadische sauterie het omgekeerde het geval zijn, hoewel deze vorm ook volledig klankwettig te verklaren is (zie ook sub III en noot 58).
3. In ons woord valt op, dat de anlaut steeds san- vertoont, nooit *psan-, waartegenover wel (p)salterie. Tegelijk en vooral springt in het oog, dat de allermeeste vindplaatsen een ‘zware’ volle vokaal -o-/-oe- bevatten, waarnaast geen *(p)saltori(e) of *(p)saltoer voorkomt. Het wekt verwondering, waarom bij een woord, dat van psalterium (gr.ψαλτήριον) heet te zijn afgeleid, het suffix -ori(e) en niet -eri(e) luidt, zoals in mysterie (reeds mnl. misterie), bakterie, ministerie. Bovendien is de -ori(e)-vorm nog op een andere wijze afwijkend: lat. psalterium is immers in het Germaans met aksentverlegging naar voren als psalteri overgenomen en vervolgens (rechtstreeks of soms via suffixwijziging in -ari: vgl. noot 1) tot -er(e) geëvolueerd, vandaar mnl. (p)salter, soutre (zoals cellarium > kellari > kellere > kelder); daarbij trad ook vaak het mannelijke naast het oorspronkelijke neutrale genus. Wat meer is, ook sommige woorden op lat. -orium ondergingen dit lot: zo dormitorium > | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mnl. dormter, refectorium > mnl. nnl. refter; waarom dan geen *santerGa naar voetnoot(15)? Dit laat reeds vermoeden dat santori(e) een jongere formatie of ontlening is.
4. Nu vertoont het grootste deel van de -n-vormen nog een -c- (1 × -ck-) in de spelling. Men is onwillekeurig geneigd, aan lat. sanctus en afleidingen te denken. Sanctori(e) zou principieel een ontlening kunnen zijn van een lat. *sanctorium, dat echter in het geheel niet wordt aangetroffen, noch in klassieke noch in middeleeuwse tijdGa naar voetnoot(16). Wel kende deze taal in laatstgenoemde periode sanctuarium ‘dicitur etiam de... libris in quibus sancta referuntur’Ga naar voetnoot(17) en sanctorale ‘1. boek met heiligenlevens; 2. liturgisch boek met het eigen der heiligen’Ga naar voetnoot(18). Doch het eerste levert als leenwoord in het Mnl. san(c)tuar(i)e opGa naar voetnoot(19), weliswaar in de courantere betekenis ‘heiligdom, tempel’; het tweede is in het Mnl. niet geattesteerd, en wordt voor het Nieuwnederlands (sanctoraal) uitsluitend vermeld in één woordenboekGa naar voetnoot(20). Wel vinden we sanctoral resp. santoral(e) in vooral de tweede betekenis terug in het hedendaagse Fr., It., Sp., Catalaans (en Mallorquí), Port. en Galicisch. Maar de mnl. san(c)torie-vormen kennen nu eenmaal het te verwachten suffix -ael niet, en bovendien duidt Romaans sanctoral etc. een boek aan, geen muziekinstrument; het woord sanctorale had in de Nederlanden dus veeleer kunnen doen denken aan souter in zijn betekenis ‘gebedenboek’ (vgl. hierboven sub I). Onze konklusie luidt dan ook dat bij sanctorie niet meer dan een (gewijde!) volksetymologische aanpassing kan zijn gebeurd aan sanctorale of gewoon aan sanctus: het instrument werd dan misschien opgevat als een heilig werktuig, bestemd om er de Heilige Israëls mee te loven. Dit zou meteen inhouden, dat de sanctorie-vormen, ondanks hun groter aantal vindplaatsen, secundair | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn t.o.v. die zonder -c(k)-. De omgekeerde ontwikkeling -nct- > -nt- is weliswaar mogelijk (vgl. mnl. sanct > frekwenter sant ‘heilige’), maar brengt ons etymologisch geen stap verder. Er lijkt ons trouwens voor -n > -nk nog een zuiver fonetische verklaring mogelijk, nl. velarizering van nt > nkt zoals in onverstanckt voor onverstand. De bloeitijd daarvan lag weliswaar pas in de 17de eeuw, maar er is reeds een voorbeeld in het Mnl.Ga naar voetnoot(21). Daar dit verschijnsel van populaire aard is, kan dit erop wijzen, dat ook het woord sanctorie (en de zaak?) goed bekend was, vgl. trouwens wat hierboven sub II.1 over de vorm op -elie is gezegd. Beide fenomenen - volksetymologische aanpassing en fonetische overgang - kunnen hier natuurlijk hand in hand zijn gegaan, zoals trouwens ook in het homoniem mnl. sanctorie naast centorie (san-/sen-) ‘duizendguldenkruid’ uit lat. centaurea (thans nog nl. santorie, centaurie)Ga naar voetnoot(22). Beide homoniemen hebben echter primair een -c-loze vorm.
