Naamkunde. Jaargang 13
(1981)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 1-4]Bij de zeventigste verjaardag van em. prof. H. DrayeHerhaaldelijk werden al pogingen ondernomen om Professor Draye op een passende wijze te huldigen voor zijn vele verdiensten als hoogleraar en als leider van het Instituut voor Naamkunde en het Internationaal Centrum voor Onomastiek te Leuven. Maar telkens heeft hij zich hardnekkig daartegen verzet, omdat hij zich niet kon verzoenen met een viering in de drukkende atmosfeer van tegenkanting waardoor tijdens het laatste decennium de voortzetting van zijn levenswerk systematisch werd beknot en gehinderdGa naar voetnoot(1). Naar aanleiding van zijn 65e verjaardag hebben buitenlandse vakgenoten, in Leipzig en in Praag, hem een spontane hulde gebracht voor zijn suksesvolle internationale werkzaamheid op naamkundig gebiedGa naar voetnoot(2). Speciaal vanwege Oosteuropese geleerden is dat gebaar mede een duidelijk bewijs van de erkenning dat Draye door zijn talrijke persoonlijke kontakten de toenadering tussen Oost en West op organisatorisch vlak heeft weten te bevorderen, door een evenwichtige vertegenwoordiging in het International Committee of Onomastic Sciences (ICOS) tot stand te brengen. Dat was toen een delikate onderneming, die hij met zijn vastberaden en tegelijk innemende persoonlijkheid tot algemene voldoening heeft volbracht en blijft ter harte nemen. Nu hij zeventig is geworden, is het toch volkomen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ondenkbaar dat die feestelijke dag voor de lezers van zijn tijdschrift onopgemerkt zou blijven. Henri Draye is op 11 juni 1911 geboren te Diest, waar zijn vader bankdirecteur was en zijn moeder - beiden afkomstig uit Leuven - directrice van de Rijksmiddelbare School. Na het lager onderwijsGa naar voetnoot(3) volgt hij de klassieke humaniora aan het Sint-Jan-Berchmanscollege aldaar. Evenals zijn twee jongere broers heeft hij van huis uit een levendige belangstelling meegekregen voor planten en bloemen en hun liefde voor de natuur strookt goed met hun aktieve deelneming aan de scoutsbeweging, waar zij later nog een tijdlang leidende funkties zijn gaan vervullen. Als na de humaniora, in 1929, de beslissing moet vallen, gaat zijn voorkeur, na enige aarzeling, naar een loopbaan in het onderwijs en komt H. Draye naar Leuven voor de studie van de Germaanse filologie. Hij maakt er de stichting mee van de Fakulteitskring Germania (1930), onder leiding van René Lissens, en tijdens zijn tweede doctoraatsjaar (1932-1933) treedt hij daar op met een spreekbeurt over Hans Sachs. Het Verslagboek van GermaniaGa naar voetnoot(4) vermeldt in hetzelfde jaar ook nog (op blz. 8) ‘Rik Draye... (als) schrijver van een cursus voor Prof. Scharpé over de Duitsche Letterkunde, in miniatuur-handschrift’. Dit laatste detail kan voor ons zeker als bewijs van autenticiteit gelden. We mogen dus aannemen dat zijn medestudenten daarvan dankbaar gebruik hebben gemaakt. In 1934 behaalt Draye met de grootste onderscheiding het doctoraat in de Germaanse filologie, nadat hij het jaar tevoren de eerste proef van het doctoraat in de Thomistische wijsbegeerte had afgelegd. Zijn dissertatie, onrechtstreeks geïnspireerd door J. Goossenaerts, is een ‘Proeve van een analytische bibliographie van de Vlaamsch-Waalsche taalgrens’ die nadien, omgewerkt en aangevuld tot eind 1938, als een ‘Historisch-critische studie over het onderzoek naar het ontstaan van de Nederlandsch-Romaansche taalgrens’ zal bekroond worden door de Kon. Vlaamsche Academie voor Taal- en LetterkundeGa naar voetnoot(5). Dat werk - dat door verschillende omstandigheden, spijtig genoeg, nooit in druk is verschenen - onderzoekt en beoordeelt de omvangrijke taal- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grensliteratuur (‘nagenoeg duizend boeken en tijdschriftartikelen’) sinds het einde van de 18e en het begin van de 19e eeuw, dus over een periode van zowat 150 jaar. De zorgvuldige ontleding van de