Guus Middag (nrc Handelsblad) vond de perfecte synthese tussen niet reageren en wel reageren: ‘In 1995 had naar mijn mening geen enkel boek beter ongeschreven, ongepubliceerd, onbejubeld, onverkocht dan wel onbekroond kunnen blijven. Het is de waarheid.’ En Gertjan van Schoonhoven (ook nrc Handelsblad) stelde bondig voor ‘het banvloeken’ maar over te laten ‘aan de lezers die in één Heilig Schrift geloven.’
Nu was het niet primair de bedoeling om banvloeken uit te lokken, laat staan boekverbrandingen. Maar sommige boeken leggen nu eenmaal meer beslag dan andere. Beslag op het publieke vertoog, op de toejuichingen van de kritiek, op de advertentiebudgetten van hun uitgever, op de beurs van de koper en last but not least op de tijd van de lezer. Al die zaken zijn eindig. Het ene boek verdringt het andere. Wie er getuige van is hoe de prul midden op het voortoneel alle licht en alle aandacht naar zich toe trekt, terwijl de parel ergens op het derde plan half tussen de coulissen moet wachten om in het beste geval een verdwaalde genster te weerkaatsen, die kan daar wel eens gallig van worden.
Er zijn heel wat critici die vraag twee in die zin hebben opgevat. Hun hoogstpersoonlijke gram concentreert zich niet zozeer op de reëel bestaande schrijver van het reëel bestaande allerslechtste boek van het jaar, als wel op auteurs en titels die om de een of andere reden toch al stevig in de gaten lopen. En hoge bomen vangen nu eenmaal veel wind.
Boudewijn Büch, Geestgrond (geliefde tv-presentator schrijft boek), Marc Didden, Liefde is doof (spectaculaire campagne via De Morgen), Ronald Giphart, Het feest der liefde (op de hurken voor de middelbare scholieren), W.F. Hermans, Ruisend gruis (even afrekenen) en Connie Palmen, De vriendschap (tien maanden topsucces), zij waren degenen die meer dan eens tot hoogstpersoonlijk ongenoegen-van-het-jaar werden uitverkoren. Met De vriendschap als uitschieter. Maar dat wisten we: dit boek is een uitschieter op alle fronten.
Daarbij springt het in het oog dat een aantal scribenten zich niet beperkt tot een blijk van flinterdunne nijd, maar nog eens terdege ingaat op de inhoud en met name de opbouw van De vriendschap. Zo schrijft Gerrit Jan Zwier (Leeuwarder Courant): ‘De wonderlijke vriendschap van de magere, energieke, afhankelijke, “boekige” Kit met de dikke, ongenaakbare, woordblinde Ara wordt boeiend beschreven. Daarna geeft Palmen toe aan haar gevreesde “lust in denken”. Dan blijkt dat het haar er allereerst om gaat die vriendschap tot een voorwerp van bespiegeling te maken. Gaande van deel 1 naar deel 3 krijgt de roman steeds meer het karakter van een betoog. De verhandeling verdringt de uitbeelding, en personages en voorvallen worden vervangen door het collegedictaat. Wat De vriendschap ten slotte laat zien is hoe de levendige, speelse, kleurige wereld van de romancier wordt verstikt door de abstracte, dorre, humorloze “wijsheden” van de filosoof.’
Zou het zo zijn dat door de vergrotende werking van de media het gat tussen de topsuccessen en het peloton verdienstelijke titels onderhand zo gapend groot is geworden dat een topsucces per definitie tegelijk een overschat boek is? Kun je nog prettig verdienstelijk zijn als je mega bent?
Een selectie uit de antwoorden op vraag twee valt terug te vinden bij de individuele lijstjes. Wie weet hebben ze iets met elkaar te maken: het individuele ongenoegen en de individuele voorkeur. Bovendien biedt Mekka een nieuwe service: we hebben de komende pagina's gelardeerd met beknopte bloemlezingen uit de recensies van zeven boeken die hoog eindigden in Mekka's Honderd.
Eén deelnemer zorgde voor een verras-