Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 40
(2017)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
[Mededelingen van de stichting Jacob Campo Weyerman, Jaargang 40, Nummer 2, winter 2017]In de voetsporen van Johan Christophorus Ludeman
| |
AstrologieHet succes van Kersteman is opmerkelijk in een tijdperk waarin bijgeloof plaats had gemaakt voor de rede. Tot ver in de zeventiende eeuw waren astronomie en astrologie nog twee kanten van dezelfde medaille. Onderzoekers bestudeerden vanuit een aristotelisch-ptolemaeïsch wereldbeeld de ondermaanse en bovenmaanse regio's in samenhang met elkaar. De opkomst van de mechanische natuurbeschouwing en de empirische wetenschapsbeoefening betekende een scheiding tussen beide disciplines. Astronomen concentreerden zich voortaan op de bestudering van hemellichamen en andere verschijnselen in het universum, terwijl astrologen op de oude voet voortgingen. Zij gaan nog altijd uit van een causaal verband tussen het bovenaardse en de fysieke wereld met haar weersgesteldheden en getijdenwerkingen (natuurlijke astrologie), en koppelen daaraan zelfs voorspellingen (judiciële astrologie). Het trekken van een geboortehoroscoop of het duiden van kometen behoren tot die laatste variant. Vooralsnog bleef de astrologie bij het grote publiek populair. Maar toen ook theologen en kerkeraden zich gingen verzetten tegen wat zij beschouwden als | |
[pagina 102]
| |
ongodsdienstig bijgeloof, werd met name het einde van de judiciële astrologie ingeluid. Dit betekende tevens het einde van de astrologie als serieuze wetenschap. Naar astrologische handboeken was daarna geen vraag meer, getuige het feit dat in de achttiende eeuw op een enkele uitzondering na geen nieuwe titels meer op de Nederlandse markt kwamen.Ga naar eind3 Zelfs de almanakken, waarin vanouds veel plaats was ingeruimd voor de astrologie, bevatten in de achttiende eeuw hoogstens nog astrometeorologische rubrieken met zon- en maanstanden voor zover van belang voor bijvoorbeeld de landbouw.Ga naar eind4 Deze ontwikkeling heeft zich niet in één rechte lijn voltrokken. Getuige het succes van de Ludeman-mystificaties die Kersteman als Meester Franciscus schreef, bleef de belangstelling voor de astrologie onder het grote publiek bestaan. Het geloof in bovennatuurlijke krachten is kennelijk onuitroeibaar en, sterker nog, strekt zich uit tot alle lagen van de bevolking. | |
De Spiegel der weereld en zijn vervolgenKerstemans eerste Ludeman-uitgave was de Spiegel der weereld, of Geheime waernemingen van den beruchten astrologist Johan Christophorus Ludeman. In twaalf brieven schrijft Ludeman aan Meester Franciscus over openbaringen die hem, Ludeman, waren meegedeeld door zijn ‘vrienden de Planeeten’. Uitgebreid etaleert hij ook zijn geneeskundige successen. Af en toe sijpelt er een politieke stellingname door, bijvoorbeeld in een verhitte discussie waarin Ludeman het verwijt krijgt ‘zich onder de party van de L.... Factie [te] begeven’.Ga naar eind5 Zelf beweerde Kersteman dat de Spiegel kort na het overlijden van Ludeman (op 22 maart 1757) het licht zag. De advertentie in de Boekzaal van april 1759, waarin de Rotterdamse uitgever Gerrit van Rooyen aankondigt dat de derde brief van de Spiegel der weereld zojuist is verzonden, suggereert echter dat het werk vanaf eind 1758 verscheen.Ga naar eind6 Kersteman zat toen nog een straf uit in het Rotterdamse verbeterhuis Klein Padua, hetgeen in ieder geval zijn keuze voor de Rotterdamse boekverkoper verklaart.Ga naar eind7 De eerste druk, met een oplage van 2200 exemplaren, was binnen vier maanden uitverkocht. Er zouden van deze bestseller nog zes herdrukken volgen, dixit Kersteman.Ga naar eind8 De populariteit blijkt ook uit het feit dat er in december 1759 te Heerenveen een Astrologisch comptoir almanach van de pers kwam met onder andere ‘geheime Waarnemingen’ van Ludeman.Ga naar eind9 Het bevat ordinair Fries jatwerk, want de tekst is simpelweg overgenomen uit Kerstemans Spiegel. Ondanks het succes van de Spiegel ging Kersteman daarna niet meer in zee met Van Rooyen: de boekverkoper was failliet gegaan en zou zijn positie als zelfstandig boekverkoper hebben ingeruild voor een baan als boekbinder.Ga naar eind10 In zijn autobiografie schrijft Kersteman dat Van Rooyen hem nog honderd gulden schuldig was ‘wegens verdiend schrijfloon van de brieven van Ludeman’ en hem daartoe een ‘assignatie’ had gegeven. Toen Kersteman dit waardepapier ter betaling van zijn vertering had overhandigd aan een Gorcumse logementhouder en deze het niet kon verzilveren, werd hij jaren later alsnog in Gorinchem gearresteerd.Ga naar eind11 In hoeverre Kerstemans relaas overeenkomt met de ware toedracht, is niet verder uitgezocht. Eenmaal op vrije voeten stapte hij over naar de Haagse boekverkoper Hendrik Backhuyzen, die in juli 1759 adverteerde voor de eerste aflevering van de Secreete byvoegzels, of Nodige sleutel voor de twaalf brieven van den berugten astrologist Ludeman, ter opheldering zyner kunstgeheimen. De | |
