Back to the future
Symptomen van een bioscooporgelcultuur
Noud van den Eerenbeemt
We leven in een spektakelmaatschappij, en de media doen bijna onheuse pogingen om de meest intieme gevoelens van elk bekend en minder bekend mens in de huiskamer te brengen. Dat is de laatste jaren een veel gehoorde klacht van pessimistische cultuurfilosofen en ingezonden brieven-schrijvers. Was het veertig jaar geleden dan zoveel beter? De gevoelige tenen van de Schrijversalmanak registreerden in 1956 al enige commotie.
...Is onze hele zogenaamde beschaving, die wij met alle geweld willen uitdragen, niet enkel een holle, totaal verziekte maatschappijvorm, waarin waarden en begrippen stelselmatig worden verdraaid? Wat is het enkel nog dan een decadente bioscooporgelcultuur - onnatuurlijk en onecht? En het zijn niet enkel de A-, H- of U-bom, die kentekenend zijn. Door een boosaardig systeem worden zorgvuldig accenten verlegd, tot een wereld van valse schijn ontstaat, die het duidelijkst op iedere afwezigheid van een ware beschaving wijst. [...]
‘Adam liep op blote voeten!’ adverteert een schoenenfabrikant, ‘En toch heeft hij indruk gemaakt op Eva. Maar Adam had geen rivalen. Tegenwoordig moet U stevig in Uw schoenen staan als U iets wilt bereiken. In ...-herenschoenen bent U zeker van Uw zaak!’
‘De beste uren van haar leven brengt Uw typiste door op kantoor achter een ...-schrijfmachine,’ vertelt een schrijfmachinefabrikant in een best-gelezen weekblad. Wanneer laten we die schoenenfabrikant met zijn schoenen met ingebouwd zelfvertrouwen eindelijk eens met zijn hele voorraad zitten. En wie vertelt die schrijfmachine-jongens eens, dat Uw typiste de beste uren van haar leven - geheel volgens haar natuur - in bed doorbrengt? [...]
Asphalt-snobs, die we zijn, kunnen we echter toch nog niet genoeg krijgen van de meest intieme bijzonderheden uit de levens van de mensen om ons heen. Toen in Frankrijk een moeder een nier afstond om daardoor haar zoon in het leven te houden, klauterden de nieuwsgierigen met ladders de ramen van het ziekenhuis binnen en verdrongen zij elkaar voor het bed van de vrouw. Doktoren konden haar nauwelijks bereiken. Al de hoop, de zorg, alle illusies en alle verlangens van de moeder werden genadeloos geregistreerd door het koude, alziende oog van film- en fotocamera's. Pas toen de jongen was gestorven kreeg de moeder rust en waren lezers en kijkers tevreden. En wie herinnert zich nu nog de sensationele krantenverhalen vol met de stuitendste details? Er staat ons alleen nog vaag wat voor de geest van een nier, waar wat mee aan de hand was. Een vader naast een verdronken kind, een moeder bij het verkoolde lijk van een dochter, een kleine jongen, die zich huilend over zijn overreden hond buigt - ah, dat is spek voor de fotografenbek! En de krantenlezer schudt meewarig het hoofd over zo veel ellende en vergeet, dat in onze maatschappij de meest persoonlijke gevoelens, het meest persoonlijke verdriet, gemeengoed is geworden, waarvan pers, radio en film het recht opeisen de millioenen ervan te laten ijzen. In ieder mensenleven komen schokkende ogenblikken voor, maar het systeem brengt de gedachte bij, dat alleen het intieme leven van de ander werkelijk belangrijk is en overtuigt de eenling daardoor van de onbelangrijkheid en leegheid van zijn eigen leven en schept een onbewuste ontevredenheid. [...]
Fragment uit: Schrijversalmanak voor het jaar 1956, samenstellers: Bert Schierbeek en Jan Walravens (C.P.J. van der Peet, Amsterdam)