Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 39
(2016)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Mededelingen van de stichting Jacob Campo Weyerman, Jaargang 39, Nummer 1, winter 2016]Politiek op de kermis
| |
‘Moy fraay curieux’Het genre van de gefingeerde rarekiekvertoning is geïnspireerd op de rarekiek, die in de vroegmoderne tijd door heel Europa te vinden was. De Britten kenden de kastjes als ‘peepshows’ of ‘raree shows’, de Fransen als ‘rarités’ en in de Duitstalige gebieden sprak men van ‘Guckkasten’.Ga naar eind4 Samen met onder meer | |
[pagina 2]
| |
liedjeszangers, poppenspelers en dierkunstenaars maakte de rarekiek - de naam duidde zowel de vertoner als zijn kast aan - deel uit van de toenmalige amusementsbranche. Het was een vorm van straatvertier.Ga naar eind5 Waaruit dat vertier precies bestond is enigszins ongewis. Er lijken meerdere modellen rarekieks in omloop te zijn geweest.Ga naar eind6 In ieder geval was er altijd sprake van een houten kast waarin iets te zien was. Het model dat we in Nederlandse bronnen het meest terugvinden is een op een standaard geplaatste afgesloten kast met één of meer kijkgaten, waardoor het publiek kon kijken naar een afbeelding in de kast. Vermoedelijk waren de kijkgaten voorzien van een lens, waardoor een diepte-effect ontstond en de afbeelding een levensechte aanblik bood. Met die garantie van levensechtheid kon de eigenaar van de kast het publiek naar zijn attractie lokken, alwaar het dan tegen betaling een kijkje mocht nemen.Ga naar eind7 Dat maakt de rarekiek tot een voorloper van de bioscoop, een vorm van audiovisueel entertainment op locatie, waarbij de eigenaar van de kast het auditieve gedeelte voor zijn rekening nam: hij voorzag de beelden in de kast van toelichting en commentaar en speelde daarmee de rol van explicateur. Wanneer deze vorm van audiovisueel entertainment precies zijn intrede deed in de publieke ruimte, is moeilijk te bepalen. In ieder geval lijkt de gewoonte om met dergelijke kijkkasten bij wijze van attractie langs de straten te trekken pas in de late zeventiende eeuw te zijn ontstaan. Vanaf dat moment vinden we de rarekiek op afbeeldingen van de kermis en het straatleven en wordt ernaar verwezen in pamfletten. In de Republiek gebeurde dit voor het eerst in een pamflet naar aanleiding van de moord op de gebroeders De Witt in 1672: Haeghse nouvelles de rarité, moy curieus de Ms. Witten.Ga naar eind8 Het vroegste Britse voorbeeld, The raree show, stamt uit 1681 en heeft een zekere vermaardheid, aangezien het een pamflet tegen koning Karel ii betreft, waarvoor de auteur, Stephen Colledge, de doodstraf kreeg. Met de opkomst van de rarekiek als kermisattractie doet ook het genre van de gefingeerde rarekiekvertoning zijn intrede. Daaronder versta ik de nabootsing van een rarekiekvertoning in gedrukte, tekstuele vorm, eventueel ondersteund met enige illustraties. Het genoemde pamflet uit 1672 kan nog niet tot die categorie gerekend worden, omdat hierin de verwijzing naar de rarekiek alleen in de titel voorkomt; het pamflet zelf bestaat slechts uit een berijmde blamering van de gebroeders De Witt van één pagina. Het pamflet van Colledge is wel als een gefingeerde rarekiekvertoning te beschouwen en daarmee, vooralsnog, het oudst overgeleverde voorbeeld van dit genre. Niet lang daarna echter verscheen De tweede Amsterdamse Posttyding moy fraay curieux van de Keuninke van Vrankryke, de