[pagina 103]
| |
Sleutel moest om de acht à tien dagen verschijnen.Ga naar eind12 Ook dit werk maakte veel opgang, zo blijkt uit het verschijnen van een tweede druk. In de jaren zestig richtte Kersteman zich op zijn carrière als juridisch adviseur. Hij bleef publiceren, voornamelijk biografieën en juridische werken. Was het astrologisch camouflagepak van Meester Franciscus soms niet meer passend voor iemand met juridische ambities? In 1764 werd Kersteman in Heusden benoemd tot lector juris en professor honorair, een baan die hem eer, doch geen geld opleverde.Ga naar eind13 | |
Astrologisch testamentVlak nadat zijn Patria, of De nieuwe boere studeer-kamer bij Wynants in Den Haag ter perse was gegaan,Ga naar eind14 werd Kersteman in 1773 opnieuw gearresteerd, wederom wegens financiële malversaties. Hij werd in Rotterdam veroordeeld tot dertig jaar tuchthuis en daaropvolgend tot levenslange verbanning uit de provincies Holland en West-Friesland.Ga naar eind15 Zijn dagelijkse werkzaamheden bestonden uit het ‘zagen of kappen van verfhout en het kammen of spinnen van wol’. Pas in 1778 kreeg hij verlof om daarvoor in de plaats vertaalwerk te doen, onder voorwaarde dat hij geen ‘eenigerhanden eigen werk, hoe ook genaamt, en dus ook geen noten of bijvoegsels betrekkelyk tot eenig ander werk’ zou schrijven of publiceren zonder toestemming van de regenten.Ga naar eind16 Het schrijfverbod moet de reden zijn geweest dat Kersteman het Astrologisch testament of De beste waereld van den alom vermaarden philosooph, en astrologist Johan Christophorus Ludeman (1777) zonder zijn ‘Meester Franciscus’ de wereld in zond.Ga naar eind17 In diens plaats treedt Hans Patotter op (patotter = klein kind), zogenaamd een vriend van Ludeman uit diens geboortestad Haarburg. In de stoklijst wordt Abraham Bothall uit Rotterdam als eerste genoemd, onmiddellijk gevolgd door de Rotterdammers Dirk Vis en Pieter Holsteyn: misschien een gelegenheidscompagnie voor deze uitgave? Het boekje is opgezet als een werk-in-afleveringen, of brieven, net zoals de Spiegel der weereld. Het is onderverdeeld in kleinere paragrafen, met verhaaltjes waarin de voorzegkunde van Ludeman een rol speelt. Deze trekt in de eerste brief aan Patotter bijvoorbeeld een horoscoop voor een ‘Tavelspion’, een hof- en keukenbedelaar en een jaloerse vrouw. In enkele gevallen wordt een karakterschets gegeven van waarschijnlijk herkenbare tijdgenoten. Voor het overige zou men kunnen spreken van ‘spectatoriale’ exemplarische verhalen. De laatste paragrafen bevatten een ‘Planeetkundige weegschaal der bankroetiers’ en een ‘Eerste beschouwing over het Eyland Ipsalon’. Dit eiland is de ‘beste waereld’ uit de titel, een utopia dat gevonden is door de jongeman Solon. Tegen Kerstemans auteurschap kan men inbrengen dat hij de titel Astrologisch testament niet noemt in zijn autobiografie. In advertenties voor andere Ludeman-prognosticaties van Kersteman, later in de eeuw, worden de Spiegel en de Sleutel steeds wel, maar het Testament niet vermeld. Ook wat stijl en spelling betreft verschilt het Astrologisch testament van Kerstemans overige werk. Bovendien verraadt de herkenbaarheid van enkele bankroetiers meer de hand van een auteur die gewend is op de man te spelen: dit kan niet van Kersteman worden gezegd.Ga naar eind18 Daar staat tegenover dat Ludeman, als erflater en zogenaamde schrijver van het Testament, in de inleiding suggereert dat hij met deze tekst heeft gewacht omdat zijn ‘Spiegel der Waereld aan Meester Franciscus [...] eerst | |
[pagina 104]
| |
vooraf dient waereldkundig gemaakt’ te worden. Ook bevat de tekst Ludeman-biografica die alleen voorkomen in Kerstemans latere werk: Ludemans ‘planeetkundige Slaapmuts’ of ‘planeetmuts’ en zijn buitenplaats te Sloterdijk.Ga naar eind19 Het Testament bevat verder enkele, weliswaar schaarse, verwijzingen naar het leven van Kersteman zelf, zoals zijn verblijf in Gelderland en zijn reizen door Frankrijk en Brabant.Ga naar eind20 Het lijkt erop dat de uitgever het Astrologisch testament voortijdig moest staken. Misschien had hij alleen de beschikking over een manuscript dat nog niet af was en Kersteman mocht er in detentie niet verder aan werken. Misschien is een tweede auteur ingeschakeld om de tekst te vervolmaken? Dit laatste suggereert ook Kerstemans vroegtwintigste-eeuwse biograaf Ter Horst met zijn constatering dat het werk ‘zoo goed als geheel van Kerstemans eigen maaksel’ is.Ga naar eind21 Feit is dat Kersteman tien jaar later zijn ‘beschouwing over het Eyland Ipsalon’ heeft voortgezet in zijn Triumph-zaal en ook het concept van een astrologisch testament paste hij nog eens toe. In zijn biografie van Ludeman laat Kersteman de planeetkijker zijn astrologisch testament voorlezen aan hemzelf