respektieve hypotesen en teorieën over het ontstaan en het verloop van de taalgrens gaat gepaard met een grondige studie van de bereikte resultaten en een bezinning op de metode om bij voortgezet onderzoek de vastgestelde tekortkomingen te kunnen vermijden en verbeteren. Het geheel wijst erop dat de auteur een ruime kennis heeft verworven op het gebied van de betreffende hulpwetenschappen (inz. toponymie en nederzettingsgeschiedenis, historische aardrijkskunde en archeologie) en dat hij streeft naar een verantwoord inzicht in de relatieve gebruikswaarde of de toepassingsmogelijkheden van elk van die disciplines voor de oplossing van de taalgrensproblematiek. Maar naast het historische aspekt wordt in deze dissertatie evenzeer de studie van de aktuele taalgrens aan een kritisch onderzoek onderworpen, zowel wat de metoden als de criteria betreft die men sinds de vorige eeuw heeft gebruikt om de loop en de schommelingen van de taalgrens adekwaat te beschrijven en te interpreteren. Om dat uitgebreide studieterrein met stevige onderlegdheid te kunnen bewerken, is Draye intussen zijn wetenschappelijke vorming gaan verdiepen en verruimen bij eminente leermeesters aan andere universiteiten. In 1935 volgt hij de kolleges in de Vaderlandse oudheidkunde bij H. Van de Weerd, aan de Rijksuniversiteit te Gent. In 1937 en 1938 studeert hij te Bonn: middeleeuwse geschiedenis en naamkunde, bij F. Steinbach resp. A. Bach, bovendien Duitse taal- en letterkunde bij J. Quint en H. Naumann. Het jaar daarop is hij te Leipzig voor aanvullende lessen in de germanistiek (bij Th. Frings) en de romanistiek (bij W. von Wartburg). Van die studieverblijven heeft de jonge doctor naar hartelust kunnen genieten dank zij een mandaat van aspirant dat hem, na een korte leraarstermijn aan het ateneum te Namen (1935), van 1936 tot 1942 werd toegekend door het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. In 1940 komt de oorlog die het werk onderbreekt voor dienstplicht als tolk bij het hoofdkwartier van het Belgisch leger. Na afloop van de aspirantjaren volgt dan in 1942 een mandaat van geassocieerde bij het N.F.W.O., in 1944 de benoeming tot docent en twee jaar later tot gewoon hoogleraar aan de Leuvense universiteit. Daar was Draye al een tijdlang belast met Duitse taallessen aan het Hoger Handelsinstituut en stond hij overigens reeds van 1935 af als medewerker van Prof. Van de Wijer ten dienste van het Instituut voor Naamkunde. Bij zijn benoeming in het akademisch kader wordt zijn leeropdracht nu uitgebreid met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Duitse filologische oefeningen (inkl. grammatika) in de kandidatuur en Grondige geschiedenis van de Duitse letterkunde in de licentie Germaanse filologie. Van 1945 af doceert hij daar bovendien, aan het Instituut voor Oudheidkunde en Kunstgeschiedenis, Vaderlandse oudheidkunde, in de kandidatuur, en Gallo-romeinse en Frankische oudheidkunde, in de licentie. Deze kolleges, om het jaar in het Nederlands en het Frans gehouden, zal hij in 1955 afstaan aan zijn oudleerling, de eminente archeoloog Dr. Jozef Mertens, nadat hij zelf in 1954-1955 bij de germanistische vakken nog de Verklaring van Duitse schrijvers (in de kandidatuur), benevens de Historische grammatika van het Duits en de Verklaring van Duitse schrijvers uit de middeleeuwen (in de licentie) had overgenomen. Het is de tijd waarin de professoren aan de vrije universiteiten veelal het dubbel aantal uren, of nog meer, doceren dan door de wet is voorgeschreven of normaal het geval is. De zware onderwijstaak, met nauwgezette voorbereidingen in de late avonden - gericht op de studie van de Duitse klassieke litteratuur, of van de Oud- en Middelhoogduitse taal- en letterkunde - zal nadien verlicht worden door inschakeling van O. Leys (1959) en L. Verbeeck (1962). Gedurende al die jaren heeft H. Draye, ondanks drukke en uiteenlopende persoonlijke aktiviteiten - in onderwijs en studie, in sociaal en kultureel werk - niet opgehouden zijn