III. De definitieve weg uit de impasse heeft reeds in 1864 ene Th. Kirghbijl ten dam, een der eerste uitgevers van een tekst met sanctorie- vindplaats, getoond door de lapidaire voetnoot: ‘Santur is een turksch hakkebord’Ga naar voetnoot(23), wat door alle latere filologen blijkbaar al te exotisch werd bevonden en daarom niet eens meer vermeld. Inderdaad komt ons woord alleen nog voor in Arabisch santūr, Perzisch santūr, Turks santur en verdere varianten in andere oosterse talen als het Koerdisch, Armeens, Afghaans, Kasjmirs en Hindi; hierbij komen nog Nieuwgrieks ραντούρι, Georgisch santuri en Sloveens šenterijaGa naar voetnoot(24). (Zie voor dit en het volgende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de belangrijke dissertatie van D. Kettlewell, The Dulcimer, hier p. 38 v.; ook uitvoerig samengevat in NGD 5, 695 b-707, hier 696 a). Deze vormen hebben inderdaad betrekking op een hakkebord (eng. dulcimer), een instrument van de familie der citers (zithers), dat meestal met twee houten stokjes of hamertjes wordt aangeslagen, of tenminste daartoe mogelijkheid biedtGa naar voetnoot(25); okkasioneel wordt het, zoals we hieronder zullen zien, ook getokkeld met de vingers of met een of meer plectra. De naam zelf blijkt vrijwel tot de Ottomaanse wereld en invloedssfeer (Iran, India, Griekenland) te zijn beperkt; hij wordt algemeen beschouwd als een ontlening aan Aramees pesantērīnGa naar voetnoot(26) (dat precies in de Aramese Daniël 3,5.7.10.15 voorkomt!), een woord met omstreden betekenisGa naar voetnoot(27), dat op zijn beurt van gr. ψαλτήριον ‘driehoekige harp’ is afgeleidGa naar voetnoot(28). Tussen dit laatste en Arabisch etc. sanṭūr ‘hakkebord’ ligt dus een onbekende betekenisschakel. Was pesanṭērīn dan toch reeds een hakkebord? Hiervoor pleit enerzijds Ivriet psantēr ‘piano’ (de waardige afstammeling van het eerstgenoemde!) en anderzijds ook het feit, dat de Hebreeën wellicht ook een, zij het getokkelde, citersoort (asor, psalterium decachordum; Ps. 32,2. 91,4. 143,9) kenden, die zij van de Feniciërs hadden overgenomenGa naar voetnoot(29); zo'n instrument heet in de moderne organologie psalterium. Pesanṭērīn, dat in het boek Daniël trouwens in een heidens orkest wordt ondergebracht, zou dan op zijn minst eveneens een citersoort kunnen zijn geweest. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over de oorsprong van het hakkebord tast men overigens in het duister. Assyrische oorsprong wordt thans niet meer aangenomen (Kettl. 406 v.); de eerste afbeelding ervan vindt men pas op een ivoren boekband, wellicht voor koningin Melisenda van Jeruzalem tussen 1131 en 1144 gemaakt door een kunstenaar, die oosterse met westerse inspiratie verbond en die het koning David (de psalmist!) in handen geeftGa naar voetnoot(30). Driehonderd jaar lang hoort men er niets meer over, maar vanaf de eerste helft van de 15de eeuw beginnen de ikonografische en geschreven bronnen rijkelijk te vloeien in West-Europa, niet het minst in de Nederlanden (Boone; Denis 139-149). Kettlewells instructieve kaart (zie NGD 5, 702) illustreert trouwens de verdere migratie van het instrument vanuit het Duitse (en Nederlandse) taalgebied naar vrijwel alle andere gebieden in Europa en zelfs overzee. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de naam santur(i) in het voor Arabische (ook muzikale, cfr. infra!) invloed zo ontvankelijke Iberische schiereiland niet terug te vinden is, ook niet in de middeleeuwen. Langs die weg is wel het reeds vermelde, nauw verwante psalterium (in moderne zin) gekomen, waaraan de tokkeltechniek eigen is. Het heet qānūn (vgl. noot 28) in de islamitische landen, van waaruit naam en zaak sedert de 12de eeuw in Europa, het eerst in Spanje, ontleend werden: sp. caño/canno, it. canone, fr. canon, middelhoogduits metzkanôneGa naar voetnoot(35), waarop echter ook de benamingen sp. en it. salterio, fr. psaltérion, nl. en duits psalterium, eng. psaltery werden toegepast (zo nog in de moderne organologie). Dat de laatste reeks namen ook voor het hakkebord werden gebezigd, vooral in de Romaanse landen maar een enkele keer ook in de Nederlanden, is wellicht mede toe te schrijven aan deze alternatieve tokkeltechniek, die vooral in de late Renaissance en de Barok opgeld deed; ook in Duitsland en bij de Zigeuners in Hongarije kende men toen het tokkelen op het hakkebord, net als in Engeland, waar nog steeds de beide speelwijzen voorkomen; alleen was in Engeland psaltery nooit de term voor een aangeslagen instrumentGa naar voetnoot(36). In het huidige Roemenië slaat men soms met de ene hand, terwijl men met de andere tokkelt. Zo is het ten slotte te begrijpen, waarom men in Syrië de qānūn met de term santūr benoemtGa naar voetnoot(37). Kettl. 411 meent zelfs dat in de islam vóór de 17de eeuw niet van een hakkebord (in de moderne uitrusting, meestal met kammen, eng. bridges, die de snaren verdelen) kan worden gesproken, maar van een ‘aangeslagen psalterium’; m.m. zou dit ook van de vroegste, inderdaad kamloze instrumenten in Europa kunnen geldenGa naar voetnoot(38). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat vertellen nu de mnl. vindplaatsen over de speeltechniek? De vertalingen van bijbelplaatsen zeggen in dat verband uiteraard niets, ook niet syntagmata als inde santorie van tiencorden (Ps. 91,4 Brussel 21625) of in der sanctorie van tien snaren (Ps. 143,9 Den Haag 133 D 26), die klakkeloos in psalterio decachordo weergeven. Over de precieze betekenis van het antieke en bijbelse psalterium en nablum hadden de middeleeuwse vertalers trouwens weinig of geen besef. Wel konden Vlaamse brevieren verlucht worden met miniaturen, die een hakkebord voorstelden (zie Boone 204 en afb. 3; NGD 5, 703, afb. 12). Enkele plaatsen leveren gelukkig een ‘Tonerzeugungsverb’ over: duwen, nopen en slaen. Het eerste (metten duwen van vingeren inder sanctorie en dat duwen van der sanctorye, beide in het Winterstuk van het Passionaal) is zonder twijfel ‘tokkelen’. Nopen (waarbij het nomen agentis noper, beide in het Zomerstuk) heeft als grondbetekenis ‘onzacht aanraken’, voorts ‘stoten, duwen’, en wordt o.m. gezegd van een snare (Mnl. Wb. s.v. nopen 1,3 en 5); of hier met het Mnl. Wb. per se ‘tokkelen’ moet worden begrepen, en niet ‘aanslaan’, lijkt ons onzeker. Ten derde zijn er de Parabelen van Cyrillus (vgl. noten 19 en 23) met die slagen aen die sanctorie (lat. in psalterio plectrum), volgens het Mnl. Wb. 7, 1188 s.v. slach 14 het enige voorbeeld voor ‘het staafje waarmee de citherspeler de snaren tokkelt’. Men zou evenwel geneigd zijn, hier veeleer aan een hamertje te denken, ware het niet dat Kettl. 98 (ook 13,61,92 en 97) er attent op maakt, dat nl. slaen, fr. frapper ook van allerlei snaarinstrumenten kan worden gezegd; voor het Middel- en (Vroeg)nieuwhoogduitse slahen resp. schlagen kwam W. Relleke tot dezelfde bevinding - het voorzetsel an geeft in deze taal een aanraking of aanslag van terzijde, niet van boven aan - en volgens A. Sendrey zijn er gelijkaardige voorbeelden in de Joodse MidrasjGa naar voetnoot(39), volgens Kettl. 