en aan de jurist Pagenstecher.Ga naar eind22 Deze biografie, de Gedenkwaardige levensbeschrijving van den wereldberoemden Johan Christophorus Ludeman, vermaard philosooph, medicinae doctor, en astrologist (1784),Ga naar eind23 zag zeven jaar na het Astrologisch testament het licht. Al die tijd waren er geen andere Ludemanniana van Kersteman verschenen. Nog altijd zat hij in Rotterdam in het tuchthuis en mocht hij alleen publiceren met toestemming van de regenten. De lange stoklijst op de titelpagina en in diverse advertenties wordt aangevoerd door de Nijmeegse boekverkoper Ahasuerus van Goor. Of hij inderdaad de uitgever was, is de vraag, temeer daar er tot nu toe geen relatie kon worden gelegd tussen de Rotterdamse delinquent die Kersteman toen nog was en de deftige orangistische stadsdrukker uit Nijmegen.Ga naar eind24 Er waren al twee oudere biografieën van Ludeman in omloop, geschreven door Willem van Swaanenburg (1727) en Jan Willem Claus van Laar (1757), maar die waren niet meer dan geslaagde pogingen tot karaktermoord.Ga naar eind25 Kersteman daarentegen plaatst Ludeman in een gunstig daglicht. Hij moest wel, omdat hij zich als medium van Ludeman geen negatieve publiciteit over de astroloog kon veroorloven. De uitgever deed er in een advertentie nog een schepje bovenop door de biografie in de markt te zetten als ‘een Aanhangsel op den bekenden Spiegel der Waereld, en als een nadere opheldering van denzelven’. De twee werken hoorden bij elkaar en zouden zelfs bijeen gebonden kunnen worden.Ga naar eind26 | |
De Triumph-zaal, van astrologische voorzeggingenTerwijl orangisten en patriotten te hoop liepen en er in de Republiek een heuse burgeroorlog dreigde, zat Kersteman nog altijd in Rotterdam zijn straf uit. Verzoeken tot vrijlating waren almaar niet gehonoreerd. Maar op 19 april 1786 treffen we Kersteman weer op vrije voeten aan. Daarna kreeg hij met zijn Ludeman-mystificaties opnieuw de smaak te pakken. Afgezien van een reeks juridische werken publiceerde hij in wat zijn laatste levensjaren zouden worden, nog een zestal Ludemanniana. Eerst verscheen zijn Triumph-zaal, van astrologische voorzeggingen (1787). Onder verwijzing naar het grote succes van de Spiegel had de Triumph-zaal als ondertitel ‘De nieuwe Spiegel der Waereld’ meegekregen. Ook wordt gere- | |
[pagina 105]
| |
fereerd aan het sterfjaar van Ludeman, dertig jaar eerder. Met een zweem van geheimzinnigheid had de uitgever er op het titelblad aan toegevoegd dat de verhalen ‘op last van den astrologist Ludeman tot nog toe verzegelt, en begraven gebleven, om eerst 30 jaren na zynen dood waereldkundig gemaakt te worden’. Titelprent van de Triumphzaal, van astrologische voorzeggingen (1787). Op deze ontwerptekening van Jan Bulthuis zijn de astrologische tekens van de zeven planeten die destijds bekend waren (inclusief de zon en de maan) nog niet ingevuld (Stadsarchief Amsterdam)
Dit vervolg op de Spiegel der weereld heeft in opzet wat wijzigingen ondergaan. Kersteman had niet alleen zijn rol als medium Meester Franciscus losgelaten maar tevens het beproefde concept van de populaire spectatoriale bladen toegepast. Met name de ingezonden brieven, waarmee Kersteman/Ludeman in dialoog gaat met zijn gefingeerde lezers, geven de Triumph-zaal het karakter van een spectator. Bovendien prikkelt de schrijver de nieuwsgierigheid van zijn lezers door in te spelen op de actualiteit en uitspraken te doen over ‘de nog voor handen zynde verbaazende Gebeurtenissen als in het verschiet te vertoonen’.Ga naar eind27 De inval van de Pruisische soldaten om de macht van Oranje te herstellen, najaar 1787, moest toen nog beginnen. Er zijn drie stukken verschenen.Ga naar eind28 Het eerste stuk geeft voorspellingen over het tijdvak 1788-1799, het tweede over 1800-1812 en het derde over 1813-1835. Ieder stuk is verdeeld in paragrafen die betrekking hebben op een beperkt aantal maanden, zoals de eerste paragraaf, die de periode 3 maart tot 18 oktober 1788 bestrijkt. Bij monde van Ludeman voorspelde Kersteman dat er een ‘antidotaal’ opperhoofd van een stad zou sneuvelen en dat een prins, die in retraite had geleefd in de tweede stad in rang onder de handeldrijvende Hollandse steden (Rotterdam), in zijn oude zetel zou terugkeren. Een buitenlandse mogendheid, zo orakelde Ludeman, zou de Republiek de oorlog verklaren, waarna deze twee grenssteden zou verliezen voordat de vrede getekend werd. Verder zou een nationale prinses huwen, de pijnbank zou in de Republiek worden afgeschaft, het klimaat zou verbeteren en Europa zou er een nieuw koninkrijk bij krijgen. Het voorspellen van zo'n nabije toekomst was een hachelijke onderneming omdat de (on)betrouwbaarheid heel snel kon worden vastgesteld. Ludemans voorspelling van Oranjes terugkeer in 1788 bleek immers al in september 1787 een misrekening. Andere waarzeggingen, over een bloedbad dat in maart 1788 | |