State Jerusalemme die kroote Turke e comsla (ca. 1689), een vier pagina's tellend pamflet, vermoedelijk deel uitmakend van een grotere reeks, waarin we voor het eerst de ‘rarekiekformule’, zoals ik hem maar even noem, in de Republiek aan het werk zien.Ga naar eind9 Het woord rarekiek komt in dit pamflet nog niet voor. Wel is sprake van een ‘Rariteyt’. Ook wordt de lezer al op het goede spoor gezet door de woorden ‘moy fraay curieux’ in de titel. Die vormden namelijk de gebruikelijke aanprijzing waarmee de vertoners hun publiek probeerden te lokken. De frase werd op den duur zo conventioneel dat de term ‘fraai curieus’ als synoniem voor de rarekiek zelf ging fungeren.Ga naar eind10 Wat de lezer eveneens al in de titel kon herkennen was het taalgebruik van de rarekiekvertoner, een Fransman die Nederlands spreekt | |
[pagina 3]
| |
met zwaar Frans accent: ‘mooi’ wordt gespeld als ‘moy’, er is sprake van een ‘Keuninke’ van ‘Vrankryke’, een ‘kroote Turke’ et cetera. Dat taalgebruik is een van de belangrijkste kenmerken van de gefingeerde rarekiekvertoning, waarin de vertoner nadrukkelijk een typetje is, een personage dat de echte rarekiek-vertoner op een clichématige en vermoedelijk ietwat overdreven manier imiteert met als doel de lachlust op te wekken.Ga naar eind11 ‘De raarekiek-kas’. Prent van A. Bouwens met een bijbehorend versje, dat de rarekiek aanprijst als leerzame attractie voor de jeugd waar ze beter haar geld aan kan besteden dan aan snoepgoed. Gedateerd tussen 1794 en 1804. (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
Een volgend kenmerk, dat ook in veel latere gefingeerde vertoningen terugkeert, is de gedramatiseerde vertelsituatie, waarbij sprake is van personages die met elkaar het gesprek aangaan. Er verschijnen twee vertoners ten tonele, Jean en Deny, en daarnaast een hele stoet inwoners van Amsterdam, zowel kinderen | |
[pagina 4]
| |
als volwassenen, die een kijkje komt nemen in de rarekiek en reageert op wat er te zien is. De beelden, beschreven door Jean en Deny, hebben betrekking op de politieke actualiteit: recente krijgsverrichtingen, het gedrag van Europese vorsten. Zo ontstaat een variant op het in de Republiek toen reeds vertrouwde verschijnsel van het praatjespamflet.Ga naar eind12 Titelpagina van De tweede Amsterdamse Posttyding moy fraay curieux van de Keuninke van Vrankryke, de State Jerusalemme die kroote Turke e comsla (ca. 1689). (Universiteitsbibliotheek Gent)
Het feit dat in dit pamflet de rarekiek wordt opgevoerd als een medium dat informatie brengt over actuele gebeurtenissen, roept de vraag op in hoeverre ook de echte rarekieks in die tijd als nieuwsmedium functioneerden. Het antwoord op die vraag is helaas niet eenduidig. Een belangrijk tegenargument is de traagheid van dit medium vergeleken met andere contemporaine media voor nieuwsverspreiding, zoals de krant en mond-tot-mondcommunicatie. De meeste mensen zullen de rarekiek maar af en toe hebben kunnen aanschouwen, wellicht alleen tijdens de jaarlijkse kermis. De vertoner zal bovendien hebben rondgereisd met een vast repertoire aan beelden, waar hij minstens één seizoen mee wilde doen om niet te veel kosten te hoeven maken. Dat alles maakt het erg onwaarschijnlijk dat mensen hun nieuws haalden uit de rarekiek.Ga naar eind13 De prenten voor rarekieks die nog bewaard zijn gebleven, bieden echter een genuanceerder beeld. Afbeeldingen van landschappen en verhalen uit de