Naamkunde. Jaargang 10
(1978)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 268]
| |
De familienaam Seyna(e)veSeyna(e)ve is een familienaam die tegenwoordig vrij gebruikelijk is in zuidelijk en centraal West-Vlaanderen, te meer nog als men er de talrijke spelling- en andere varianten bijneemt: Seynha(e)ve, Seynna(e)ve Sijn(h)a(e)ve, Syn(h)a(e)ve, Sin(n)a(e)ve en Sena(e)ve. Ofschoon het niet in mijn bedoeling ligt hier uit te weiden over de geografische spreiding van de naam, wil ik er toch even op wijzen dat de vormen met diftong in de anlaut (meestal Seynaeve gespeld) vooral talrijk blijken te zijn in de omgeving van Kortrijk, Tielt en Izegem, terwijl die met monoftong (meestal Sinnaeve) hoofdzakelijk in de omgeving van Ieper, Roeselare, Torhout en Diksmuide voorkomenGa naar voetnoot(1). Globaal genomen zijn de gediftongeerde varianten echter veruit het talrijkst en dat wordt nog meer het geval naarmate men oudere bronnen raadpleegt. Daarin treft men de naam alleen in de omgeving van Kortrijk aan: in de 17de eeuw ook al gewoonlijk Seyn(h)a(e)ve, in de 16de vooral Sei(j)n(h)ave naast ook, bijna evenveel, Tsei(j)naveGa naar voetnoot(2). Geen wonder dat de voorlopig alleroudste attestaties ook in het Kortrijkse te vinden zijn, meer bepaald in Zwevegem a. 1398 waar vijf naamdragers Tseynave en één Tseinhave opgetekend werdenGa naar voetnoot(3). Men mag dus aannemen dat de familie in die streek wortel geschoten heeft en er honkvast gebleven is, vermoedelijk zelfs tot op het einde van de 16de eeuw. Dan is er wellicht enige uitwijking geweest in westelijke richting naar gebieden die ten gevolge van de godsdienstoorlogen ontvolkt geworden waren. Daar blijken dan ook de gemonoftongeerde varianten ontstaan te zijn. Wat is nu de betekenis van die naam? Volgens DebrabandereGa naar voetnoot(3) kan gedacht worden aan een samen- | |
[pagina 269]
| |
stelling van mnl. segene, seine: ‘groot trek- of sleepnet’Ga naar voetnoot(4) + mnl. haven: ‘net’Ga naar voetnoot(5), dus een beroepsbijnaam voor een visser. De moeilijkheid hierbij is evenwel dat seine uit lat. sagenaGa naar voetnoot(6) normaal geen ts-anlaut kan vertonen en ook dat de n-auslaut van haven in alle excerpten ontbreekt. Een totaal andere door DebrabandereGa naar voetnoot(3) gesuggereerde mogelijkheid is een samenstelling van mnl. cijns, (t)seins: ‘cijns; geschenk’Ga naar voetnoot(7) + mnl. have: ‘bezit, erfdeel’Ga naar voetnoot(8), dus iets als: ‘geschonken bezit of erfdeel’. Maar men zou dan eerder excerpten als *cijnshave of *(t)seinshave verwachten en er is helemaal geen verklaring voor het ontbreken van s-auslaut in het eerste element van de samenstelling. Beide verklaringen zijn derhalve niet overtuigend. Het lijkt me daarom aannemelijker de naam als een ontlening uit het Frans te beschouwen: de ts-anlaut van de oudste attestaties moet dan, zoals in de meeste dergelijke Middelnederlandse woorden, op een Franse ch-anlaut teruggaan, terwijl de sporadische h middenin het woord gemakkelijk hypercorrect kan zijn. Me dunkt dat er dan ook geen fundamenteel bezwaar kan zijn tegen een verklaring van deze nu Vlaams klinkende naam uit ofra. *chenave, een woord dat rechtstreeks ontstaan is uit *canapus, een populair Latijnse variant van cannabis: ‘hennep’, en waarvan in het Oudfrans ook nog varianten als cheneve, chenove en chaneve opgetekend zijn, benevens Oudpicardische als kenneve, quenneve en caneveGa naar voetnoot(9). Voor de overgang van *canapus naar *chenave vergelijke men o.m. die van caballus naar cheval en voor de overgang van p naar v in de inlaut die van sapo naar savon. Dat *chenave zich in het Middelnederlands tot de gediftongeerde vorm tseinave ontwikkelt, is normaal, evenals het feit dat daar later een variant als Sinnaeve uit ontstaat (vgl. o.m. Senesael/Sinnesael). Ook vanuit semantisch oogpunt zijn er geen onoverkomelijke bezwaren tegen de hier vooropgestelde verklaring. Namen van gewassen zijn immers niet zelden familienamen geworden. Net als het Duitse | |
[pagina 270]
| |
equivalent HanfGa naar voetnoot(10) zou Seyna(e)ve dan een beroepsbijnaam kunnen zijn, nagenoeg gelijk te stellen met de Franse familienamen Chen(n)evier, ChenevardGa naar voetnoot(11) en de Duitse Hanfbauer, Hänfer, Hanfgarter en HanfmannGa naar voetnoot(10), of een spottende bijnaam naar de gestalte, zoals misschien de Duitse naam HanfstengelGa naar voetnoot(10). Ik heb niet kunnen uitmaken of er in ons taalgebied ook toenamen ontstaan zijn uit mnl. hennep, han(n)ep, blijkens de excerpten in het Middelnederlandsch Woordenboek uitsluitend Noordnederlandse vormenGa naar voetnoot(12), zoals dt. Hanf en eng. hemp al vóór de eerste klankverschuiving in het Germaans bekendGa naar voetnoot(13). Ook niet, of er namen bestaan (hebben) die teruggaan op mnl. can(n)ep, caenp, ca(e)mp, kennep(e), kemp, jongere vormen die vooral Zuidnederlands blijken te zijn (o.m. gebruikt door Yperman)Ga naar voetnoot(14) en blijkbaar rechtstreeks ontleend werden uit het middeleeuws Latijnse canabis, canapisGa naar voetnoot(15). Mag men daaruit afleiden dat de plant in de streek pas vrij laat bekend werd en dat zij in het Kortrijkse uit Frankrijk ingevoerd werd, de Franse naam incluis?
Ieper. W. Beele |
|