[pagina 106]
| |
zou plaatsvinden of de omvorming van de Republiek in een Koninkrijk, werden met gehoon ontvangen. Beurtelings vol ongeloof, schrik en walging fileerde de schrijver van de Aanmerkingen op de Triumph-zaal (1787) de uitspraken van Ludeman.Ga naar eind29 Weinig verbazingwekkend is verder de publicatie van De Ludemansche bullebak ontmaskert (1788), met een samenspraak tussen Willem v en Lodewijk xvi over de miskleun van Ludeman.Ga naar eind30 Ook de recensent van de Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek was vernietigend in zijn oordeel: Kersteman zwalkt in zijn politieke stellingname - de ene keer was hij voorstander van de ‘Oude Constitutie’, de andere keer neigde hij tot het ‘Patriotismus’ - en publiceert werken waarvan ‘'t ware te wenschen, dat de Christenen [hiervan] geheel gereinigd waren’. Terecht dus dat de schrijver van de Aanmerkingen in de aanval was gegaan, ofschoon deze zijn raillerende toon wel wat had kunnen matigen.Ga naar eind31 Had Kersteman zich als broodschrijver tot nog toe altijd kunnen ophouden in de beslotenheid van studeerkamer of gevangeniscel, nu moest hij de publieke arena betreden en de dialoog aangaan met zijn critici. Op zichzelf niet vreemd in de gepolariseerde samenleving die de Republiek in de jaren tachtig was. Een reactie van Kersteman kon dan ook niet uitblijven. Prompt schreef hij ter verdediging een Sleutel van Meester Franciscus, op het astrologisch werk van docter Ludeman, getyteld Triumph-zaal (1788). Hierin corrigeert, preciseert, draait en verdraait hij de uitspraken van Ludeman om het gelijk aan zijn kant te krijgen. ‘In een aangenaamen en vrolyke Schryfstyl’, zo klinkt het lovend in een advertentie.Ga naar eind32 Er was de broodschrijver en zijn uitgever alles aan gelegen om de cashcow die de Ludeman-uitgaven voor hen waren, tot op de laatste druppel uit te melken. Van onduidelijke herkomst is overigens het acht pagina's tellende pamflet O Triumphzaal! wat zyt gy een onschatbaar boek, en hoe heerlyk zegenpraald gy over alle uwe antagonisten. Het is niet bekend bij wie en wanneer het is verschenen.Ga naar eind33 | |
Kerstemans laatste LudemannianaGa naar eind34Eind 1787 hadden Kersteman en zijn uitgever nog een werk over Ludeman uitgebracht, een werk waarmee ze eveneens munt hoopten te slaan uit de contemporaine gebeurtenissen: de Goudmyn van doctor Ludeman.Ga naar eind35 De tekst bestaat uit drie brieven die Ludeman geschreven zou hebben aan Meester Franciscus over wat de planeten hem, Ludeman, hadden getoond over de revolutionaire ontwikkelingen in de ‘Orange-oorlog’ van 1785, 1786, en 1787. Ludeman voorspelt hierin de ‘grooten zegepraal’ van de stadhouder, nadat deze hulp had gekregen van zijn zwager, Frederik Willem van Pruisen. Anders dan met de Triumph-zaal was het met deze voorspellingen achteraf gemakkelijk scoren. De tekst werd er door de woordspelingen op bekende figuren zelfs een beetje satirisch van. Zo moesten met name de prinsgezinde tijdgenoten geglimlacht hebben bij een uitspraak van Ludeman over diens ‘nachtbeschouwingen’, waarbij hij ‘verscheidene maalen aan den Hemeltrans der Planeeten, kleine Kapelletjes [had] zien vliegen, die [...] naderhand veel onheils in de benedenwaereld zullen brouwen’.Ga naar eind36 Iedereen wist natuurlijk dat gedoeld werd op Van der Capellen tot de Pol, wiens Aan het volk van Nederland (1781) als katalysator had gewerkt voor de patriotse revolte. | |
[pagina 107]
| |
In deze onzekere tijden zullen velen hoopvol gegrepen hebben naar de voorspellingen van Ludeman. Hoe zou het aflopen? Kersteman had bij monde van Ludeman ook in 1788 zijn antwoord klaar. Zijn Kroonwerk, of Laatste eeuwbazuin van den alomvermaarden astrologist Ludeman werd in de markt gezet als het vervolg op de Triumph-zaal.Ga naar eind37 Opnieuw waren het zogenaamd oude voorspellingen die in Ludemans papieren teruggevonden waren. Kersteman deed hierin bijna het onmogelijke door vooruit te blikken naar de jaren, nota bene, 1836-1899. In 1836 - een schrikkel- en dus ongeluksjaar - blijken de vrijmetselaars de macht in handen te hebben genomen. In 1855 echter ontstaat er een nieuwe orde der Tempelieren; zij zullen orde en rust brengen en alle ‘cabaalen, opstanden, of volksrustverstoringen’ de kop indrukken. Tijdgenoten die het Kroonwerk lazen, kregen zicht op de toekomst van henzelf, hun kinderen en hun kleinkinderen. Er zat zelfs een beknopte cursus astrologie in, zodat ze ook zelf hun horoscoop konden trekken. Titelprent van Ludeman's kroonwerk of laatste eeuwbazuin (1788). Ludeman staat hier afgebeeld met zijn planeetmuts en de zeven planeten (Stadsarchief Amsterdam)