417 ook in Ierland. Dit alles kan erop wijzen, dat mnl. santori(e) een psalterium (type qānūn) was, maar het is geenszins uitgesloten, dat het tevens een getokkeld hakkebord aanduidde. Het laatste kan ook met een halsriem | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedragen zijn geweest door de ‘menistreylen, die vor tsacrament ghenghen’ op 12 juni 1365 (paasstijl 1364) in Middelburg (zie noot 4); deze ‘meesters’ en ‘constenaren van der santelien’ kunnen dan worden vergeleken met een stappende allegorische figuur uit Holbeins Totentanz ca. 1525 (Kettl. 86), die op zijn hakkebord tokkelt, maar evenzeer met Hongaarse Zigeuners uit de 18de en 19de eeuwGa naar voetnoot(40) en Roemenen van vandaag, die o.a. in bruidstoeten stappend hun kiscimbalom resp. tambal mic (kis en mic ‘klein’) aanslaan. Met een dergelijke ‘courroie, passée au cou’ hield trouwens de laatst gesignaleerde, met ‘baguettes’ werkende hakkebordvirtuoos in de Lage Landen, Jaekske met zijn hakkebert (Brussel, ca. 1850; zie Boone 209; Kettl. 301 v.) zijn instrument vast. Overigens was precies de slagtechniek in de Nederlanden, het Duitse Rijk en verder oostwaarts ‘almost universal’ (Kettl. 403), zodat met santori(e) ook een aangeslagen hakkebord kan zijn benoemd. In Romaanse gebieden als de Pyreneeën en Venetië bestaat resp. bestond sedert de 14de eeuw een eveneens met een schouderriem gedragen citersoort, waarbij de linkerhand met een stokje de snaren aanslaat, terwijl de rechter een eenhandfluit (fr. galoubet) vasthoudt: de tambourin du Béarn of de Gascogne (thans nog in het Baskenland gespeeld, in Aragon onder de naam salterio, elders in Spanje als salmo: zie NGD 18,551-553), venet. altobasso; maar ook in Duitsland schijnt het instrument bekend te zijn geweestGa naar voetnoot(41) en Kettl. 8b geeft een hem door Boone bezorgde middeleeuwse afbeelding van een snarentrom (tambourin à cordes) uit een huis in Brugge, ditmaal zonder fluit maar met twee slaghoutjes. Moeten we dan ook in laatmnl. santoripipe niet veeleer zo'n eenhandfluit (zoals die bij ons sedert de 14de, maar vooral in de 15de eeuw bekend was: zie Denis 232-237) zien dan een orgelpijp, zoals het Mnl. Wb. 7, 113 met enig kunst- en vliegwerk aanneemt? De santori(e) / santoer, althans de naam, moet wel populair zijn geweest, zeker tussen 1360 (Historiebijbel) en 1562 (J. Van Den Putte, Een claren Spiegel der warachtiger Christelijcker Maechden, Antwerpen 1562), te meer daar hij reeds vanaf 1365 (Rekeningen van Middelburg; | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vgl. noot 4) in zeer diverse tekstsoorten buiten de bijbel- en psalmvertaling voorkomt: niet alleen in godsdienstig georiënteerde literatuur (heiligenlevens, ascetisch proza, epiek, tafelspel) maar ook in echt profane stukken (nog zedenkundige lering, dierenverhalen, historisch proza, spel van zinne). In bijbels en psalters geeft hij bovendien niet enkel psalterium weer, maar ook nablum en een enkele keer chordae, zodat hij niet louter aan één lat. lemma gebonden is. Indien we nu inderdaad met een betekenis ‘hakkebord’ te doen hebben, dan komt de veronderstelling van dit populaire karakter (nog duidelijker in vormen als santerie, santelie; vgl. II. 1) goed overeen met die van Boone 206, dat het hakkebord reeds veel vroeger dan de 17de eeuw een ‘instrument pivot’ was, d.i. een vervallen kunstinstrument dat door de lagere klassen geassimileerd werd. Santori(e) kan heel goed de naam zijn geweest van wat bij ons voor het eerst in de Nederrijnse Teuthonista van Gert Van Der Schueren (ed. Verdam, Leiden 1896, p. 138 b) overdrachtelijk (oorspr. schertsend of populair) hacke-/hackbert heet, welke benaming echter