leermeester Van de Wijer met toewijding en dienstvaardigheid terzijde te staan tot op de dag van diens overlijden op 4 december 1968. Die hulp betrof zowel de dagelijkse werking van het Instituut voor Naamkunde en het International Centre of Onomastics, als de redaktie en uitgave van de respektieve tijdschriften en reeksen, de opleiding van jonge naamkundigen, de vorming van een unieke naamkundige biblioteek, het opnemen en onderhouden van internationale kontakten en de organisatie resp. planning van internationale kongressen voor naamkundeGa naar voetnoot(6), de samenstelling van jaarlijkse bibliografieën enz. Het lag dan ook voor de hand dat de leiding van Instituut en Centrum in 1967 resp. 1968 vanzelf en volledig op zijn sterke schouders overging. Sinds 1969 is hij ook, door unanieme verkiezing op het 10e Internationaal Naamkundekongres te Wenen, de algemeen erkende en bijzonder gewaardeerde sekretaris-generaal van het Inter- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
national Committee of Onomastic Sciences, waarin thans dank zij zijn organisatorisch werk nagenoeg 50 landen vertegenwoordigd zijn. In oktober 1974 wordt hij op eigen verzoek toegelaten tot het emeritaat, maar tot 1978 blijft hij bereid om in het Duits zijn licentiekolleges over de oude Duitse taal en letterkunde voort te zetten voor de Franstalige germanisten in de U.C.L. In alles wat Draye op zich neemt, vormen leiding en dienstbetoon samen de drijfkracht van zijn handelen: een parate hulpbereidheid, die ongemerkt overgaat in spontaan leiderschap, is in hem duidelijk de konsekwente en traditiegetrouwe beleving van de idealen der jeugdbeweging (V.V.K.S.) die hij vele jaren mede heeft bezield en uitgebouwd. Dat verklaart ook zijn innemende en hartelijke belangstelling voor leven en werk van oudstudenten en vrienden, de vlotheid en de vaardigheid in de omgang, niet het minst in de internationale ontmoetingen met kollega's en vakgenoten. Wie steeds tijd genoeg heeft voor anderen en de bezoekers met open armen verwelkomt, wordt ook gaarne om raad gevraagd en is vaak daardoor verplicht het eigen werk te onderbreken. In 1942 heeft Draye een groots plan ontworpen om de kennis van de vroegmiddeleeuwse bewoningsgeschiedenis op onrechtstreekse maar efficiënte wijze te bevorderen door een toponymisch en historisch-topografisch onderzoek van de bossen en de ontbossing in onze streken. Het resultaat is een uitgebreide verzameling van vele duizenden excerpten uit toponymische bronnen en schriftelijke enquêtes, - onbewerkt en onuitgegeven, omdat hij jongere onderzoekers niet mede daarvoor wou inschakelen maar vrij hun eigen weg liet gaan en zelf permanent beschikbaar was om ze te helpen. Van de licentiaatsverhandelingen die onder zijn inspirerende en behulpzame leiding tot stand zijn gekomen, hebben enkele betrekking op dat onderwerp en daarvoor stelde Draye gaarne zijn dokumentatie ter beschikking van de auteurs. Het zijn studiën over de woudnamen in Vlaams-Brabant (J. Algoet, 1944) en de toponymie van het Zoniënwoud (A. Dequick, 1944); over de rode-namen resp. in Oost- en West-Vlaanderen (M. Verhofstede, 1956), Antwerpen (A.M. Van den Bosch, 1956) en Vlaams-Brabant (U. Vanermen, 1960); over laar- en lo-namen in Oost- en West-Vlaanderen (P. Michiels, 1957). Overigens was zijn belangstelling veel breder georiënteerd en bleef hij bij voorkeur zijn aandacht wijden aan al de facetten van het taalgrensonderzoek, om de respektievelijk aangewende metodes of de gebruikte hulpmiddelen telkens direkt aan een kritisch oordeel te onderwerpen. Daarvan getuigen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn talrijke kronieken in de jaarlijkse toponymische bibliografieën, van 1935 tot 1965, alsmede een lange reeks bijdragen over specifieke problemen uit de betreffende disciplines. Meer bepaald geldt het de moeilijkheden en de mogelijkheden om te komen tot wetenschappelijk gefundeerde criteria eensdeels bij de studie van het ontstaan der Vlaams-Waalse taalgrens, anderdeels