In 1791, toen de apotheose van het almaar sluimerende verzet tegen het politieke bestel nabij was en de Republiek afstevende op een financiële crisis, besloot Kersteman zijn goedgelovige lezerspubliek te voorzien van een middel om de armoe het hoofd te bieden. Zijn Lotery-spiegel van den astrologist Ludeman appelleert aan de hebzucht van arm en rijk met een uiteenzetting over hoe men altijd ‘met winst of ten minsten zonder verlies in de Lotery kan Speelen’.Ga naar eind38 Het is een voor Kerstemans doen helder betoog over de planeten die om beurten een jaar regeren om vervolgens een sterke invloed uit te oefenen op bepaalde dagen en uren (tabellen helpen een handje). Aangezien iemands nativiteit bepaalt welke de eigen planeet is, is het relatief gemakkelijk uit te rekenen welke tijdstippen gunstig zijn voor een individu en diens zakelijke ondernemingen. Verder geeft Meester Franciscus voorbeelden van de manier waarop deze omzetting van de Ludemanniaanse kennis in zijn eigen leven en dat van anderen succesvol heeft gewerkt. Interessant is dat hij aan het einde de behoefte heeft op te merken dat er buiten de planeten wel degelijk een eerste oorzaak van alles is: God. Kersteman en Ludeman zijn geen atheïsten, zeker niet! Ook is loterij nergens in de bijbel verboden....Ga naar eind39 | |
[pagina 108]
| |
In de Hekke-sluiter of Vrolyke missive van Meester Franciscus aan zyne landgenooten (1792), tot slot, treedt Meester Franciscus zelf op als astrologist.Ga naar eind40 Het werk verscheen kort na Kerstemans tweedelige autobiografie.Ga naar eind41 In de verhalen die Meester Franciscus hier presenteert, reflecteert hij op voorspellingen van anderen over het ‘wonderjaar’ 1792 en legt ze naast de uitspraken van Ludeman. Hij maakt als het ware de balans op, verdedigt zich tegen de ‘trotsche Gispers’ en eindigt met de constatering dat er altijd horoscooptrekkers zijn geweest die het wel eens bij het verkeerde eind hadden.Ga naar eind42 De Hekke-sluiter is de laatste uit de rij Ludeman-mystificaties waar Kersteman de hand in heeft gehad. Hij was 65 jaar toen hij op 27 juni 1793 overleed in het Buitengasthuis, gelegen buiten de stad, aan de Overtoomse Vaart te Amsterdam. Het is duidelijk dat hij, alle wijsheden van Ludeman ten spijt, niet kon voorkomen dat hij juist in dit ziekenhuis voor armen en daklozen, waar ook ‘kwaadwilligen en raazenden’ werden verzorgd, de geest moest geven.Ga naar eind43 | |
Kersteman als cashcow van Jan Barend ElweHet Buitengasthuis, gezien uit oostelijke richting, waar Kersteman is overleden. Het beeld der razernij duidt op de krankzinnigen die er na de sluiting van het Dolhuis in 1792 werden opgenomen. Tekening door Gerrit Lamberts, 1818 (Stadsarchief Amsterdam)
De ironie van het verhaal wil dat niet alleen het concept Ludeman werd uitgebeend maar ook Kersteman zelf werd gemangeld en geëxploiteerd. Van zijn | |
[pagina 109]
| |
hand zijn maar liefst 23 titels bekend uit de periode tussen zijn vrijlating en zijn overlijden: zes Ludemanniana, zijn autobiografie, een politiek werkje, een treurspel, drie verzamelingen galante vertelsels en twaalf juridische werken.Ga naar eind44 Weliswaar had hij nog enkele werken op voorraad, geschreven in gevangenschap, maar het totale aantal is indrukwekkend voor een periode waarin hij naar eigen zeggen aanvankelijk zijn zwervend bestaan hervatte en de grote jongen uithing, en bovendien aan het einde met een hardnekkige borstkwaal en platzak werd opgenomen in de Amsterdamse nachtopvang De Baaierd, op het Binnengasthuisterrein. Hij meldde zich later zelfs in het Nieuwe Werkhuis aan het Weesperveld (Roetersstraat), het tuchthuis waarin het vroegere Rasp- en Spinhuis waren opgegaan, maar de regenten vonden hem niet eens geschikt om daar tussen de bedelaars zijn brood te verdienen. Door tussenkomst van de orangistische onderschout Papegaay werd hij uiteindelijk toch toegelaten. Aan werken kwam de zieke broodschrijver echter niet toe, want hij belandde terstond in de ziekenkamer waar hij ruim zeven weken werd verzorgd.Ga naar eind45 De zeven jaar waren wat Kersteman zelf aangaat, dus lang niet allemaal even productief. Dat laatste kan niet worden gezegd van zijn uitgever. De vraag is wie er goed garen heeft gesponnen bij Kersteman. Het lijkt erop dat hij direct na zijn vrijlating in 1786 zijn heil heeft gezocht bij de Zwolse boekverkoper Hendrik Hoogop, die het ondanks zijn jonge leeftijd al had geschopt tot president van het lokale St.