reeds in 1437 in Zürich wordt vermeldGa naar voetnoot(41a). In de nl. bijbelvertalingen en psalmberijmingen van de Reformatietijd komt zij echter in het geheel niet voor; dan ruimt santori(e), zowel ter weergave van ‘psalterium’ als van ‘nablum’ in de bijbels de plaats voor meestal psalter maar ook psalterie, spalterie, psalterspel (dit alles zelfs bij Hebreeuws als grondtaal!), harp(e)/herpe, snarenspel, luyte en zelfs souter en sauterspel, waarbij de berijmingen nog sanck, snaren, soutersanck en lof(f)sang(k)spel voegenGa naar voetnoot(42). Het Hoogen Nederduitse gebied van zijn kant blijft met Luther nog steeds bij Psalter (waarnaast slechts 4 × Harffe: zie noot 42), zoals daar voordien bijna uitsluitend het eerste gebezigd werd, in een massa varianten, waaronder psalteri/spalteri dezelfde eind-i vertonen als mnl. santoriGa naar voetnoot(43). Hakkebordnamen komen wel voor in de King James Bible van 1611 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(dulcimer ‘symphonia’: Dan. 3,10) en in een niet nader gespecificeerde Zweedse Bijbel (hackbräde, hebr. ‘nēvel’)Ga naar voetnoot(44). Santorie verdwijnt ook uit de andere nl. tekstsoorten - de grote humanistische woordenboeken van de 16de eeuw vermelden het evenmin -, misschien mede uit homonymievrees voor santorie ‘centaurea’, dat tot op heden is blijven voortleven. Er zijn trouwens sedert de Renaissance nog andere instrumentennamen verdwenen: zo mhd. rot(t)e, mnd. rotte/rode, volgens H. Steger een harppsalterium (een rechtop geplaatst psalterium, op de wijze van een harp gespeeld)Ga naar voetnoot(45), waarvan vele vindplaatsen in het Mhd. en Mnd. overgeleverd zijn, doch slechts 1 in het Mnl. Wb. 6,1644 (rote uit Floris ende Blancefloer)Ga naar voetnoot(46); maar mhd. rotte heeft misschien nog andere snaarinstrumenten aangeduidGa naar voetnoot(47), zodat het wel eens een (van de) tegenhanger(s) kan zijn geweest van mnl. santori(e) als benaming voor een aangeslagen en/of getokkeld hakkebord, ev. ook voor een psalterium)Ga naar voetnoot(48). Op dit laatste wijst nog het ontbreken van kanôn in de Germaanse talenGa naar voetnoot(49), welke leemte onomastisch moest worden aangevuld. Ook mhd. seit(en)spil, mnd. seydenspil kan als heteroniem, mnl. seidenspel. snaerspelGa naar voetnoot(50) als synoniem gediend hebben. Of echter ook de naam mnl. bonge op een hakkebord werd overgedragenGa naar voetnoot(51), lijkt ons uit de vindplaatsen niet met zekerheid af te leiden; elders betekent dit ‘trommel’ (Mnl. Wb. 1,1359)Ga naar voetnoot(52). Wat er ook van zij, het uniforme type hakkebord/Hackbrett heeft later groter duidelijkheid geschapen. Tot slot kan de vraag worden gesteld, of de mnl. vormen meer licht kunnen werpen op de richting van de ontlening. Die op -i(e) herinneren aan het Griekse ραvτούρι, die op -oer aan het Arabisch etc., telkens met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klemtoon op de tweede sillabe; -oer vinden we alleen in de vindplaatsen 18 en 19 en Ps. 150,4, en wel in Geert Grootes Getijdenboek (waarin 18 en 19 de enige ‘psalterium’-plaatsen zijn!) en de Psalters van de Moderne DevotieGa naar voetnoot(53). Het interval tussen het oorspronkelijk gedeelte van de ‘Bijbel van 1360’ (oudste bron überhaupt, met santorie en sanctorie) en dit Getijdenboek uit 1383-84 is niet groot genoeg, om bij Groote jongere vormontwikkeling te moeten aannemen, naar analogie van leenwoorden als mnl. scriptoor naast schriftorie, en nog nnl. ciboor/ciborie (zie WNT i.v.), kapitoor/kapitorie, rekwisitoor/requisitorie (WNT), territoor, met -oor uit fr. -oire. Een