De mey-blom of de zomer-spruyt
(ca. 1734)–Anoniem Mey-blom of de zomer-spruyt, De– AuteursrechtvrijOp een aengename Voys.
JAger wat ik u sou vragen,
Hoe Jaagt gy so vroeg in ’t velt?
Schoon Godin dat ik mogt Jagen,
’t Is de Liefde die my kweld,
Jager gy kunt my behagen,
Als gy op u Fluytje speeld.
Ik heb een Fluytje tot uw poeseltje,
Dat speeld niet als minnelust,
Ag mijn soete lieve kroeseltje,
Maakt dat gy mijn vlamme blust,
Komt mijn alderliefste Poeteltje,
Datje my daar op eens kust.
Schiet dan vry in dees Bosschagie,
Op dat gy het wild geniet,
In de liefde is Potragie,
Het komt aan mijn hertje ziet,
Za za za toon nu kouragie,
Als gy u Pistool al schiet.
Komt en ziet hoe mijn Rapiertje,
Is ontsteken in zyn vreugd,
Dat is voor u poesel diertje,
Het steekt in de schee vol vreugt,
| |
[pagina 55]
| |
Daer blust het zijn minne viertje,
Weest dan vrolijk en verheugt.
Jager gy hebt wel geschooten,
In dat bos met goed fatzoen:
Maer het heeft my niet verdrooten,
Gy kont het nog wel reys doen,
Og het komt al aen mijn hertje,
Doen wy lagen in ’t groen.
Og mijn trooster sonder tanden,
Ik en zwigt voor niemant niet,
Ik omhels u met mijn handen,
En ekstimeer u met eerbied,
Als gy doet u offerhanden,
Soo raekt gy in geen verdriet.
In de liefde is kontagie,
Het komt aen mijn hertje ziet,
Als gy weer gaat na Bosschagie,
Soo vergeet u aenkomst niet,
Za za za toond nu Couragi,
Als gy weer in ’t Bosje schiet.
|
|