Physiologie van Maastricht.
Societeiten en Koffijhuizen.
I.
Het gebouw hetwelk zich verheft langs het Vrijthof, schuins over het van ouds genaamde Staten Huis, welk laatste echter al langen tijd geen Staten Huis meer is, maar..................................; dat gebouw is de Societeit, welke den naam draagt van Groote Societeit. Is het omdat het aantal leden groot is, of het locaal bijzonder ruim; of wel om dat er benkelick veel groote lui komen, dat die Societeit zich de Groote noemt? Dit weten wij niet, en zullen ons dienaangaande ook niet in gissingen verdiepen.
Het uiterlijke van het gebouw heeft niets opmerkenswaardigs. Een glazen deur vervangende die welke zich vroeger in den voorgevel van het huis bevond (iets dat onzes inziens beter en regelmatiger stond), en thans ter zijde van hetzelve is aangebragt, voert u naar het Sanctuarium.
Vóór die glaze deur is een klein voorportaaltje, hetwelk vooral bij regenachtig weder ten verblijve verstrekt aan een aantal meestal zeer slecht geteekende bastaard Engelsche hondjes, die daar op hunnen meesters liggen te wachten, en merkelijk veel schoppen ontvangen, omdat zij, (de honden), telkens pogingen aanwenden tot insluiperij in het Sanctuarium, waar het die dieren niet is geoorloofd om binnen te gaan, voorgevende (ik vraag u wat brutaliteit) dat er wel ezeltjes worden ontvangen. Foei! foei!
Het gebouw prijkt overigens rondsom met groote ruiten. De in hetzelve geplaatste kastelein is en blijft een Dondersche kastelein, aan wien eenen Griffier is toegevoegd, die getrouw proces-verbaal houdt van het aantal borreltjes, die er dagelijks gedronken worden. Op de bovenkamers................., en des zomers zitten de leden in een soort van wafelkraam, buiten het locaal in de open lucht aangebragt, pijpen te rooken, couranten te lezen, te raisonneeren en te deraisonneeren, soms te slapen, op het Vrijthof te kijken, en over de soirées in de monde par excellence alias beau monde te spreken. Daar laten zij zich coram populo, met niet weinig trots door knechten in liverei....... het vuur aanbrengen; terwijl bij gelegenheid der verjaardagen van........................... (zoo als zeker dichter zingt: een der stammen of twijgen onzer kostbare oranjerie), eené niet kinderachtige vlag wappert van de tinne des gebouws.
Wat nu aangaat het inwendige van hetzelve... Ja! lieve lezers, hiervan kunnen wij u niets zeggen. Even als het Moses niet mogt gebeuren, het beloofde vette land van Chanaän integaan, terwijl hij niet had willen gelooven, dat hij, door met zijn badine op eene rots te slaan, water uit dezelve kon doen springen (had te dier tijd de Momezij bestaan, dan ware zijnen twijfel verdwenen: dààr springen wel fonteinen van bier, wijn en Eau-de-Cologne, c'est une autre paire de manches); evenmin, lezer, zoude het mij ooit geoorloofd zijn, het heilige der heiligen, binnen te treden, en daar te fraterniseeren met oneindig veel groote Me Heeren, zoo als daar zijn: Generalen en Kolonellen, Groot-majoors, Baronnen, oude en nieuw gebakken Jonkheeren, benckelick veel.................... alias Leeuwenridders, en benckelick veelen die het gaarne zoude zijn; - aristocraten die nog geen Jonkheeren zijn, maar het bij de gratie Gods éénmaal hopen te worden; - eminente personadjen, die altijd fransch spreken, hetgeen hun echter niet belet iedere maand of ieder trimester hunne hollandsche traktementen te gaan halen; - ridders van kroonen van eiken, ook in het verschiet; - leden der Staten en van de Regterlijke magt; - valide of invalide gepensionneerden of in werkelijken dienst werkzame ambtenaren van het rijk, de provincie (alias het hertogdom) en het stedelijk bestuur. Groote mannen, die boos op Momus zijn, omdat aan hun de