Merlyn. Jaargang 2
(1963-1964)– [tijdschrift] Merlyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
De beleverdsRond Sinterklaas wordt iedereen, zelfs een uitgever, vindingrijk en dat niet alleen op zijn flapteksten. Begin december kreeg ik dan ook als gevolg van die vernuftigheid een brochure in de bus. Op het omslag staat de afdruk van een kolossale vinger. En daarom heen een tekst die ik me herinner van vroeger, toen in elke straat van Amsterdam-west een doelloos geheim genootschap bestond. Als ik ooit een paperback wil maken, zal ik daarover nog eens uitvoerig vertellen. Ik heb trouwens nog jeugdfoto's ook die maar nooit verder komen dan het familiealbum of beter gezegd: de familiedoos. Maar goed, die tekst luidt dan: ‘Lees! Geheim Win St...’ Onder de vingerafdruk staat in kleine lettertjes: ‘Natuurlijk voor samenzweerders...’ Op de tweede pagina wordt alles duidelijk. Daar staat het dan, in de taal die Albert Heijn voor zijn premie van de maand club hanteert: ‘Dit boekje is voor u, deelgenoot van die geheime invloedrijke groep, “pressure group” noemt men dat in Engels sprekende landen. Die geheime groep die zoveel invloed heeft. De beleverd van fijne momenten. Een samenzwering tegen de regering van sufheid, meligheid en verveling.’ De stichters van de groep zijn natuurlijk drie uitgevers: De Bezige Bij - De Haan - J.M. Meulenhoff. Het geleuter over de duizend gulden die je kunt winnen, heb ik overgeslagen. Dergelijke bedragen gaan bij uitgeversprijsvragen altijd naar culturele ongehuwde juffrouwen en die kopen dan altijd het complete werk van Boutens en De schoonheid van ons land. Tot de zevende pagina blijkt de pressure-group maar een saaie boel. Moeten we daar nu zo illegaal voor doen? Maar dan wordt de group een cooker. De grote voormannen van ons genootschap worden voorgesteld. Daar gaat-ie. Hier is Jan Wolkers: ‘Hij heeft iets te zeggen Jan Wolkers/ en doet dat ongewoon en ongewoon goed/ dus “men” vindt hem een ploert’. Verder staat er nog dat hij beeldhouwer is en dat je dus om zijn figuren letterlijk heen moet lopen. Toch zijn dit maar kleinigheden. Want wat staat er bijvoorbeeld bij Vestdijks Op afbetaling: ‘Vestdijk toont hier één van zijn twintig knapste facetten.’ Dit moet de stijl zijn waarin Amerikanen sneeuwruimers aan Afrikaanse negerpresidenten verkopen. Bij elk boek wordt een meestersteen door de ruiten gegooid. Fijn wordt de brochure pas, als de grote vier van De Bezige Bij de zaal ingesmeten worden. Daarbij worden mooie kreten geslaakt, bij Mulisch gaat dat in het hijgende m.m.s.-jargon: ‘virtuoos, arrogant, afschuwelijk, machtig.’ Claus wordt uitgeschreeuwd tot ‘warmbloedige barokke keizer en die arme Vinkenoog moet het doen met: ‘De meest beroddelde auteur in Nederland.’ Hier nog een klein fijn citaatje uit de literaire standwerkerij. Het gaat over Camperts Liefdes schijnbewegingen: ‘Goddelijk, dwaas, spiritueel, raak, quasi slordig maar niet zelden ontroerend | |
[pagina 70]
| |
- echt Campert! Lezen! Beslist lezen!’ En dat allemaal in 144 pagina's heel grote druk. Het is allemaal duidelijk: we verkopen geen boeken meer, maar meesterwerken, nee meester-schrijvers. We verkopen jongens aan de andere jongens. Zo wordt het in de literatuur een heel gezellige boel. En het wordt ook begrijpelijk waarom er tegenwoordig zo veel goddelijk, dwaas, virtuoos, arrogant en afschuwelijk geschreven wordt door allemaal jongens die in slappe kaft voor ƒ4,50 bekendheid zoeken. Misschien komen ze zelfs wel in een fotoboek in hun jeugdslipover. Toen ik buiten adem op de laatste pagina van het boekje was gekomen, las ik in de laatste regel daarvan: ‘Tekst J.W. Holsbergen’. Natuurlijk heb ik meteen gekeken wat er over die schrijver in de brochure staat. Nou dat viel mee. Bij Een koppel spreeuwen: ‘12 verhalen zeer gewaardeerd door ingewijden.’ Er staat niet bij waarin. Tot slot een echte puzzel uit de brochure. Een laaiende, loeiende, zinderende, krankzinnige, lucide, decadente literaire grote super reuzen pocket naar keuze voor degene die van het volgende brok proza een analyse geeft: ‘De krekels van de ziel. G.v.d. Walcheren (ME 29). Verrassend nieuw boek over de openbaring van de overrompeling der volwassenen aan een wat eenzaam meisjesleven van de te weinig bekende, eigenlijk meer zuidelijke dan Nederlandse schrijver van Scherven langs de hemel.’
