De vaderlandlievende edelmogende.
O in den Haag, dààr is 't een leven!
Mogt ik er blijven op den duur!
Wat hebben zij diné's gegeven,
De Amphytrions van 't hoog bestuur!
Hoe ook de liberalen morden,
Toch heb ik hun mijn woord verpand,
(Wat ben ik dik en vet geworden!)
Tot heil van 't dierbaar Vaderland!
't Zijn onruststokers, onverlaten,
Die tegen ons, met pers en mond,
Van grondwet, orde en vrijheid praten;
Die schreeuwen: ‘Neêrland gaat te grond!’
Neen, Neêrlands grootheid zal niet zinken,
Nu ik mijn woord heb hun verpand,
(Zie op mijn borst dit eerkruis blinken!)
Tot heil van 't dierbaar Vaderland!
Ja vrouw! je moogt er trotsch op wezen,
Uw man is nu een man van staat;
Je kunt het in de kranten lezen,
Hoe hij het land regeren laat.
En of het goed, dan of het naar is,
Toch immer blijft zijn woord verpand,
(Met Mei wordt onze Piet Notaris!)
Tot heil van 't dierbaar Vaderland!
Hoe voel 'k mijn binnenste veredeld!
Voor elke glorie word ik rijp;
Mijn stem wordt zelfs mij afgebedeld
In zaken die ik niet begrijp;
Ik laat dan maar violen zorgen,
Getrouw aan 't woord door mij verpand,
(Al onze neven zijn geborgen!)
Tot heil van 't dierbaar Vaderland!
Men kent mijn invloed en vermogen;
Wien 'k even slechts de hand toereik,
Die staat eerbiedig opgetogen,
En 't volk beschouwt mij als een eik.
'k Was maar een lage, dorre heester,
Vóór ik mijn woord had hun verpand,
(Met nieuwjaar word ik Burgemeester!)
Tot heil van 't dierbaar Vaderland!
Vrouw, wil je een goed vriend eens pleizieren,
Zeg wien en laat mij dan begaan!
Bij hen, wier borst grootkruisen sieren,
Krijg 'k alles wat ik wil gedaan.
Ze vleijen, vieren me als een godje,
Sints ik mijn woord heb hun verpand,
('k Heb al drie vreijers voor ons Lotje!)
Tot heil van 't dierbaar Vaderland.
Ja zelfs hoogadelijke heeren,
Baronnen, graven zijn zoo goed,
Mij soms het eerst te saluëren,
Eene eer, die mij schier bersten doet.
Wat ze allen naar mijn vriendschap haken!
Dank zij het woord door mij verpand,
(Men zal mij zelfs nog Jonkheer maken!)
Tot heil van 't dierbaar Vaderland!
Als ik dat alles moest verliezen!....
De zwijmel-tuimelgeest der eeuw
Roept luid: ‘Men moet geen schapen kiezen
Voor wat de moed eischt van een leeuw!’
Och, leeuwen weten slechts te brullen;
t Schaap likt gedwee des herders hand,
('k Hoop, dat ze mij herkiezen zullen!)
Tot heil van 't dierbaar Vaderland!
|
|