Merlyn. Jaargang 1
(1962-1963)– [tijdschrift] Merlyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
Lucebert
het gelijk - een chanson het gelijk van vissen vingers
het kwintet van de komplikaties en braille
het gelijk van de ogen op borsten
het aanraken van de taille der vertedering
het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen
het gelijk van het gelijken
op een grote gek die door drinken denkt
- in de rivieren drijft de hemel
mee met de aarde en de werelddelen
stomen naar elkaar op door de zeven
wereldzeeen - een processie van de progressie
- wind gelijk honing stroop tussen de
personen de meest frivole tronie van de
adem het meest idolate gelaat van de
eenzaat - mimikrie als leitmotiv
het gelijk van twee bokkingen op een bord
in een kamer te huur
twee geheime schaduwen aan de muur
spuwen een wachtwoord naar elkaar
het gelijk oversteken
is een geluid in de lekke goot
twee eendere handen zitten samen in het haar
de eenzame honden zoeken hun brood
| |
[pagina 56]
| |
Lucebert
gij zult rondtasten in de middaghitte de slaper door een sloopwerktuig ontworpen
eens genummerd als kind is door willekeur omringd
hij gaat tenslotte op zijn tenen staan zijn ogen
zullen eenzaam opklimmen naar een schitterend lichaam in de lucht
dit is mijn geluk dit is mijn ellende
deze dag zal zijn als alle dagen
gedachten worden gedaan rondom de dingen
deels duidelijk deels aangeduid
maar geen zal er daadwerkelijk winnen
slechts even door handoplegging
zal zich losmaken het pakijs van het verdriet
te zijn gebonden een last logge onderdelen
een loopmachine smekend om respijt
om rust in de rage
de dwingende bronnendorst
bah hoe slaat in de goedgesmeerde steden
keer op keer de bliksem in
juist daar waar ik drinken wil
| |
[pagina 57]
| |
Lucebert
topkonferentie ook aan tafel blaffen de honden de maan aan
deze konferentie is mislukt
niemand geneert zich voor zijn manieren
men spuwt op de gelukkigste vrucht
der verbeelding en uit het bleke dekolletee
van de debutante vist men vergeelde kranten
zij zijn wel dicht bij de grens
de telefoon vertoont rode oren
voor een stortregen in kritieke uren
een besmet schip komt op bezoek bij een kelder
waarin men al jaren op de ratten wacht
zelfs de storm jatte de noodklok uit de toren
de situatie is gezond
de dichter dief van de volksmond
is blut hij werpt het vergiet van een lied
in een bodemloze put
uitgepraat de kruimels knede men
tot volksvoedsel en onder die konditie
zijn wij bereid te sterven voor het jubileum
heffe nu nog even het glas de verdeelde
meerderheid verenigt zich in een positie
gelijkwaardig aan die van de politie
die steeds hondje speelde als ze honden trainde
de slaven van alle smetten
de vrije krantenlezers
| |
[pagina 58]
| |
en de alles overtreffende gelukkige nul
geeft acht aan het eindpunt in de garderobe
worden evenveel apen uitgedeeld als vlees
menselijk beseft men dit en men overtreft zichzelf
met het benul daarvan en verder geen gelul
|
|