Merlyn. Jaargang 3
(1965)– [tijdschrift] Merlyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 457]
| |
H.C. ten Berge-88.3ovoor e. shackleton en e.t. tolstikov | |
[pagina 458]
| |
Endurance
Gekraakt tussen velden van wit
Rijst zijn beijzeld tuigwerk,
Beklimt de met koude gevoede guerrilla
Getikte gezellen, het glazen kompas.
Als kathaarse in vertraagde zelfmoord
Splijt de spiegel en paart menhirs van het ijsmassief.
Klusters van hagel doorzeven het dek
Uit de stuurkluis steekt een dubbelloops
| |
[pagina 459]
| |
Luchtverkeer
Slagschaduw breidt zich als schemer uit
Achter de sentinel. de herkules
Haast zich over ketens naar de basestros,
Op vleugels trekken cirrusvegen samen; late vlucht
Staat polsdik rijp op landingsstrips te wachten
Ruimte verdicht zich in duister;
Bij leeuw en slangendrager schurkt nu spika
Het bekken als miss universe
| |
[pagina 460]
| |
Logboek/-88.3o
‘Hoe ik mij voorstel dit wettig bewind
Te bestoken. in kabines leest een stem
De 3 regels van discipline en de 8 aanbevelingen
Voor konvooien kruipt de sneeuwkat naar vostok.
Kloven, talrijk als mijnen omgeven het veld
Detektorschalen tasten elektronies naar de val
Terwijl rondom een snel spion
Langs de verchroomde kimmen scheert’
| |
[pagina 461]
| |
Boring
Ik jas punkties in de witte lijkwade
Van het plateau; monsters worden klemgezet
In de cilindernaald. korrelgraniet waarvan dichtheid
Een koude verraadt die na siluur godweet
Welk glaciaal binnen dit uur wordt bepaald.
Bladfossiel: dat maar tijd uitvreet waarin ik
met limieten kwansel / dan uit wrok
Zijn nervatuur verniel
| |
[pagina 462]
| |
Antenne
In celtucht en schaduwloos golfdak
Ankert dit oor
Als inktspat verpakt in de zeer witte
Film van woestijn.
Kode is kiemwit
Van taal
Zij geeft berichten door op de geclaimde uren. tijd kneedt
Haat en schuurt kontakten kaal onder zijn kap
| |
[pagina 463]
| |
Antarktiese konvergentie
Wereld zonder geur van brood en asresten,
Of rotting. waar algen en mossen kustrots
Krampachtig bevolken, de mens zijn vlees betwijfelt
In het nors archief van de planeet
Breedtegraad waar het gordijn van rabiës de zeeën
Raakt, de ruige kanker van kou het schip omcirkelt
Als rebel die in perfekte hinderlagen glimlacht
En dan aan zijn mauser morrelt
| |
[pagina 464]
| |
Niemand
Ik lig in gordels van afwezigheid; mijn schoenen
Knellen bij de randen waar een veld van stalen
Punten op de zwarte winterkust wordt neergezet.
Ik laat geen indruk na en observeer het gletsjerdak
Dat staat te kalven in koel vruchtwater
De wind drijft soms een witte spin naar mijn gezicht
Dit zeggend, verdween hij in de schaduwen van de pijn-
Boom in akasaka, en de nacht viel
| |
[pagina 465]
| |
Nachtkijker
Blind als mollen klimt men uit de luiken
Na maanden van halfslaap en haat
Waarin de komiek een azijnpisser wordt.
Geen vrouw passeert nog ijsterras dan wel reaktorreservaten
Waar geleerden zich naakt in karate bekwamen, een windvlaag
Rode sneeuw opjaagt. ik zet het masker af;
Een lichtteater veegt de nacht achter zijn kraterranden
Langzaam wordt de hemisfeer aan infiltranten prijsgegeven
| |
[pagina 466]
| |
Morbus aedificandi
Pinguïns hinken tussen plastics en de peperdure lokroep
Van gepleisterde begums; de biscoe-bank (ltd.)
Opent loketten, denkt en drilt een blizzard van
Biljetten in de ijzeren tucht van een kluis. evenzo
Bouwt koortsig de haasvlugge hilton zijn 7 hotels
(Geurige kooien, mc murdo S. w.centr.heat.by
Nucl.pow.) en legt tijdig magnetiese keutels
Van kapitaal in geprefabriceerde verblijven
| |
[pagina 467]
| |
Ad Zuiderent | |
Zuidhollands Ochtendblad
‘Die een plotselinge dood is gestorven,
hebt gij hem gezien?’ - ‘Ja, ik zag:
Op een rustbed ligt hij
en zuiver water mag hij drinken.’
Gilgamesj epos, 12e zang.