bij de beschrijving van het historische en het aktuele verloop van die grenslijn. In verband met de ontstaansgeschiedenis verwijzen we vooreerst naar de opstellen over de vermeende invloed van het Kolenwoud (1935, 1938) en de reële betekenis van de geografische verbreiding der Romeinse kultuurhaarden (zgn. villa's) in ons land (1938); vervolgens naar de grondige systematische onderzoekingen over de draagwijdte en de bewijskracht van in het debat betrokken themata als de landelijke kultuurvormen (1939-1940, afzonderlijk 1941) en vooral de ‘Ortsnamenausgleich’ in taalgrensgebieden, met revelerende toetsing aan de jongere evoluties in een paar Belgische gemeenten (1941-1943, afz. 1943, voorts 1971); daarbij aansluitend verschillende bijdragen over de invloed van de bevolkingsdichtheid (1947, 1960), de verhouding toponymie ~ geschiedenis (1947-1948, 1957, 1960) ~ archeologie (1948), de ouderdom der veldnamen (1953, met O. Leys) en de kronologie van de vroegmiddeleeuwse namentypes (1954). De publikaties die betrekking hebben op de beschrijving van het verloop der taalgrenslijn sinds het begin van de vorige eeuw zijn even grondig gedokumenteerd (1935, vooral 1941-1942, afz. 1942) en vestigen speciaal de aandacht op de ongelijke waarde van de beschikbare gegevens ontleend aan enquêtes en officiële taalstatistieken. Zij worden aangevuld met gefundeerde beschouwingen over het cultureel belang van de volkstellingen (1947), de stabilisatie (1951) en de pogingen tot wetenschappelijke vastlegging van de taalgrens (1954), taalrecht (1959) en taalpolitiek (1964). In hetzelfde verband verschaffen een aantal bijdragen bovendien meer algemeen oriënterende overzichten over de studie van de Frankische kolonisatie (1937, 1938, 1941, 1968), over toponymie en taalgrensonderzoek (1956, herdruk 1973), de huidige taaltoestanden (1975) en de vroegere Germaans-Romaanse taalinterferentie in ons land (1980). Die onverdroten arbeid, volkomen gescheiden van de veeleisende leeropdrachten, weerspiegelt een permanente zorg om het haast onoverzichtelijke studieobjekt, op het kruispunt van gespecialiseerde disciplines (uit geschiedenis en geografie, archeologie en taalkunde), toch angstvallig in zijn volle kompleksiteit te doorvorsen. Het is onbegonnen werk, een lijst samen te stellen van de kongressen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en symposia, of de universitaire centra, waar Draye met soortgelijke lezingen of gastkolleges is opgetreden, of besprekingen heeft gevoerd. De vele bezoeken van vakgenoten, die hij van wijd en zijd voor verstrekking van informatie en dokumentatie in het Leuvens Instituut en het Centrum mocht ontvangen, zijn evenmin bij benadering te tellen. Zij vormen mede een getuigenis van de internationale bekendheid waarin ook de emeritus - in september 1980 nog gastprofessor te Göteborg, Uppsala en Stockholm - zich mag blijven verheugen. Hij bezit inderdaad de gave om door zijn aandacht voor de mens onmiddellijk vriendschap en vertrouwen op te wekken. Dat geldt in zijn buitenlandse betrekkingen het eerst en in het bijzonder voor zijn kontakten met de Duitstalige germanisten en mediëvisten, bij wie hij zich door zijn opleiding en vakrichting werkelijk thuis voelt als in een tweede vaderland. Spoedig is die kring dan aanzienlijk uitgebreid in toenemend verkeer met vertegenwoordigers van de naamkunde uit alle Europese landen, zowat heel Amerika en de andere werelddelen, dank zij 25 jaar alom gewaardeerde organisatorische aktiviteiten en de redaktionele leiding, sinds 1968, van het tijdschrift Onoma dat H.J. van de Wijer met zijn medewerking in 1950 heeft opgericht. Als promotor van de naamkunde in eigen land heeft Draye ook buiten zijn specifiek werkterrein geregeld verslag uitgebracht over de ontwikkeling van het Vlaams toponymisch onderzoek, het eerst en uitvoerigst in de door hem uitgegeven Feestbundel H.J. van de Wijer (1944, I, blz. 61-118), waar hij met een volledige systematische beschrijving van de