K.F. | |
Haagse en andere postAchterberg is dood en dus krijgen we ‘onthullingen’, en wel in de Haagse Post en soortgelijke organen. Het is zo precies wat men verwachten mocht, dat ieder commentaar teveel zou zijn, als het spel niet zo hypocriet gespeeld werd. In plaats van gewoon te schrijven dat zij op sensatie uit zijn, moeten wij van de onthullers geloven dat edele verontwaardiging hun drijfveer is. ‘Het moet eindelijke allemaal eens openlijk gezegd worden’, heeft Simon (wij helden) Vinkenoog uitgeroepen. Een kleine vraag: wàt moet eindelijk etc.? Dat het centrale motief in Achterbergs werk ‘de dode geliefde’ is? Nee, dat is het niet wat Vinkenoog en Scheepmaker en de eigen frisse staf van de Haagse Post bedoelden, want wie dat nog niet gemerkt had, kan Achterberg maar beter ongelezen laten. De onthullingen hebben niets met het werk van Achterberg te maken; het gaat om het met volle namen publiceren van kranteberichten uit 1937 die toen (terecht) slechts initialen noemden. Niemand kan pretenderen dat het motief van de gestorven geliefde door de ‘moord in Utrecht’ in Achterbergs werk gekomen is, want - Hoornik schijnt het al gezegd te hebben - dat thema is al opvallend aanwezig in Afvaart (1931), terwijl later werk het lang niet altijd toont. Als er hier van een relatie sprake is, dan toch van één die te ingewikkeld is voor het genre krant dat zich nu met de affaire bezig houdt. Het lijkt ons meer iets voor een litterair geïnteresseerde psychiater dan voor lieden die alleen op ‘nieuws’ uit zijn, en daarbij zo ver terug moeten zoeken om aan hun trekken te komen. Voor wie wordt een dergelijk ‘schandaal’ uit de doeken gedaan? De Haagse Post geeft drie weken later zelf het antwoord, en niet zoals men zou kunnen denken in de enquête onder schrijvers over de wenselijkheid van onthullingen. Daar leert men niet veel uit, omdat het evident is dat de H.P. heren hun vraag (schriftelijk? of soms telefonisch?) een beetje onduidelijk gesteld hebben. De antwoorden slaan tenminste steeds op een andere vraag. Er zijn zelfs lieden die ingegaan zijn op de vraag of een schrijver onthullingen over zijn omgeving mag doen (in een roman dus, of iets van dien aard). De conclusie op de | |
[pagina 71]
| |
voorpagina: ‘Schrijvers wensen onthullingen’ lijkt daarom wat stoutmoedig. Maar de ware reactie, het antwoord waar de H.P. om gevraagd heeft, is te vinden in de ingezonden brieven-rubriek van hetzelfde nummer: ‘Het valt me steeds weer op dat de fans van de tot psychopaat verklaarde moordenaar zo weinig of helemaal geen mededogen laten blijken met de slachtoffers van hun idool’ en: ‘aan maatregelen om de gemeenschap (te beschermen? J.J.O.) tegen Achterberg, de tijdelijke psychopaat, die zijn hospita vermoord en haar dochtertje verwond had, heeft alles ontbroken’. Als de redacteuren van de H.P. en hun soortgenoten denken dat zij minder dom zijn dan deze inzender, vergissen zij zich. Het is altijd even moeilijk om over de relatie tussen ‘normaal’ en ‘abnormaal’ te oordelen, en wie de moord van Achterberg klakkeloos in verband brengt met zijn dichterschap, namelijk door er een publieke zaak van te maken, is een domoor, die denkt dat hij over gecompliceerde zaken op eenvoudige wijze kan schrijven. Dat geloof is voor een journalist onontbeerlijk, maar Achterberg is te goed voor de journalisten; schrijvers dienen dat in te zien.
J.J.O. | |
Gooi het maar aan m'n kapstok...De schrijver van Nouveauté's van Vroman zou eens wat meer op zijn woordenboeken moeten letten. Zijn herhaalde aansporingen om meer van dat soort nuttige naslagwerken gebruik te maken klinken mij hol in de oren nu ik moet merken dat hij zich zelf boven deze kleine moeite verheven acht. Voor zoete koek heb ik zijn uiteenzetting over het ‘portmanteau word’, het kapstokwoord, geslikt, heb braaf geknikt bij een kwasi-achteloos insiderszinnetje als ‘De term kapstokwoord heeft burgerrecht gekregen in de taalwetenschap’, en heb zijn bezwaren tegen de term wel redelijk gevonden, alleen wat muggenzifterig.
Nu lees ik toevallig The Way Of All Flesh van Samuel Butler, waar Ernest Pontifex aan het begin van het vijftigste hoofdstuk als student in Cambridge besluit om voor christus het roken op te geven: ‘So he gathered together his pipes and pouches, and locked them up in his portmanteau under his bed...’ Nu kunken studenten ongetwijfeld vreemde gewoonten ontwikkelen, maar om kapstokken met ingebouwde kastjes onder het bed te verstoppen... Onzin, studenten hebben hun koffertjes onder het bed liggen. Waarmee ik maar zeggen wil dat ‘portmanteau’ volgens het door mij wél geraadpleegde engelse woordenboek alleen maar reistas of valies betekent. Een portmanteau word is dus een woord waarin een paar andere woorden in verkreukelde vorm worden ingepakt, zoals kledingstukken in een valies. Kapstok mijn voet!
d'O. |
|