Wee, wee hem.
Wee, wee hem, wien het zoet verschiet - hem door
Verbeelding toegedicht, en van haar uchtendgloor,
Met zachten gloed, die 't hart verleidt, beschenen -
In 't nachtlijk zwart der Werklijkheid verdwenen,
Verzonken is, - die droevig is ontwaakt,
Voor wien de Droom, die hem gelukkig had gemaakt,
Verdween, - van wien de Zielsbegoocheling week, - de Wreede,
Die ongeroepen ons koomt zaalgen, maar met bede,
Met klacht en jammer spot, als 't hart dat ze overreedde
Haar woorden te gelooven, van haar vergt
Dat zij getrouw zal blijven. - O! zij tergt
Ons met de Erin'ring aan haar bijzijn nog, als lang reeds
De waarheid in haar plaats trad, en 't gordijn,
Dat in onwetendheid ons deed gelukkig zijn,
Is weg geschoven en het droevig bleek de wang reeds
Misverwt, dat dáár de blos des levens rooft,
Waar 't hart verraden is, door al waar 't in gelooft,
Waar 't op betrouwd heeft, - en zich brekend ziet begeven,
Door al de beelden, waar ons Liefde en Hoop en Jeugd
En 't zoet geloof aan menschendeugd,
En dweepend Zelfsbedrog meê had omringd. - Te leven
En dit te lijden is onscheidbaar. 't Is het lot
Van allen, maar het meest van zulken, die van God
Een ziel ontfingen die voor hooger zaligheden,
Voor zuivrer wareld, dan der menschen, openstaat; -
Die meer behoeven, dan deze aarde smaken laat,
Met haar, de menschheid en hun eigen ik te onvreden,
| |
O, als de wareld, die hun hart zich schiep, in een
Gestort is, - als voor hen de laatste droom verdween, -
Wanneer ze onttooverd staan, en uit hun bloeiend Eden
Door 't wreede lot verplaatst, in de aardsche woestenij,
Gedoemd een Menschdom toe en onder 't oog te treden,
Koud - liefdeloos - en ook te leur gesteld als zij,
(Schoon niet zoo schriklijk,) dat alreeds zich 't hart vereeltte,
En zich gelijk maakte aan de wareld, waar 't in leeft,
En zwoegt, - zijn staat getroost, voor 't zwakst,maar 't grootst gedeelte,
Of wreevlig twistend met het lot dat hen weêrstreeft,
En boos zich wrekend met de wapens, die het heeft; -
Is 't vreemd dat zij die koele wareld haten, -
Haar mijden - haar verachten, - zich in strijd
Met haar begeven, - of met rouw het wreed tooneel verlaten
Waar elk hen ergert - pijnigt - kwelt; - zoo niet de Tijd,
De Nooddwang, of hun Zwakte, in 't eind, hen dringen
Zich met deze aarde te verzoenen en zich aan
Te sluiten aan hun medestervelingen,
Om nog voor 't minst hun pad niet gants - alléén te gaan.
|
|