A. van der Hoop, Jr. en Mr. P.S. Schull, Vertellingen, in Proza en Poëzij. Dordrecht, bij J. van Houtrijve, Jr.
Wij hebben geaarzeld dit boek te beoordeelen, want wij hebben te veel achting voor het dichterlijk talent van den Heer van der hoop, wij hebben hem, bij zijne optrede in die wereld, te zeer bewonderd dan dat wij deze vertellingen in rijm als een op zich zelven staand voortbrengsel beschouwen, en er ons welverdiend ongunstig oordeel over wilden uitspreken. Ook de Heer schull liet iets beters van zich verwachten. Doch!... een fransch schrijver heeft gezegd: il ne faut pas juger voltaire sur ses comedies, boileau sur ses odes pindariques ou rousseau sur ses allegories; en wij willen het onzen dichter en schrijver niet naar hun slechtst en nietigst werk doen. Dewijl echter van der hoop eenmaal eene hooge plaats in onze letterkunde innam en nog altijd zou kunnen innemen indien hij zijne veelschrijvenszucht beteugelde, mogen wij volgens ons plan, niet van hem zwijgen.
Voor dit maal derhalve zij dit boek aangekondigd; wij zullen in een onzer volgende stukken een overzigt van al den letterkundigen arbeid des Heeren van der hoop geven, en zijne vroegere schoonheden tegen zijne tegenwoordige gebreken laten opwegen.