Bijbel en de klassieke oudheid waren populair, zo blijkt, maar representaties van grote eigentijdse gebeurtenissen als natuurrampen en veldslagen evenzeer.Ga naar eind14 Dit doet vermoeden dat de rarekiek, hoewel waarschijnlijk geen directe bron voor nieuwsfeiten, wel een rol speelde in de vroegmoderne nieuwscommunicatie als medium dat het nieuws - letterlijk - aanschouwelijk maakte en wellicht ook duidde, via de toelichtingen van de vertoner. De rarekiek zou daarmee gezien kunnen worden als een soort Polygoon-journaal avant la lettre en de gefingeerde rarekiekvertoning als een tekstuele variant op dit verschijnsel. Na De tweede Amsterdamse Posttyding van omstreeks 1689 blijft het enige tijd stil aan het front van de gefingeerde vertoningen in de Republiek. Pas in | |
[pagina 5]
| |
1706 treffen we de volgende titel aan.Ga naar eind15 Inmiddels is de Spaanse Successieoorlog uitgebroken, die aanleiding is voor een hausse aan gefingeerde rarekieks. De formule neemt vastere vormen aan, terwijl ook enige noviteiten hun intrede doen. Ten eerste wordt het personage Harlequin (soms Arlequin) geïntroduceerd. In de Republiek kende men deze figuur, het type van de vrolijke knecht en komische zonderling, afkomstig uit de commedia dell'arte-traditie, vooral in afgeleide vorm. De van oorsprong Italiaanse commedia dell'arte was in de zeventiende eeuw groot geworden in Frankrijk en op den duur raakte dit toneelgenre sterk verfranst. Voor zover men in de Republiek bekend was met de commedia dell'arte-traditie was het via deze Franse weg.Ga naar eind16 De Franse Harlequin is in de gefingeerde rarekiekvertoningen voortaan degene die de in de rarekiek vertoonde beelden beschrijft. In taalgebruik en gedrag blijft hij hetzelfde type: een koeterwaals pratende, wat armoedig overkomende persoon. De figuur van de echte rarekiekvertoner en het personage Harlequin lijken hier te zijn samengesmolten.Ga naar eind17 Er is tevens sprake van een nieuwe vaste tegenspeler: een Hollandse boer, luisterend naar een naam als Kees, Jaap of Gerrit. De gefingeerde vertoning bestaat uit een discussie tussen Harlequin en de boer over een actuele gebeurtenis, zoals een veldslag of een buitenlandse politieke crisis. De boer trekt daarbij standaard aan het langste eind. Binnen het genre van de gefingeerde rarekiekvertoningen vormt de variant ‘Harlequin met de rarekiek’ een voorname subcategorie, die specifiek in de vroege achttiende eeuw een grote bloei doormaakte. In de vijftien jaar tussen 1706 en 1721 verschenen maar liefst 65 van dergelijke Harlequins; daarna vlakt de curve meteen scherp af en komen we Harlequin en zijn rarekiek nog slechts sporadisch tegen. Een flink aantal van deze Harlequins handelt over de Spaanse Successieoorlog. De standaard rolverdeling tussen Harlequin en de boer sluit goed aan op deze oorlog: Harlequin vertegenwoordigt het Franse, dus vijandige, standpunt, de Hollandse boer symboliseert het goede vaderland en leest vanuit die positie de domme Harlequin de les. Deze Harlequins vormen zo een voorbeeld van oorlogspropaganda, bedoeld om de Fransen te beschimpen en de Hollanders en hun bondgenoten lof toe te zingen.Ga naar eind18 Wie het format van de ‘Harlequin met de rarekiek’ heeft uitgevonden is helaas niet na te gaan. De eerste titels verschenen anoniem. Wel is duidelijk dat het specifiek twee Amsterdamse schrijvers waren die deze variant van de gefingeerde rarekiekvertoning hun smoel