-Lucasgilde. Maar meer dan twee titels waren hem niet gegund, mogelijk omdat het bericht van intekening voor Kerstemans astrologisch treurspel Solipater en Perzalina onvoldoende belangstellenden had opgeleverd en ook zijn ‘staatkundige’ werkje 's Lands pacificator weinig aftrek vond. Hoogop had Kersteman ‘geld op de copij geschoten’ en het manuscript van het treurspel achtergehouden. Veel geld zal Kersteman in Zwolle niet hebben verdiend.Ga naar eind46 Bij de Amsterdammer Jan Barend Elwe had Kersteman meer geluk. Deze had indertijd een poging gedaan om met Kersteman, toen deze nog in het Rotterdamse tuchthuis zat, in contact te komen en hem te vragen het Ludemanconcept verder uit te benen. Elwe had echter geen belet gekregen, waardoor zijn plannen in de kiem waren gesmoord. Hij kreeg een nieuwe kans toen hij de inmiddels vrijgelaten Kersteman, op zoek naar werk, bij toeval in zijn boekwinkel trof. Het moet een aangename ontmoeting zijn geweest, als we Kersteman mogen geloven. Hij kreeg een maaltijd aangeboden waarna hij goedgemutst akkoord ging met ‘een verdrag tot de beschrijving van de Triumphzaal’. Hij kreeg twee ducaten als voorschot. Ook bezorgde Elwe hem een ‘ordentelyke’ kamer en stond borg voor het kostgeld. Elwe betaalde zelfs Kerstemans schuld bij een kastelein in Zwolle, ‘zo dat hij mij ten minsten een half duizend guldens voorgeschooten, of liever geleend had, eer er nog een blad copij van het aangenomen werk aan hem geleverd was geworden’.Ga naar eind47 Kersteman als autobiograaf op zijn blauwe ogen vertrouwen, is meer dan eens riskant gebleken, maar in zijn opmerkingen over Elwe schuilt een grote kern van waarheid. De schrijver moet goed hebben begrepen dat men zich tegenover zijn weldoener bescheiden moet opstellen en dat borstklopperij over eigen verdiensten niet altijd gepast is. Dat doet Kersteman dan ook niet. Het beeld dat Kersteman van Elwe schetst, is dat van een betrokken en eervol boekverkoper die goed bij kas zat en veel mogelijkheden zag om de winst die Gerrit van Rooyen | |
[pagina 110]
| |
ooit had opgestreken met Kerstemans eerste Ludeman-mystificatie, minstens te evenaren. Een investering in Kersteman, zo moet Elwe hebben gedacht, verdient zich wel terug. Wat Kersteman betreft: geen kwaad woord over Elwe. In het Leeven en character-schets van een voornaam boekhandelaar in een der vermaardste koopsteden van Holland (1794) komt Elwe evenwel als een aarts-sjacheraar naar voren. Als we de anonieme pamfletschrijver mogen geloven, was Elwe oorspronkelijk een oudijzerboer en bestond zijn fonds grotendeels uit roofdrukken. Hij vernachelde zijn klanten waar ze bij stonden, werkte met steekpenningen, lichtte compagnons op en rommelde op veilingen met gebonden en ongebonden boeken. Elwe, zo roddelde de anonymus voort, was getrouwd met een luthers weesmeisje dat niet mooi was maar wel wat geld bezat. Dit huwelijk weerhield Elwe er niet van om menig jongedame onder de rokken te tasten. Hoewel het verleidelijk is om te denken dat Kersteman en Elwe elkaar als twee charlatans hadden gevonden, krijgt de laatste het voordeel van de twijfel zolang deze kwaadsprekerij niet is uitgezocht. In 1774 was Elwe in Amsterdam getrouwd met Anna Heegenberg, dochter van een op dat moment reeds overleden lutherse bakker. Dit stelde hem in staat om zich enkele maanden later als poorter van de stad te laten inschrijven. De klerk noteerde dat hij boekverkoper was en afkomstig ‘van Amptelten’, hetgeen wijst op het drostambt Elten, bij Emmerik. In 1777 werd hij opgenomen in het Amsterdamse boekverkopersgilde.Ga naar eind48 Uit Kerstemans opmerkingen valt op te maken dat Elwe broodschrijvers in dienst nam, of op z'n minst met flinke voorschotten aan zich wist te binden. Als tegenprestatie moesten zij (bij voorkeur) bestsellers schrijven. Iets vergelijkbaars had hij ook gedaan bij Lieve van Ollefen, een gehaaide vrijdenker die in 1780 als corrector en schrijver voor Elwe ging werken.Ga naar eind49 Vanaf 1786 nam de boekverkoper deel aan een Amsterdams compagnieschap, dat speciaal was opgericht om op veilingen van ongebonden boeken artikelen met recht van kopij te kopen.Ga naar eind50 Na zijn overlijden in 1816 werden zijn fonds en winkelvoorraad in Amsterdam geveild.Ga naar eind51 | |
Moeleman en HarteminkDe titelpagina's van de juridische werken en Kerstemans autobiografie uit de periode 1786-1793 bevatten een impressum waarin steevast alleen de naam van Elwe prijkt. Anders is dit bij Kerstemans Ludemanniana. Daar worden de titelpagina's slechts opgesierd met een uitgebreide stoklijst (‘Te bekomen by’), die wordt aangevoerd door achtereenvolgens Johan Hendrik Moeleman uit Arnhem, Hendrik Hartemink uit Alkmaar en Elwe uit Amsterdam. Alleen de Hekke-sluiter wijkt hier wat van af: daar staat Elwe in de achterste gelederen van de stok. Zijn positie als nummer één doet vermoeden dat Moeleman de uitgever was die wilde meeliften op het succes van Kersteman/Ludeman. Toch is dit hoogstwaarschijnlijk niet het geval. Zelf noemt Kersteman in één adem het contract met Elwe voor de Triumph-zaal, het voorschot dat hij hiervoor kreeg en het feit dat het werk naderhand werd gedrukt.Ga naar eind52 Bovendien maakt de broodschrijver in zijn autobiografie nergens gewag van enig contact met Moeleman. Overigens wijst onderzoek naar stoklijsten in advertenties uit dat de eerstgenoemde boekverkoper lang niet altijd de uitgever was.Ga naar eind53 Vandaar dat Moelemans naam zelden voorkomt in de verkoopadvertenties voor Ludemanniana. Een parallel met Ahasuerus van Goor, als eerstvermelde boekverkoper in de stok van | |
