De mey-blom of de zomer-spruyt
(ca. 1734)–Anoniem Mey-blom of de zomer-spruyt, De– Auteursrechtvrij
[pagina 6]
| |
Voys: Als ik aanzie de heldre stralen.
EEn boer buyten dees stat woonagtig:
Van geld en goed seer rijk en magtig:
En die veel Knechts en Maagde had:
Veel Koeye, Schape na behoren:
Den Boer die quam zijn Meyd bekoren:
En sliep by haar dit wel bevat.
Tot dat zy zwaar was van ’t Kinde,
Den Boer die sprak: mijn wel beminde:
‘k Zal ’t wel verbloemen, zwijgt maer stil
Hy is een Doctor aan gaen spreken
Dien hy vertelden zijn gebreken
Gy weet wel wat ik seggen wil.
Hy sprak: mijn heer wilt my raad geven:
Mijn Vrouw is boos zy zal haar leve,
My niet vergeven dese fout:
Den Doctor sprak wilt dog niet schromen;
Ik zal u daer van af doen komen:
Indien gy maar mijn les onthoud.
Doet of gy ziek te bed gaet leggen,
En stiert uw Vrouw dan op dat zeggen
| |
[pagina 7]
| |
Tot my, ik zal dat maken wel:
De Boer quam thuys puur of hy dood was
hy zey als dat zijn ziekte groot was
Gaat na de Doctoor alzo snel.
Zy heeft haer mans water genomen:
En is by den Doctoor gekomen:
Die hem daar over hield ontset,
hy sprak: uw Man zal hier van sterven:
En een bedroefde dood verwerven:
Indien dat het nooyt werd belet.
Want ziet uw Man zal moete baren:
Een Kind met zulk een groot bezwaren
Dat hy zal sterven met verdriet:
Zy sprak wilt my daer raed toe geven:
Al kosten het by na mijn leven,
Of al mijn goed, dat scheelt my niet.
Hy sprak: ik zal het u wel seggen.
Gy moet een reyne Maget leggen
By hem: dan zal die Maegd gewis
die vrugt van hem voort by haer houwe
En ik zal u een drankje brouwe
Dat maekt hem weer gesond en fris.
De Vrouw sprak: wie sou wille wezen
die mijn Man daer van sou genesen?
Hy sprak: het meysje van uw huys:
Zal door veel geld en goede reden:
Daer mee wel seker zijn te vreden,
dan blijft de saek nog heel confuys.
De Vrouw die heeft de meyd gaan vragen:
Die daer gansch over scheen verslagen,
Zy sprak: dan zou ik zijn een hoer:
Zy sprak: daer zijn vijf hondert Kroonen:
wilt dog mijn man die gunst betonen
En maakt daar over geen rumoer;
De meyd die liet haer doen geseggen:
En is daar by den boer gaen leggen:
| |
[pagina 8]
| |
Sy blusten weer haar Minne brand;
Maar als hy had haar geld gekregen,
Toen ging zy stilletjes haar wegen:
Den boer die was bevryd van schand.
Oorlof gy boertjes wilt onthouwen!
Die hebbe sulke boose Vrouwe,
En die eens graag uyt snoeye gaen:
Doet als dees boer met uwe Wyve,
Dan zal uw zaak verhole blyven:
Of gy had eerlijk bestaen.
|
|