hebben gegeven: Jan Pook en Jan van Gijsen.Ga naar eind19 Pook publiceerde in het najaar van 1708 drie rarekieks, die meerdere keren werden herdrukt en waarvan ook enige, door de auteur zelf beschimpte, anonieme imitaties verschenen.Ga naar eind20 Hij nam deze tevens op in zijn Rommel-zoodjen bestaande in verscheiden ernstige en boertige helden-zangen, in 1709 uitgegeven bij de bekende boekverkoper Timotheus ten Hoorn. In die uitgave vinden we ook drie fraaie gravures, waarop we Harlequin met zijn rarekiek zien, in gesprek met boer Jaap. Dezelfde prenten vinden we, in subtiel gewijzigde vorm, nog tot diep in de achttiende eeuw terug in andere gefingeerde rarekiekvertoningen.Ga naar eind21 Jan van Gijsen bracht twee reeksen rarekieks uit: een serie van tien, betrekking hebbend op de Spaanse Successieoorlog en verschenen in de jaren 1709-1710, opgenomen in deel 3 van zijn Werken. Een volgende reeks van maar liefst zeventien stuks is overgeleverd als losse pamfletten van steeds vier pagina's, in twee kolommen bedrukt, waarin Jaap de vaste tegenspeler is van Harlequin. | |
[pagina 6]
| |
Die tweede serie verscheen grotendeels in de jaren 1714-1716.Ga naar eind22 Van Gijsen heeft daarmee getalsmatig het overwicht in het genre in deze periode. Het is tekenend dat na zijn dood in 1722 de gefingeerde rarekiek decennialang slechts incidenteel opduikt. Rond het midden van de achttiende eeuw doet zich een nieuwe variant van het genre voor, die ik zou willen aanduiden als de scheldrarekiek. Wederom is het een meermaals herdrukte publicatie die de toon zet. Ditmaal gaat het om De weergalooze Amsterdamsche kiekkas, vertoonende de prince van Oranje en Nassou, en al wat hy hier gedaan heeft omtrent de oude regeering (1748), verschenen naar aanleiding van het Amsterdamse Doelistenoproer.Ga naar eind23 Harlequin is hier verdwenen, evenals het personage van de boer. Er is nu sprake van een monoloog van de vertoner, die beelden beschrijft die verwijzen naar de actualiteit, nog wel altijd in dat typerende koeterwaals: ‘Kyke maar regt uit, daar heb je de Prinse van Oranje en Nassauw, kyke rys hoe dat hy in de Koets zit met 6 Paarden bespannen’.Ga naar eind24 Het voornaamste verschil betreft echter de toonzetting, die nu fel aanvallend is. De vertoner, die voor de stadhouder is, haalt de Doelisten scherp over de hekel. De beschreven beelden zijn vooral bedoeld om personen van de tegenpartij met naam en toenaam te blameren: ‘Kyk maar regt uit, daar ligt de Prins de voet op, schopt Jan Six onder zyn gat, dat hy 12 voeten ver weg stuyft.’Ga naar eind25 Het is deze variant van de gefingeerde rarekieks die enige decennia later, in de Patriottentijd, zijn hoogtijdagen beleeft. Tegen die tijd had de gefingeerde rarekiekvertoning ook een zusje gekregen, de gefingeerde toverlantaarnvertoning. Qua opzet zijn deze twee vrijwel identiek, alleen is het nu een toverlantaarn waarmee de zogenaamde beelden worden vertoond. Elders schreef ik reeds uitgebreid over die toverlantaarntraditie, waarvan ik inmiddels heb geconstateerd dat ze duidelijk ondergeschikt was aan die van de gefingeerde rarekiek.Ga naar eind26 Gefingeerde toverlantaarns verschenen slechts in een beperkte periode, namelijk tussen 1780 en 1806, en vallen getalsmatig in het niet bij de rarekieks. In het genre van de gefingeerde rarekiekvertoning telde ik tot nog toe reeds 122 titels, van haar zusje maar veertien. Haar faam dankt de