groter vermaak geschieden, dan dat die lieden in onze algemeene vreugde deelden.
Wy wierden dan door den band des Huwelyks verbonden, waar by de vreugde, de vergenoeging, en de reine wellust, als minryke gezellinnen van eenen gelukkigen Echt, zich lieten vinden; doch nadien alles zyn tyd heeft, namen ook onze Bruiloftsvermaken een einde, als wanneer de Heer Landryk met zyn Gemalin vertrok.
Nu had ik een Gemalin verkregen wier deugd, zachten aard, schoonheid, zinnelyke huishouding, en duizend andere goede hoedanigheden, zo veele prikkelen waren, om het vuur der liefde meer en meer in myne borst te doen ontbranden.
Dus zie ik my eindelyk, na zo veele wisselvallige sukkelingen, ontheven van een bekommert en rampspoedig leven en in de armen van het schoonste Vrouwenbeeld, dat ooit de Natuur als een Proefstuk van haar onbepaalt vermogen voortgebragt heeft.
Nu kan ik eerst beseffen het groot onderscheid tusschen een onbezonne en een zuivere liefdedrift. Met wat zorge, moeite, en minnenyd heeft een hart, 't geen in slaafsche banden kwynt, niet te kampen. Een geduurige vreeze, van zyne Minnares te mishagen, doet hem een Afgod van haar maken. Hy zucht op de