Merlyn. Jaargang 3
(1965)– [tijdschrift] Merlyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
Triest onderschriftLaatst kreeg ik een folder in de bus waarin stond dat de verkoopleider van het Parool zich het hoofd gebroken had om een adjektief te vinden dat dit dagblad het best karakteriseerde. Uit de open wonde was het woord ‘artistiek’ gerold, meer als blijk van oorspronkelijkheid dan van waarheidslievendheid, zou ik zeggen. Hoewel, welke krant begint op pagina drie al met kunst? Tenslotte is daar Kronkel aan het woord, en dat is kunst. Soms ook gaat het óver kunst, en dan is het meer S. Carmiggelt die aan het woord is. Zoals men weet heeft S. Carmiggelt zich voor de bakfiets met rotaprenten van Aat Veldhoen laten spannen, en daar is niets tegen. Om misverstanden te vermijden: dat rotaprentenplan lijkt me een mooi initiatief dat een eerlijke kans verdient. Ik hoop ook dat de prenten van de buitenmuren naar de binnenmuren zullen verhuizen en dat de justitie zich een beetje kalm houdt bij het beschermen van de prikkelbaarheid van onze tere jeugd. Carmiggelt publiceert nu op 12 oktober een brief die hij Lucebert heeft geschreven. Hij meldt daarin dat hij iemand (een ‘kunstmakker’) gesproken heeft die tegen het rotaprentenplan is, ‘en ik kreeg de indruk dat jij er ook geen waardering voor hebt.’ Langs telepatische weg waarschijnlijk, want waarop deze indruk gebaseerd is, wordt verder niet onthuld. Hoe dan ook, hij eist van Lucebert een verklaring waarom deze er tegen is. Waarom deze vraag juist aan het adres van Lucebert? ‘Omdat je in ons land een begrip bent.’ Ik zou zeggen, deze omstandigheid pleit op zich zelf al tegen het stellen van vragen, maar bovendien begrijp ik niet hoe een man die zelf gedurig door zotten met de meest dwaze verzoeken en proposities wordt geteisterd het in zijn hoofd haalt de privacy van een ‘kunstmakker’ te doorbreken. Aansluitend houdt de briefschrijver een uiteenzetting dat wie zijn werk voor zeg drieduizend in plaats van voor drie gulden verkoopt maar een beperkt publiek van vnl. snobs, botterikken en handelaars bereikt, en niet de zeer zuivere broodbezorger; de insinuatie is dat dit de dure Lucebert te denken moet geven. Maar er is nog een speciale reden waarom de inquisitie zich tegen Lucebert keert. Deze is immers enige tijd in Oost-Berlijn bij Brecht geweest, ‘een grote, getuigende schrijver en bij schreef voor de massa’. De gedachtengang moet wel deze zijn, dat wie met Brecht omgaat en diens werk bewondert zijn ideeën wel zal delen, en liefst voor de overzichtelijkheid hééft te delen. In dit verband spreekt Carmiggelt over ‘de (helaas) overleden communistische schrijver Bert Brecht’, wat nogal zoetsappig klinkt uit de mond van de opgewonden kommunistenjager uit die dagen van de hongaarse revolutie. Wat moet dit zinnetje anders betekenen dan dat groot kunstenaarschap voor Carmiggelt het communist-zijn verontschuldigt? De louche proffen zullen ervan ophoren: het kronkel-denken is even genuanceerd als wat hun | |
[pagina 76]
| |
onder de hersenpan geschoven is. De bonbon van kunst-voor-het-volk is in een heel smoezelig papiertje verpakt. En dan de klap op de vuurpijl. ‘Ik ga morgen drie weken op reis en hoop van harte, bij thuiskomst, een antwoord van je te vinden. Mocht het niet zo zijn, dan zet ik deze brief in z'n eentje in de krant, met het trieste onderschrift, dat hij niet meer opleverde dan het zwijgen dat ons allen beschoren zal zijn. Mijn hartelijke groeten.’ En dan volgt het trieste onderschrift: ‘Ik heb geen antwoord ontvangen.’ Parafrase: Je krijgt drie weken de tijd en ik hoop van harte voor jou dat je verstandig bent en antwoord geeft, want anders sta je voor elite-aap in de krant, een artistieke krant nog wel. Dit jolige schrijven vormt een samenstel van intimidatie, denuntiatie, verdachtmaking by acquaintance, de hele batterij van maccarthyistische truukjes. De schijnheiligheid ligt er dik op. ‘De oorzaak van dit briefje is een brandend verlangen te weten waarom je tegen hetgeen Veldhoen doet bent’. En wat is, mag ik vragen, de oorzaak van de publikatie van dit briefje? Het is goed dat Lucebert niet gezwicht is. Hij heeft wel wat beters te doen dan op aanmaning van willekeurige persmuskieten openbare geloofsbelijdenissen af te leggen. Het maken van schilderijen van drieduizend pop bijvoorbeeld. Trouwens, dat had Carmiggelt kunnen weten. In een interview met Bibeb. (Vrij Nederland 8 aug. 1964) zegt Lucebert op een vraag waarom hij op bepaalde in kranten vermelde onjuistheden niet heeft gereageerd: ‘Ik ben niet iemand die direct reageert. Ik reageer met 'n omweg, met m'n werk.’
d'O. |
|