gefingeerde toverlantaarnvertoning vooral aan één zeer succesvolle exponent, het twintig afleveringen tellende orangistische tijdschrift Lanterne Magique of Toverlantaern (1782-1783).Ga naar eind27 Gefingeerde rarekiekvertoningen bleven ook in de negentiende eeuw verschijnen. Het ging om politieke pamfletten, maar tevens - en dit is nieuw - om prentenboeken voor kinderen. In het laatste geval was de connectie met het nieuws volledig verdwenen. In de negentiende-eeuwse jeugdliteratuur fungeerde de rarekiek vooral als medium om een afwisselende reeks van beelden uit allerhande exotische oorden te tonen.Ga naar eind28 Het feit dat daartoe de rarekiek gebruikt wordt, leert ons wel dat deze op dat moment nog altijd een bekende publieke verschijning was. Er lijkt zo een directe lijn te trekken van de rarekiek, die in de late zeventiende eeuw als vorm van straatentertainment opkwam, via de toverlantaarn, die in de loop van de achttiende eeuw aan het repertoire van openbaar vertoond amusement werd toegevoegd, naar meer moderne vormen van visueel vermaak zoals film, televisie, videogames en, meest recentelijk, YouTube. Onvermijdelijk verdween de rarekiek uiteindelijk uit het dagelijks leven en vervolgens ook uit het collectieve geheugen. Daarmee kwam ook het genre van de gefingeerde rarekiekvertoning tot een einde. Als het publiek de ver- | |
[pagina 7]
| |
wijzingen niet meer herkent, werkt zo'n nabootsing immers niet meer. Het jongste voorbeeld is toch nog opvallend jong. Op de website Geheugen van Nederland staat een cabaretlied, getiteld ‘De rarekiek. Comique scêne’, gedateerd op 1920. Het betreft een lied dat steeds onderbroken wordt door korte stukjes spreektekst, beginnend met de woorden: ‘Kijkt maar regt uit Heeren en Dames, we gaan beginnen’. Vervolgens komen allerlei internationale politieke figuren van dat moment aan bod, die kritisch besproken worden.Ga naar eind29 Minder dan een eeuw geleden fungeerde de rarekiekformule dus nog als een vehikel voor satire en politiek commentaar, zoals het toen reeds een kleine tweeënhalve eeuw gedaan had. | |
Een alternatieve publieke sfeerDe rarekiektraditie van de vroege achttiende eeuw, de bloeiperiode van de Harlequins, kan gesitueerd worden in drie verschillende, maar ook samenhangende contexten. De eerste is die van het vroegmoderne amusementscircuit, dat hierboven reeds aan bod kwam. Als imitatie van een rarekiekvertoning verwijzen de Harlequins direct naar die context. Ze spelen in op de herkenning bij het publiek van een dergelijke attractie op straat of tijdens de kermis. Een aantal Harlequins noemt de kermis ook in de titel.Ga naar eind30 Dit is een wereld die we voor wat betreft de achttiende-eeuwse Republiek vooral kennen uit literaire bronnen, zoals Lukas Rotgans' befaamde Boerekermis (1708). In dit lange gedicht, dat velen tot navolging inspireerde, wordt de kermis beschreven als een plaats van vrolijkheid, maar ook van norm-overschrijdend gedrag: overvloedig eten, dronkenschap en openlijk seksueel handelen.Ga naar eind31 Dat vrolijke, ongedwongen karakter van de kermis sluit goed aan bij de kluchtige en enigszins lompe toonzetting van de Harlequins. We hebben hier te maken met uitingen die evident bedoeld zijn om het publiek te laten lachen, en dan niet door middel van spitsvondigheden en subtiele inside jokes, maar via laagdrempelige humor: de parodiëring van het Nederlands-met-Frans-accent van de vertoner, misverstanden