De mey-blom of de zomer-spruyt
(ca. 1734)–Anoniem Mey-blom of de zomer-spruyt, De– AuteursrechtvrijStem: Geeft een Aalmoes voor een Blinde.
EEnsaem woud, en dorre Elzen,
Stomme Bomen, drooge Beek,
Moet ik u helaes! omhelsen,
Voor die, daar myn oog op keek;
moet ik u gezelschap houwen,
| |
[pagina 27]
| |
En op u mijn hoope bouwen?
In dit woud, by ’t wild gediert’,
Dat ik gestadig: Dat ik gestadig
Zie, hoe dat het om my zwiert.
Moet ik voor dien ‘k eerst beminden,
En die my geen weermin bood,
U hier houwen voor mijn vrienden,
In mijn allergrootste nood?
Zoo wil my als u dan agten,
Wijl ik stort aen u myn klagten,
Schoon gy geen gehoor en geeft,
Nochtans zien ik: Nochtans zien ik
Dat het leven in u leeft.
Lelia achter een Boom.
Wat voor een hoor ik hier klagen?
Zouw ’t wel myn Leander zijn,
Die hier in het naarst der dagen,
Treuren gaat in ’t Bosch alleyn?
‘k Hoor hy zwijgt, ik wil ook zwijgen,
En mijn Ooren vorder nijgen,
Of hy nog iets zeggen zal,
Tot de Bomen Tot de Bomen,
Die hier staan in ’t dorre dal.
Lean. Waar dat ik my keer of wenden,
Waar mijn oog maar henen ziet,
‘k Zie niet als veel droef ellenden,
Ja veel hartseer en verdriet,
Nu mijn Lelia, die schoone,
My op ’t felste heeft gaan hoone;
Ach! mijn Lief, waar bent gy heen?
Treur, ô Bomen! Treur, ô Bomen!
Met my, die hier staan alleen.
Lelia achter een Boom.
Ik hoor daar Leander spreken,
Wijl hy roept om Lelia;
| |
[pagina 28]
| |
Heeft de Min hem ’t hart doorsteken,
Om my? het schijnt zeker Ia:
Ik wil ook een weynig veynsen,
En hem laten in zijn peynsen,
Of hy my met ziel en zin
Gaat beminne: Gaat beminne,
Doet hy dat, ‘k blyf zijn Vriendin.
Lean. Schoonste die my hield gevangen,
In uw Liefdens-Strik, waar aan,
Ik uyt teed’re Min bleef hangen,
Moet ik nu van rouw vergaan?
‘k Roep den Hemel tot getuygen,
Hoe ‘k my voor u neer ging buygen,
Uyt een teed’re Liefdens-Min:
Help my Goden! Help my Goden!
Wijl ik sterf voor dees Vrindin.
Lelia. Leef Leander, trouwe Minnaer,
Leef mijn ligte levens-ligt,
Gy alleen bent mijn verwinnaar,
‘k Leef voor u, voor deze pligt;
‘k Ben uw Lelia, Leander,
Wijl gy als een Alexander
U gequeeten hebt, voor my:
Kom mijn Harder,
Komt mijn Harder,
Treed uyt liefde aan myn zy.
Lean. Bent gy ‘t, Lelia mijn schoone?
Of bent gy een Nagt-Gespook?
Lelia.
Neen, ik ben ‘t; mijn smaad en hoone
Is vervlogen als een Rook:
Kom Leander, kom mijn leven
‘k Wil my met u gaan begeven,
In het Echt-Verbond en Trouw;
Ik wil wezen: Ik wil wezen
Nu Leanders waarde Vrouw.
| |
[pagina 29]
| |
Lean. Waarde Lief en Engelinne,
‘k Hoor gy bent mijn Ziel-voogdes,
Lelia, mijn Veld-Godinne,
En mijn trouwe Harderes;
‘k wil hier voor de Godtheyd prijsen,
Voor die groote Eer-bewijsen,
Dien ik van u hier geniet:
Kom mijn schoone: kom mijn schoone
Ik zal doen wat gy gebiet.
|
|