[pagina 111]
| |
Kerstemans Ludeman-biografie, doemt op. Om dezelfde redenen is ook diens betrokkenheid als uitgever twijfelachtig. Het is moeilijk te achterhalen waarom Elwe zich juist bij deze titels schuilhield achter de Arnhemse boekverkoper, wiens gerenommeerde boekhandel aan de Ketelstraat al decennia in de familie was.Ga naar eind54 Misschien zocht Elwe een stroman die de Ludeman-mystificaties meer prestige kon verlenen dan hijzelf. Misschien had Elwe in Moeleman een mede-investeerder gevonden voor deze werken. Misschien was Elwe ooit in de leer geweest bij Moeleman. Ik weet het niet. Onduidelijk is ook waarom de naam van Hendrik Hartemink, boekverkoper in Alkmaar, telkens als nummer twee in de stoklijsten staat. Hoewel deze in het jaar van Kerstemans invrijheidsstelling de roemrijke zaak van weduwe Maagh had overgenomen, is er weinig dat erop wijst dat zijn naam het aanzien van de Ludemanniana zou versterken.Ga naar eind55 Van Hartemink is weinig meer bekend dan dat hij net als Maagh overheidspublicaties drukte en vooraan staat in de stoklijst van Kerstemans Reizende dansmeester (1791).Ga naar eind56 Uit de opgave van de stcn blijkt dat Hartemink een beperkt fonds had en zich vooral had toegelegd op de assortimentshandel. Twaalf jaar na de overname doekte hij de boekwinkel op. Dat deed hij op weinig elegante wijze, getuige de vergeefse pogingen van zijn Amsterdamse collega Hendrik Banse om de penningen die Hartemink hem schuldig was, te innen. Banse had daartoe zelfs in 1798 een oproep in de krant geplaatst.Ga naar eind57 Dat Kersteman het uit opportunisme niet zo nauw nam met zijn eigen orangistische sympathieën, blijkt uit het feit dat Hartemink zich steeds sterker manifesteerde als radicaal-democratisch patriot. Hij gaf enkele patriotse titels uit en verkocht - blijkens de stokregels - werken van publicisten als Paape en Lieve van Ollefen. Direct na de Bataafse Omwenteling in 1795 ruilde hij zijn positie als boekverkoper in voor een bestuursfunctie. Hij nam plaats in het Comité van Militaire ZakenGa naar eind58 en werd in april 1797 door het Comité te Lande bevorderd tot ‘Plaats-Majoor’ te Leeuwarden, met een tractement van driehonderd gulden.Ga naar eind59 In 1806 trad hij op als recruteringsofficier voor Lodewijk Napoleon, die jongens uit wees- en armenhuizen opriep voor het leger van zijn broer. Toen Hartemink met zijn assistenten de jongens in Sneek kwam ophalen, leidde dit tot gewelddadig verzet waarbij rake klappen werden uitgedeeld.Ga naar eind60 Hoewel de bewijsvoering niet waterdicht is, moet de conclusie zijn dat het alleen Elwe is geweest die Kersteman heeft geëxploiteerd. Om onduidelijke redenen heeft hij Moeleman en Hartemink in de stoklijsten naar voren geschoven. De kwestie wordt echter gecompliceerder wanneer we de kortstondige verwijdering tussen Kersteman en Elwe in ogenschouw nemen. De verschijningsjaren van de juridische titels verraden niets van dien aard, waarschijnlijk omdat Elwe al in een vroeg stadium in het bezit was gekomen van de manuscripten. Ook de verschijningsjaren van de Ludemanniana geven weinig prijs. Zelf suggereert Kersteman dat hij na publicatie van de Triumph-zaal in 1787 uit Amsterdam vertrokken was en na omzwervingen uiteindelijk was neergestreken in een niet bij name genoemd dorp in Noord-Holland. Hij verbleef maandenlang bij een procureur, een man van ‘twaalf ambachten en dertien ongelukken’, bij wie het voor een bon-vivant als Kersteman goed toeven was. De logeerpartij zou uiteindelijk slecht voor hem aflopen, niet het minst omdat de bodem van zijn beurs in zicht was gekomen en de procureur Kersteman ‘van | |
[pagina 112]
| |
den Boekverkooper Elwe [had] afgetroond’.Ga naar eind61 De woordkeus wijst erop dat Elwe als vaste uitgever buiten spel was gezet en dat Kersteman omwille van het snelle geld een andere uitgever had gezocht. Die andere uitgever zou Jacob Keyzer uit Purmerend geweest kunnen zijn. Maar behalve een uitnodiging voor een genoeglijk samenzijn op diens buitenplaats zijn er van Kersteman en Keyzer vooralsnog geen gezamenlijke activiteiten aangetroffen.Ga naar eind62 Zijn naam komt bovendien niet voor in de stoklijsten. Een kandidaat die meer voor de hand ligt, is de Alkmaarder boekverkoper Hartemink. Zonder diens naam te noemen schrijft Kersteman dat hij voor een boekverkoper de Reizende dansmeester had geschreven, waarvoor hij ‘bij afrekening, een somme gelds aan den Procureur, in mindering van mijn opgelopen kostgeld kwam betaalen’.Ga naar eind63 Mocht Hartemink inderdaad de uitgever zijn geweest, dan blijft de vraag waarom Elwe diens naam telkens in de stoklijsten van de Ludemanniana zette. Tussen Kersteman en Elwe is het tot opluchting van de eerste weer goed gekomen. Op de laatste bladzijde van Kerstemans autobiografie klinkt pathetisch zijn belofte dat Elwe, of diens ‘rechtverkrijgenden’, na Kerstemans dood diens verdere wederwaardigheden mocht uitgeven ‘om daar uit de kosten van [zijne] begravenis te vinden’.Ga naar eind64 Het is in dit verband veelzeggend dat Kersteman in het Buitengasthuis is overleden: de doden werden er begraven op het eigen kerkhof, waar de kisten zonder aanzien des persoons op elkaar werden gestapeld, vijf tot zeven verdiepingen diep.Ga naar eind65 Het is zeer de vraag of Elwe ooit heeft meebetaald aan de begrafenis van zijn sterauteur. | |