tussen Harlequin en de boer. Het is goed denkbaar dat dit soort blaadjes ook juist op de kermis verkocht werden.Ga naar eind32 Die laagdrempelige humor roept ook een tweede context op, namelijk die van de boertige poëzie, die juist in de eerste decennia van de achttiende eeuw in de Republiek floreerde. Jan te Winkel heeft als een van de weinige Nederlandse literatuurgeschiedschrijvers deze bloei gesignaleerd. Onder de titel ‘De boertige muze’ wijdt hij er in deel 5 van zijn Ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde een heel hoofdstuk aan.Ga naar eind33 Hij somt daarin een reeks dichters van boertige verzen op, onder wie Jan Pook en Jan van Gijsen, maar ook Jakobus Rosseau, Salomon van Rusting en Robert Hennebo. Volgens mij betreft het hier een traditie die we los moeten zien van die van de satirische tijdschriften die omstreeks dezelfde tijd door Doedijns en zijn navolgers werden geproduceerd. Sowieso ging het bij die tijdschriften om proza en bij de boertige traditie om poëzie, maar bovenal gebruikte men in die satirische tijdschriften vaak veel metaforiek en verwijzingen naar de klassieken, waardoor dergelijke publicaties ook in de tijd zelf alleen voor de beter geschoolden toegankelijk zullen zijn geweest.Ga naar eind34 De teksten van figuren als Rosseau en Hennebo, waaronder van de laatste de befaamde Lof der jenever (1723), vereisen veel minder voorkennis | |
[pagina 8]
| |
en zullen daarom, zo vermoed ik, een breder publiek hebben aangesproken. Voor datzelfde bredere publiek zullen ook de - eveneens berijmde - Harlequins geschreven zijn. Gravure bij Jan Pook, Eerste Harlequin, reyzende met zyn rarekiek (1708), afgedrukt in Pooks Rommel-zoodjen (1709). (Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag)
Gravure bij de Tweede Harlequin (1708) in Jan Pook, Rommel-zoodjen (1709). De haan verbeeldt de Franse haan, die zijn veren verliest. (Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag)
De derde en laatste context die hier relevant is, is die van de contemporaine politiek. De decennia rond 1700 vormden een roerige periode. Van 1672 tot 1713 was de Republiek bijna permanent in oorlog met Frankrijk, wat aanleiding gaf tot een bijna even permanente stroom aan nieuws en pamfletten.Ga naar eind35 Dat de publicatie van informerende en opiniërende geschriften conjunctuurgevoelig is, is algemeen bekend. Dat juist in deze politiek turbulente jaren zoveel Harlequins verschenen, is dan ook niet los te zien van het publicitaire hoogtij van dat moment. De Harlequins reageerden op het nieuws en deden zelf ook aan opinievorming. Ze parasiteerden daarmee op de bestaande nieuwsstroom, zonder welke ze nooit gemaakt hadden kunnen worden.Ga naar eind36 Dit parasiteren brengt ons op een volgende kwestie: hoe verhielden de Harlequins zich tot het grotere geheel van de toenmalige publieke opinie? Ik zie hier een sterk verband met de vorige twee contexten, die van de kermis en de boertige poëzie. Dat verband bestaat erin dat de Harlequins, als mengeling van nieuws, opinie en vermaak, te beschouwen zijn als achttiende-eeuwse vormen van infotainment. Over infotainment bestaan vandaag de dag zeer uiteenlopende visies. Enerzijds zijn er onderzoekers die de opmars van infotainment zien als een gevaarlijke vorm van verplatting, die een goed functioneren van de publieke sfeer als kritisch platform ondermijnt. Het zou complexe vraagstukken terug- | |
[pagina 9]
| |
