Op iedere slede wordt iemand uitgebeeld uit de geschiedenis van de Republiek. De stoet wordt afgesloten door een aantal sleden met hoogleraren en studenten erop, die allen vergezeld worden van de god of godin die bij hun faculteit hoort. Wanneer de stoet de hele stad is doorgetrokken, verlaten de allegorische figuren die op de sleden zijn uitgebeeld - waaronder de Godsdienst en de Leydsche Stedemaagd -, de stoet om weer naar hun eigen plaatsen terug te gaan. De heren studenten gaan terug naar hun sociëteit om zich daar om te kleden. De sledetocht is een enorm succes geworden; de studenten blijven tot laat in de nacht op de sociëteit om dit succes te vieren.
Minerva heeft dit alles van bovenaf gadegeslagen. Ze is bijzonder verheugd over de fraaie stoet en ze is blij dat er toch nog iets terecht is gekomen van de feesten en haar verering.
Hieronder is een aantal fragmenten uit de beschrijving van Le Francq van Berkhey overgenomen.
[10] Ik [Winter] zweer u [Pallas Minerva] bij Stijx, den Jammerpoel, bij al de Sterren, dat ik u den schoonsten Winterdag zal geven, die gij kunt begeeren. Ik zal de Straten van uw Leyden met Sneeuw bedekken, en den Rhijn met Ys bevloeren, op dat gij triumfelijk uwe luisterrijke Feesten moogt besluiten, en de Jongelingen uwe Vierdagen in vreugenrijke, en uw Veniam in statelijke en prachtige Sledevaarten, overeenkomstig met uwe Eer, eindigen mogen.’ [...]
[13] De Hoofd-Leden van het Genootschap Veniam pro Laude, in onze Moedersprake, Verschooning voor Lof, waren nu ievrig bezig om aan alle de Leden het voorstel van eene deftige en statelijke Sledevaart te doen, en men had voornaamlijk gedag t aan het Ontwerp van eenige der Leden, om die toepasselijk op de Jubelfeesten, of de Minervalia van dit nog loopend Jubeljaar te maken, te meer, wijl 'er bij de oprichting van de Hooge Schoole iets diergelijks gezien was, en 't geen op den laatst gehouden Vierdag niet had kunnen geschieden. Insgelijks had men in [14] overweeging genomen, hoe dit Genootschap