bereikte resultaten en met een overzichtelijke kaart van de bewerkte gebieden, ook verschillende richtingen aangeeft voor verdere opzoekingen. Deze werden nadien progressief beoordeeld en gesyntetiseerd, in opeenvolgende bijdragen, een enkele keer zelfs in het ruimere kader van ‘Vijftig jaar germanistiek te Leuven’ (1949), waarin hij de grote verdiensten van zijn leermeesters en hun voorgangers dankbaar in het volle licht plaatst. In 1970 neemt hij het initiatief om de onuitgegeven toponymische dokumentatie uit Nederlandstalig België, die sinds 1925 vooral in dissertaties en licentiaatsverhandelingen aan de vier universiteiten werd bijeengebracht, door computerbewerking beter toegankelijk te maken. Onder zijn leiding is dat projekt uitgevoerd door J. Molemans en voortgezet door A. Thiry, zodat we nu beschikken over een onschatbaar werkinstrument dat (mede in de vorm van microfiches) uitstekende diensten bewijst aan studenten en navorsers, ook buiten de universiteiten, en vanwege buitenlandse vakgenoten een ruime belangstelling geniet. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij zijn oudstudenten staat Draye bekend als een vaderlijke figuur, een sterke steun in geduldige begeleiding van verhandelingen, een organisator van studiereizen en een hulpvaardig bemiddelaar voor studiebeurzen in Duitsland. Zijn professoraat wordt voorts gekenmerkt door nuttig, maar ondankbaar, werk aan de oprichting van een handbiblioteek voor Duitse taal- en letterkunde, en door het tot stand brengen van akkoorden tussen de Leuvense universiteit en de universiteiten te Keulen, Münster en Bonn, voor wederzijdse uitwisseling van studenten en gediplomeerden uit verschillende fakulteiten. In maatschappelijk opzicht gevoelig voor onderlinge verstandhouding en vriendschap, neemt hij deel aan de leiding van het universitaire verenigingsleven, als aktief erevoorzitter van de fakulteitskring Germania en voorzitter van de (Oud)Germanistenvereniging, - tot in de woelige jaren zestig, toen volleerde praatstudenten geen lessen meer nodig hadden en zelf met een strakke oudermentaliteit voor een betere opleiding gingen zorgen. Draye had niet de behoefte om mee progressief te doen en van die jeugdige arrogantie te profiteren om zichzelf belangrijk te maken. Het griefde hem dat vernieuwingen brutaal werden afgedwongen en niet uitsluitend door bekommernis voor een degelijk verantwoorde vorming van de studenten werden ingegeven. Zoals het te voorzien was, zijn vele innovaties inderdaad op een mislukking uitgelopen. Anderzijds had een opbouwende kollegialiteit de noodzakelijke ontplooiing van de nieuwe afdelingen kunnen verzekeren zonder de deerlijke ingrepen in de werking van de bestaande instituten. Maar de pogingen en suggesties om die zinloze aftakeling te verhinderen, bleven zonder gevolg, zodat de plannen voor systematische bevordering van het onderzoek - in gelijke tred met de ontwikkeling van de naamkunde in het buitenland - grotendeels onuitvoerbaar zijn geworden. Toch tracht het Instituut voor Naamkunde, het enige in ons land, nog verder diensten te bewijzen aan de gemeenschap, zoals blijkt uit de rapporten die Draye hier jaarlijks laat verschijnen. Onder zijn veelzijdige aktiviteiten vermelden we nog dat hij, buiten het lidmaatschap van een aantal wetenschappelijke organismen, zijn mandaat in de Commissie Filologie van het N.F.W.O. (1969-1976) en als voorzitter van de Nationale Commissie voor Archeologie (tot 1977), een belangrijke taak vervult in het curatorium van de Joost van den Vondelprijs van de Stichting F.V.S. te Hamburg en zich voor de verspreiding van de Vlaamse literatuur heeft ingezet als medestichter (1948) en bestuurslid van de Boekengilde De Clauwaert. Op lokaal vlak staat Draye al evenzeer op de voorpost, door allerhande initiatieven | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zowel in de parochie als in de gemeente Herent. Zijn sociaal dienstbetoon bezorgde hem zelfs de verrassing dat men hem kwam overhalen om zich