brengen tot eenvoudige soundbites en ertoe leiden dat vermaak meer en meer boven inhoud gaat.Ga naar eind37 Anderzijds zijn er wetenschappers die beweren dat infotainment de publieke sfeer juist versterkt, omdat ze haar voor een breder publiek toegankelijk maakt. Serieuze praatprogramma's over politiek en diepgaande analyses van politieke debatten in kranten en tijdschriften zijn immers per definitie een elitaire aangelegenheid. Infotainment heeft als pluspunt dat ze een publiek aanspreekt dat anders überhaupt niet met politiek in aanraking zou komen; er zou zo een emancipatoire werking van uitgaan.Ga naar eind38 Op de gravure bij Pooks Derde Harlequin (1708), in diens Rommel-zoodjen (1709), heeft de boer zich vermomd als Vlaming. (Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag)
Een soortgelijke analyse zouden we kunnen toepassen op de Harlequins en bij uitbreiding op alle vormen van eenvoudig vermaak over politieke onderwerpen uit deze periode. Aan de ene kant betreft het hier een versimpeling van de politieke situatie: de ingewikkelde machtsstrijd tussen Europese mogendheden wordt teruggebracht tot het belachelijk maken van de tegenpartij van dat moment. Aan de andere kant brengen de Harlequins een breed publiek op de hoogte van het politieke nieuws, bijvoorbeeld door in te gaan op specifieke veldslagen en deze ook te duiden (uiteraard wel vanuit een duidelijk patriottisch standpunt). In die zin bieden ze een toegankelijke vorm van nieuwscommunicatie en verbreden ze de publieke sfeer. Die verbreding wordt des te interessanter in het licht van de theorievorming over het concept publieke sfeer, zoals geëntameerd door Jürgen Habermas.Ga naar eind39 Binnen die theorievorming staat vooral de burgerlijke publieke sfeer, volgens Habermas tot stand gekomen in de late zeventiende eeuw in Engeland, centraal. Het gaat om de wereld van gegoede burgers, die samenkomen in koffiehuizen om kranten en opiniebladen te lezen en over politiek te discussiëren. Die wereld wordt door Habermas en diverse navolgers geïdealiseerd als een soort utopie voor het onafhankelijke, kritische debat over zaken van publiek belang, waarin onderbouwde meningen werden gevormd die losstonden van zowel staat als markt.Ga naar eind40 Inmiddels is deze visie van vele kanten bekritiseerd. Zo is betoogd dat ze uitgaat van een nogal elitair standpunt, aangezien de cultuur van koffiehuizen en opiniërende spectators vooral het domein was van gegoede (mannelijke) burgers.Ga naar eind41 Voortredenerend op die kritische lijn zou de wereld van het politieke vermaak - Harlequins én andere vormen van opiniërende of nieuws-gerelateerde boertigheid, te plaatsen in de vrolijke, ongedwongen omgeving van de kermis - beschouwd kunnen worden als een alternatieve publieke sfeer. Die sfeer voldoet weliswaar niet aan Habermas' strikte normen van kritisch, inhoudelijk | |
[pagina 10]
| |
debat en onafhankelijkheid, maar er wordt wel degelijk actief gesproken over politiek en ze is bovendien voor een veel breder publiek toegankelijk. Om die alternatieve publieke sfeer nader in beeld te krijgen, wil ik aan de hand van één vroegachttiende-eeuwse casus uit de rarekiektraditie laten zien wat dat vroegmoderne politiek amusement, die infotainment omstreeks 1700, nu eigenlijk behelsde. | |
Een komisch lesje mediawijsheidWie moet niet lachchen, en wie kan zich zelv bedwingen
Als uwen Harlequin komt met zyn Marsje an springen?