direkte ontlening uit een Semitische taal lijkt ons heel goed mogelijk. Daarnaast rijst de vraag, of het oude Arabisch geen vorm *santūri (immers uit Aram. pesanṭērīn!) kan bezeten hebben, zoals die nu nog in het Swahili (zie noot 24; en het Georgisch) bestaat en waarop de spelling mnl. santori kan wijzenGa naar voetnoot(54). Zou het te gewaagd zijn, in mnl. -c(k)- (mede) een poging tot weergave van de emfatische ṭ te zien? Dat de klemtoon in de -i(e)-vormen eveneens op de tweede lettergreep lag of althans kon liggen blijkt uit het rijm santorien/glorien (ed. Orbaan, zie noot 4). Verdere gegevens hebben we daarover nietGa naar voetnoot(55); toch lijkt een aanpassing aan de leenwoorden op -órie < lat. -órium meer dan waarschijnlijk, te meer daar ook het genus in die richting wijst: dit is in san(c)tori(e), -erie, -elie meestal vrouwelijk, terwijl we slechts 3 × duidelijk onzijdige (of mannelijke?) vormen vondenGa naar voetnoot(56); tussen neutrum | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en femininum nu weifelen ook de overige geattesteerde mnl. -oriewoorden zoals bijv. purgatorieGa naar voetnoot(57) (vgl. nog thans ciborie vr. tegenover bijv. consistorie onz.). De vormen op -erie/-elie (ook psalterie etc.) zullen zich ondertussen nog verder hebben aangepast aan de overtalrijke formaties van dat typeGa naar voetnoot(57), wat ook aksentverlegging naar achteren moet hebben meegebrachtGa naar voetnoot(58). De vorm -or- vormt overigens ook fonetisch geen bezwaar tegen Arabische oorsprong, aangezien in deze taal de kwaliteit van de vokalen in de omgeving van emfatische konsonanten (hier -ṭ-) licht gewijzigd wordt; daarbij evolueert [u:] in de richting van een opener [o:]Ga naar voetnoot(59), zodat sanṭūr(i) door westerlingen gemakkelijk als santori kon worden weergegeven. Toch blijft hier voorzichtigheid geboden, te meer daar wij over de precieze klankwaarde van de mnl. spellingen o en oe weinig zekerheid hebben; beide grafemen konden zowel voor [u(:)] als voor [o(:)] worden geschreven. Bovendien was de uitspraak regionaal verschillendGa naar voetnoot(60) en nu komen onze vindplaatsen, zowel die op -ori(e) als die op -oer, uit de meest diverse streken van ons taalgebied. Hoe is het ten slotte te verklaren dat een oosters woord in West-Europa alleen in de Nederlanden ingang vond en nergens eldersGa naar voetnoot(61), | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afgezien dan van Slovenië (šenterija)Ga naar voetnoot(62)? Wij herinneren eraan, dat het oudste bekende hakkebord werd afgebeeld op een boekband voor koningin Melisenda van Jeruzalem, stiefmoeder van Sibylla van Anjou, die in 1134 de Vlaamse graaf Diederik van de Elzas huwde en zo moeder werd van de zeer gekultiveerde Filips († 1191). Beide graven ondernamen verscheidene tochten naar het Heilige Land; de rol van de kruistochten bij de overname van oosterse ‘Wörter und Sachen’ is genoegzaam bekend, waarbij meer dan één Grieks woord in Arabische vorm naar het Westen werd meegenomen (zie de lit. in noot 59). Kan een van beiden daar de sanṭūr, als nakomeling van de wellicht Fenicisch-Palestijnse pesanṭērīn, niet hebben leren kennen? Heeft in het Gentse Gravensteen, door Filips waarschijnlijk naar oosters (kruisvaarders)model in 1180 voltooid, tot een centrum van kultuur uitgebouwd, waar Gysseling het hof van koning Nobel uit onze Reinaert situeertGa naar voetnoot(63), de eerste santori/santoer, aangeslagen en/of getokkeld, weerklonken?
Gent L. De Grauwe | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verkort aangehaalde literatuur.
|
|