Proloog
Vol vuur sloeg de bliksem zeven eilanden op hol
regen zoutte bij vlagen het koren in
en getroffen rolden koeien ongezouten op hun rug
zonnig vlam vattend met radeloos ochtendhumeurige uiers
maar reeds braakte de oude maas over dijken
en dreef wanordelijk tussen overgekookte moedermelk
gevolgd door hollands diep en dordtse kil.
kou beving het platteland
maar de brand woedde voort van ouddorp tot nieuwerkerk
waar dominees een nachtlang hun toga's in vlammen preekten
tot de gemeenten verkilden van slaap.
| |
[pagina 468]
| |
I
De nachtboog was veel te strak gespannen
en barstte uiteen in licht en duisternis.
wat er gebeurde was nog niet helder
maar heel het volkerak verzette zich
oude en nieuwe tonge schreeuwden langs de provinciale weg
moord en brand
en reeds in kleine schalen werd
hier en daar
bluswater uitgegoten.
polders met platte daken kregen een golfplaten watervloed
in velden noch wegen
was meer een goederede te bekennen:
schepen sloegen los en dorpen
verschrompelden onder het verdrinken
van hun verdriet.
| |
[pagina 469]
| |
II
Tussen brandende rozen stond rechtop een zwaard
een vogelreservaat en een dorp aan weerszijden uitstervend
van brandenburg tot oude schild.
angstvallig daalde de zee
tot paradijselijk eb waar wolken het water verlieten
en blustanks vervoerden met verdrinkingsdood
door de lucht,
rode paarden voorop,
strijdkreten uitgooiend op het dorp
dat zich hevig verzette tegen het vierendelen.
traag werden boerderijen geslacht
tot lang uitgetrokken boerenmetworst
en rekten zwanen hun zang.
| |
[pagina 470]
| |
III
Sterrekundigen beschreven gloeiende platen
en heiligen die er niet om logen
vielen met fakkelkinnen uit de lucht
in de enige wijnpersbak.
zij richtten nachtschade aan in het liesbos
van de maagd op dat eiland.
met biesbossen werden profeten afgeranseld
en door de modder gesleurd.
waar bittere blaren in een leeggestroomde vaargeul
hun sprakeloze maag verziekten als jong groen.
de verdorde heilige woorden
werden achter een spoorlijn geplant
en bleven lange tijd vochtig van brandende rouw.
| |
[pagina 471]
| |
IV
In slikken en gorzen vochten zon en maan te paard
om een miskramende vrouw.
zij lasterden zo ridderlijk mogelijk
misoogst van tuinbouw en veeteelt
en staken de buitenste stadswijken in brand.
met zwaard en honger
kregen zij de eilandbewoners op knieën en ellebogen,
zaaiden zij mekka en kwatta
en dorstig verlieten zelfs zwijnen hun rijshouten isolement,
schoolden bleekgeblakerd bij ridderkerk samen,
sprongen tegen de muren en lieten een beeldenstorm waaien.
| |
[pagina 472]
| |
V
Maar nog onvoorzichtiger werd het vlas platgetrapt
in mijnsheerenland
waar de vromen vossen met brandende gezwellen
de polders instuurden.
een urenlang venijn zat in hun staart
terwijl blauwe sprinkhanen
versprongen met achterpoten in lichterlaaie.
zij sportten wraak in de verlaten polders
waar verdwaalde scheepsklokken een beierland aanhieven
om water en brood
totdat bruine korsten op hun tong kauwden van pijn
en een luchtledige long koortsachtig zwol
om heinenoord in een hellegatsplaat te dompelen.
| |
[pagina 473]
| |
VI
De aarde kromp
tot vuurland op voorne en heenvliet bij bloemfontein lag.
de hemel rolde als een boekrol op
en werd bijgezet in het archief der lage landen
die in een laatste zeeziekte daagse kleren aantrokken
knipogend met zanderige oogleden
naar elk uitgebrand korenveld.
ossestaarten sloegen tegen de maat in
raffinaderijen in de soep
en schitterden door sterrelicht
dat in klonten op aarde viel
maar de zon kreeg een pruik van koele brandwonden
hevig verschrikt door haar genadeloze kaalheid.
| |
[pagina 474]
| |
VII
Onmetelijk lag een zwaar ademend geluid tenslotte
in de zalf van het haringvliet te wentelen.
langzaam blind werden de eilanden links en rechts in de mist
en een delta ministers vloog over voor de dreigende winter
gekleed in borstrok en wanhoop.
dijkgraven zwommen hun graf in elkaar.
en heel de geschiedenis verdween in het koelhuis
waar de eilanden geborgen waren,
brandend als nooit tevoren,
dorstig ontwakend achter de kust van zuid-holland.
| |
[pagina 475]
| |
Rein Bloem | |
Frankenstein
Trawanten breken dodemanskisten open,
kwaad karwei in deze visuele nacht,
verkopen mij hun ongezouten vondsten
dat ik ze keur en monster tot het bot.
Begraaf mij in die stoffelijke resten
waar ik geen been in zie maar mijn creatie;
bovendien is daar de bliksem, de goddelijke
vonk die in de volksmond wonderen doet.
Zie mijn leenman, mijn barok factotum
ontsproten aan een schrikbarend brein,
mijn statische verteller die niet schokt
maar onbetaalbaar is in schijnbewegingen.
Laat hem oostwaarts gaan; de cirkelzeis,
mijn licht dat hem ontvalt, scheert weg;
de sporen slijten in de kweldersgronden -
de maker blijft in zijn behouden huis.
|
|