houdelijke bestraffing! -Het had nimmer eene pop en wist niet wat een rinkelbel is. - Het groeide op, zonder door een wiegeliedjen in slaap gezongen te zijn, onbekend met het geduldig koesteren, de sussende liefkozingen; nooit werd het door iets nieuws geboeid, nooit door kostbaar speelgoed, of het beterkoop en dadelijk uitgevonden vermaak, bezig gehouden; - een vreemdeling aan onzinnig gesnap, waarvoor het misschien den meesten zin heeft, aan de dartele onbescheidenheid, en tastbare jokkens, aan de eenvoudige vertelling regt op zijn' tijd begonnen, om leed en pijn te doen vergeten, en de jeugdige zucht voor het wonderbare op te wekken. Nimmer zong men het kind een' ouden deun voor, nimmer verhaalde men het een sprookjen van de kinderkamer. maar werd opgetrokken om te leven of te sterven, naar het mogt uitvallen. Het had geene jeugdige droomen, maar spoedde op eens in de ijzeren werkelijkheid van het leven. - Voor den waarlijk arme is een kind geen voorwerp van liefkozing; het is een mond te meer, die gevoed moet worden; het zijn een paar kleine handen, die, hoe eerder hoe liever, haar werk moeten doen. Het is de mededinger zijns vaders naar voedsel; tot het deszelfs medearbeider worden kan. Nimmer is zijn kroost zijne vreugde, zijne uitspanning, zijn troost, nimmer wordt hij er door verjongd, terwijl de kleinen hem zijne jeugd herinneren. De kinderen der inderdaad behoeftigen, zijn nimmer jong.
Mijn hart bloedt, wanneer ik somtijds op straat het gewone onderhoud eener arme vrouw met haar dochtertjen hoore; zulk eene vrouw behoort nog tot de betere soort van armen, hare omstandigheden zijn iets ruimer dan die der schamele wezens, welke wij straks beschouwden.