wenden, nergens zal men stof vinden, ten opzigte van de verdeeling en den aanleg van de plaats, waarvan questie is, het geringste aantemerken en te bedillen, ten zij men welligt aan den aanlegger het niet ongegronde verwijt wil toevoegen dat hij het langs de Maas gelegen gedeelte niet genoegzaam met dat, langs den oever der Jeker gevormd, heeft doen ineensmelten en de lijn van afscheiding tusschen beiden te scherp getrokken is, waaraan, in verband met de aldaar heerschende kilte, hoofdzakelijk moet worden toegeschreven dat het laatstgenoemde plekje, hoezeer niet onaardig, indien men het op de keper beschouwt, doorgaans geene bezoekers vindt.
Maar, wie vergeet daarentegen, bij eene beschrijving van onze stadswandeling, de schoone, digt bij de Maas op rasterwerk gevestigde groene flesch, waar ieder zich in spiegelt, de in het centrum geplaatste zonnewijzer, waar kinderen op staan te gluren, de niet verre van het middelpunt geplante Bolacacia's, ten getale van zeven-en-twintig, uit hoofde hunner pruiken, misschien niet onaardig met den bijnaam van conseil de régence bestempeld, en eindelijk, om meer bepaald van het zoo evengenoemde stilstaande water te spreken, de heerlijke, nooit volprezen en veel geruchts gemaakt hebbende grenouillère, het gewrocht van het genie eens Raadslids, op zijne eigene kosten gemaakt en gegraven??? Inderdaad, zij hebben ongelijk, Waardig Raadslid, de lasteraars, die uwen kikvorschen vijver, zoo als zij het noemen, beschimpen; want, om eens regt koninklijk te spreken, ‘Je la trouve charmante votre grenouillère’, zoo wel als het daarin gevormde eilandje met deszelfs prachtige tombe en, indien ik iets te zeggen had of ooit iets te zeggen zal krijgen, dan zou ik, of dan zal ik na uwen dood, uwe assche, ad sempiternam memoriam, in die tombe of in de daarop geplaatste urne laten opnemen en op uw graf laten zetten:
Pour tout fruit de son zèle on l'a vu rebuté
En ces lieux, opprimé par la noire cabale,
Par des méchants il fut honni, persécuté,
Et même après sa mort, leur fureur mal éteinte
N'aurait jamais laissé ses cendres en repos,
Si d'autres citoyens, dans cette simple enceinte,
A ces loups dévorants n'avaient caché ses os.
Behoef ik verder van de wel ingerigte tent van Zeguers, die zich aan het uiteinde van het park bevindt, te gewagen, dat fraaije geimproviseerde koffijhuis, waar ieder, tegen geld en goede woorden, de meest hartverkwikkende ververschingen kan bekomen, - van zijne volière, waarin het sierlijkste gevogelte is opgesloten, - van zijne Poule-pintaden, die zoo tam zijn dat zij den wandelaar het kruim uit de handen komen pikken? Zeer zeker neen; want ieder een kent die, looft die, prijst die, bewondert die, even als de bals, die nabij de tent gegeven worden, de verlichtingen, welke nu en dan in het park plaats hebben, de muzijkavonden, (of liever het valsch trompet geschal) welke zich wekelijks aldaar herhalen en eindelijk (dat het niet vergete worde!) de dames, die uit zuivere enthusiasmus in vorstelijke armen in zwijm vallen!
Ik wil mij ten slotte met het personeel ophouden, hetwelk des morgens, des middags, des avonds den Engelschen Hoof met zijne tegenwoordigheid pleegt te vereeren. Zoo als op alle publieke plaatsen, vindt men ook hier menschen van alle rangen, van alle condities, van alle standen. Gelijk iedere vereeniging van dien aard, heeft het park zijne habitués, zijne vaste liefhebbers. Wanneer het licht aan den dageraad komt, ziet gij er personen, die voornemens zijn met de stoomboot te vertrekken of bij Zeguers te gaan ontbijten of ook, enkel en alléén, om proefondervinderlijk waar te nemen of het eene waarheid is: ‘dat de morgenstond heeft goud in den mond.’ Een weinig later vindt gij er lezende of studeerende lieden, die op de eene of andere harde sopha in diep gepeins liggen verzonken. Het is meer bijzonder des avonds dat al, wat beau monde is, naar de wandeling stroomt; het mannelijk geslacht: om, na verrigten arbeid, een dulce otium te genieten; de vrouwelijke sexe: om er een luchtje te scheppen, of door luxe van toiletten elkander de loef af te steken. Beide komen ook wel met het doel, om de prachtige, ruime, uitmuntende à vapeur van Momus Bonhomme te zien arriveeren; eenige uitsluitend om den snellen aantogt van het afterwaarts drijvend vaartuig en de schoone uitvinding der stoomwerktuigen te bewonderen, hetgeen u, in gedachte, voor een oogenblik, in Bommel of Gorkum verplaatst; andere, met het voornemen om hunne aanverwanten, vrienden, kennissen, die van de reis terugkeeren, eenen welkomsgroet toetebrengen, hetwelk even zoo doeltreffend is als het eerste aan ieder onpartijdig lezer flaauw en eentoonig zal voorkomen.
Ten allen tijde, op alle uren van den den dag, treft gij in het park menschen aan, die u zullen groeten, andere die veel te veel (telkens wanneer zij u tegen komen) groeten, ook sommigen, die in het geheel niet groeten, even als of zij tot de niet meer hoed afnemings vereeniging behoorden, welke onlang in Duitschland is opgerigt.
Wat het vrouwelijk geslacht aangaat, het is, zoo als overal (gaat de openbare strafoefeningen maar na en gij zult het met mij eens zijn) ook hier de menigvuldigste en niet zelden ziet gij er de bekoorlijkste, liefste meisjes der wereld, hetgeen u, indien gij niet beter wist, een oogenblik zoude doen geloven dat men juist daarom buiten de Onze lieve Vrouwe poort en niet buiten eene andere, het meergenoemde terrein tot wandeling heeft voor beschikt en in order gebragt.
Dagelijks in de week wordt het park met genoegen bezocht, doch, indien ik u eenen raad verschuldigd ben, gij liefhebbers van de wandeling, gaat dan nimmer des zondags om niet door jeugdig Maastrichterkroost en dienstmaagden omvergeloopen te worden; mijdt ook zoo veel mogelijk den maandag avond, indien gij het gejoel van feestvierende en uit St.-Pieter terugkeerende werklieden, die ‘maandag gehouden hebben,’ wilt ontwijken of u zelven den walm van slechten tabak en de niet aangename bier en jeneverdampen van eenige dronkaards wilt besparen!
Door geene andere redelijke dieren dan diegene, welke ik reeds heb opgenoemd, mag het park betreden worden, tenzij gij daaronder nog wilt rangschikken den in uniform gekleeden opzigter der plaats, welke daargesteld is om te waken dat de perken niet door heiligscheudende voeten betrapt en het gewas door de handen van baldadigers geschonden worden. Met uitzondering van het vogelgedierte van Zeguers, wordt aan al wat onredelijk schepsel is, althans onvoorwaardelijk, de toegang tot de wandeling verboden. Indien gij u daarvan wilt overtuigen, geeft u dan slechts de moeite naar den ingang van het park te