Slot: meeliften met Meester FranciscusIn zijn autobiografie gaat Kersteman in op de beschuldiging dat alles wat hij uit naam van Ludeman had geschreven, verdichtsel zou zijn. Maakt het wat uit, klinkt het retorisch, want uiteindelijk bleken alle prognosticaties betrouwbaar. ‘Hoe groot een vertrouweling ik van den overledenen Doctor Ludeman ben geweest’, aldus Kersteman, ‘ik juist niet alles uit zijnen mond opgeschreeven heb gehad, maar dat mij een menigte gevallen van aangelegenheid, en onder anderen meer dan zeventig Horoscopen, door eenige persoonen, die hem voorheen gekend, of wonderlijke ontmoetingen met hem gehad hebben, zijn ter hand gesteld geworden’.Ga naar eind66 Ook had hij er een aantal ‘vermaaklijke geschiedverhalen van mijn eigen kraam’ ter opluistering aan toegevoegd. Daarmee geeft hij tevens een karakterisering van zijn Ludeman-mystificaties. Die zijn stuk voor stuk narratief, vol met anekdotes en profetische beschouwingen die vergezeld gaan van een astrologische context met wat uitleg over planeten en oppervlakkige astrologische gegevens. Doorwrochte astrologische uiteenzettingen zal men bij Kersteman niet aantreffen. Alleen de Lotery-spiegel is hier een uitzondering op.Ga naar eind67 Dat hij niet de enige broodschrijver was die een slaatje uit Ludeman wilde slaan, moge duidelijk zijn. In een aantal gevallen gingen schrijvers zelfs aan de haal met Meester Franciscus zelf. Neem bijvoorbeeld het dodengesprek waarin Jacob Campo Weyerman en Ludeman in discussie gaan over de patriotten, in die dagen nog aanhangers van Oranje die alleen een goede toekomst zagen voor het vaderland als de regentenkliek het pluche verliet. De Nieuws tyding uit de andere waereld verscheen in 1768, vermoedelijk bij Hendrik Backhuysen in Den | |
[pagina 113]
| |
Haag. Het wordt vaak toegeschreven aan Kersteman maar dit lijkt onjuist: de anonieme auteur reageert op de Spiegel der weereld en de bijbehorende Secrete byvoegzels, waarin Ludeman via Meester Franciscus verkondigt dat de toenmalige patriotten niets anders waren dan rustverstoorders, intellectueel uitschot.Ga naar eind68 Uit 1773 dateert de Zeldzaame droom, door Meester Franciscus gedroomd, zynde de nageblevene corespondent [sic], van den beroemden astrologist Johannes Christophorus Ludeman.Ga naar eind69 Het is een nijdasserig pamflet van een Amsterdamse toneelliefhebber over het feit dat Amsterdamse kwezels (lees: de kerk) de herbouw van de Amsterdamse Schouwburg tegenhouden. Begrijpelijkerwijs heeft Ludeman noch Kersteman in deze tekst de hand gehad. Dat laatste geldt ook voor een astrologisch tijdschrift, waarvan de ‘eerste verzameling’ in 1789 verkrijgbaar was: Echte sterrenvoorzegkundige brieven van den waereldberoemden astrologist J.C. Ludeman, behelzende 's mans voorspellingen over de jaaren 1780, 1781-1782, 1783-1784, 1785-1786, 1787-1791 en 1792. Om stilistische redenen moet dit werk geschreven zijn door een andere broodschrijver dan Kersteman.Ga naar eind70 De titelpagina meldt dat het werk gebaseerd is op een Duitstalig manuscript van Ludeman, dat zich zou bevinden bij een van zijn bloedverwanten. De uitgave maakt deel uit van het fonds van Elwe. Mogelijk heeft dit werk de relatie tussen Kersteman en Elwe verder onder druk gezet. Een tweede verzameling is overigens nooit verschenen.Ga naar eind71 Nooit verschenen is ook De allerlaatste pylkoker van doctor Johan Christophorus Ludeman uit welke astrologische pylen geschoten worden op de puynhoopen van de tweede toren van Babel. Het zou blijkens een advertentie gaan om ‘het beste Meesterstuk zyner [Ludemans] Voorzegkundige werken, gevonden onder de Nalatenschap van Meester Franciscus, het welke niet voor den agsten Maart 1790 mag uitgegeeven worden’. In oktober 1789 was er in de krant een oproep geplaatst om voor dit werk in te tekenen, maar omdat er geen exemplaar van bekend is, is het waarschijnlijk dat er niet genoeg intekenaars zijn geweest.Ga naar eind72 Ook Kersteman klaagde dat er met de astrologische voorzeggingen weinig eer meer viel te behalen. Het lijkt erop dat de astrologie aan het einde van de achttiende eeuw weliswaar een breed geaccepteerde bezigheid was, maar dat het Ludeman-concept inmiddels uitgewerkt was. Wel hield het personage dat Kersteman van hem had gemaakt, tot ver in de negentiende eeuw stand. De beroemde astroloog werd aldus bijgezet bij de nationale folklore. |
|