kandidaat te stellen bij de gemeenteraadsverkiezing van 12 oktober 1958. Hij werd burgemeester van Herent met een grote meerderheid van voorkeurstemmen en wijdde zijn volle ambtstermijn aan een kordate en efficiënte beleidsvoering, met de medewerking van Prof. Zeger van Hee, de onvergetelijke jurist die sprankelde van originaliteit (ook in de kunst van het koken). Ter informatie ontving de bevolking de ‘Ambtelijke Mededelingen’, een keurig tijdschrift waarvan hij voor de duur van zijn mandaat zeven afleveringen, van jaargang 1 (1959) tot 5 (1963), redigeerde. De persoonlijkheid van Draye straalt ook uit in zijn spontane gastvrijheid. De royale woonst aan de Winkselsesteenweg (als ik me niet vergis komt dat epitheton van zijn goede vriend Piet Meertens) staat konstant open voor onthaal, of zelfs verblijf, van vrienden of kollega's op bezoek te Leuven. Experto crede Roberto. In grote dankbaarheid denk ik vooral terug aan die maanden in de eerste helft van 1946 toen ik zelf daarmee na mijn legerdienst uitermate werd geholpen. Anderen vonden er onderdak in de hatelijke repressiedagen, of in latere tijd om aanvullend opzoekingswerk te verrichten, zoals de fijnzinnige geleerde Moritz Schönfeld die er enkele jaren na elkaar voor een week te gast was en dan gaarne langs vergeten veldwegen naar Leuven stapte om de - toen nog intakte - biblioteek van het Instituut te raadplegen. Er moeten met de drukke korrespondentie in de loop der jaren vele dankbetuigingen toegekomen zijn, mede bestemd voor de minzame gastvrouw, die steeds met attentie en belangstelling de genodigde verwelkomt. Even dienstvaardig als haar man, is Mevrouw Draye, tevoren ook medewerkster van Prof. Van de Wijer, zich in kalme bezorgdheid gaan wijden aan het welzijn van hun groeiend gezin en bovendien ook gaan deelnemen aan plaatselijk verenigingsleven en het onderhouden van internationale kontakten. Mogen zij in de komende jaren samen blijven genieten van hun werkzaamheid in huis en tuin, waarvoor de dagen stilaan langer worden, nu elke dag als een vrije ‘sabbat’ openbloeit. Zo noemt hij gaarne de zaterdag die tot verpozing geheel gewijd is aan de tuinbouw: de beleving van een jeugddroom in de grote verscheidenheid van wisselende teelt- en groeiprocessen die hij met zijn beweeglijke aandacht ook vakkundig weet te leiden. Intussen hopen de redaktieleden van dit tijdschrift, evenals de vertegenwoordigers in ICOS, dat H. Draye toch nog de betreffende aktivitei- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten zal willen voortzetten, die hij tot dusver op meesterlijke wijze heeft vervuld. Zij zijn hem ook daarvoor bijzonder erkentelijk en brengen hem hulde voor zijn schitterend voorbeeld in dienst van de wetenschap en van de medemens.
K. Roelandts | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groet uit Nederland.De Nederlandse redactieleden sluiten zich van harte bij bovenstaande gelukwens aan. Onze gedachten gaan daarbij in het bijzonder uit naar de grote bijdrage die Professor Draye heeft geleverd en nog levert aan het verder versterken van de hechte band van waardering en vriendschap die tussen de naamkundigen van Zuid en Noord bestaat. Daarnaast denken we in dankbaarheid aan het vele werk dat hij - ook te onzer behoeve - verzet voor ons gemeenschappelijke tijdschrift Naamkunde. Wij hopen hem en zijn sympathieke echtgenote nog dikwijls op onze Noordnederlandse bijeenkomsten te mogen begroeten.
D.P. Blok. De mens wikt... Nadat het bovenstaande gezet was is Mevrouw Lea Draye-Schroëter heel onverwachts, op 67-jarige leeftijd, bij het aanbreken van de hoogdag van Allerheiligen 1981 zachtjes ter ziele gegaan. Twee weken te voren bracht zij nog met haar man een piëteitsvol bezoek aan het graf van Professor Adolf Bach (1890-1972) in Bad-Ems, waar diens hoogbejaarde weduwe mocht blijven rekenen op hun trouwe vriendschap. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie van em. Prof. H. Draye
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|