Die met een Waalsche tong, voor daden van gewigt,
Veild, 't geen de onnozelheid, der Fransjes vaak verricht.Ga naar eind42
Dit schrijft Jan van Hoven in zijn lofdicht op Jan Pooks Rommelzoodjen (1709). Hij verwijst hiermee naar de drie Harlequins waarmee Pook grote successen vierde.Ga naar eind43 Behalve uit de diverse herdrukken en navolgingen die deze reeks ten deel viel, is dat succes ook af te leiden uit een passage in Jakobus Rosseaus Samenspraak gehouden in de and're waereld tusschen Jan van Gyzen en eenige and're versturve poeëten (1722). Rosseau laat daarin de dan net overleden Van Gijsen in gesprek gaan met diverse gestorven kunstbroeders, onder wie zijn stad- en tijdgenoot Jan Pook (zelf in 1714 overleden). ‘U Harlequienen zyn van niemant nog verbeeterd’, merkt Van Gijsen op tegen Pook, die dit zelf beaamt: ‘Het Waals, dat heerlyk Waals, is nimmer door Poeëten/ Zo uytgeblaazen, als doen Pook dat werk begon’.Ga naar eind44 We mogen dus wel aannemen dat Pooks Harlequins onder tijdgenoten in hoog aanzien stonden. Dit maakt nieuwsgierig naar de inhoud ervan. De drie Harlequins vertellen samen feitelijk één verhaal, waarin de domme Fransman Harlequin en de gewiekste Hollandse boer Jaap, afkomstig uit het vestingdorp Nieuwersluis, de protagonisten zijn. De clou van het verhaal bestaat erin dat Jaap Harlequin tot driemaal toe voor de gek houdt door te doen alsof hij aan de kant van de Fransen staat in de Spaanse Successieoorlog, terwijl hij, als rechtgeaard patriot, natuurlijk de Grote Alliantie (Engeland, de Republiek, Oostenrijk) steunt. De centrale gebeurtenis waar de gefingeerde beelden van Harlequins rarekiek naar verwijzen, is het beleg van Rijsel in het najaar van 1708. Uiteindelijk wisten de geallieerden deze stad van de Fransen te winnen, maar dat kostte wel de nodige moeite.Ga naar eind45 Dat laatste blijft in de Harlequins uiteraard onvermeld; daarin worden vooral de nederlagen en mislukkingen van het Frans-Spaanse kamp breed uitgemeten. Wat betreft de publieke opinievorming lijken deze Harlequins in eerste instantie weinig spannends te bieden. Het gaat om een bespotting van de Fransen vanuit vaderlands perspectief zoals er in die tijd zovele werden gevonden, een conventionele vorm van oorlogspropaganda.Ga naar eind46 Als we wat nader inzoomen op de humor die hier gebruikt wordt, valt op, dat die erg vaak te maken heeft met misverstanden. Dat begint al met de ietwat flauwe openingsscène van deel 1, waarin Harlequin het eerste beeld uit zijn rarekiek aan Jaap begint te beschrijven: een afbeelding van de slag bij Wijnendale van 28 september 1708, waarin de Franse generaal La Motte een centrale rol speelde. Harlequin introduceert | |
[pagina 11]
| |
hem als ‘Monsieur La Moth’, maar Jaap verstaat ‘Monster de Mot’ en snapt er niets van: ‘Waar vecht die Mot mee, met de kaars?’ Harlequin legt uit dat het gaat om een generaal ‘du Roi de Frans’, wat tot een nieuw misverstand leidt: Jaap denkt nu dat het gaat om een garnaal, die iets met ‘Rooye Frans’ van doen heeft. Harlequin raakt gefrustreerd en roept uit: ‘O, jou leggen niet wel uit, wat dat ik wil zek’, waarop Jaap antwoordt: ‘Wel, spreek dan klaarder, malle gek’. Na een gedetailleerde uitleg van wat een generaal is, valt bij Jaap eindelijk het kwartje.Ga naar eind47 Dat Jaap het woord als ‘Jinneraal’ uitspreekt, is natuurlijk evenmin bevorderlijk voor wederzijds begrip. Er volgen daarna nog een paar soortgelijke talige misverstanden, voordat Harlequin eindelijk toekomt aan de beschrijving van wat er feitelijk in zijn rarekiekkas te zien is. Als we eenmaal bij die beschrijving zijn aanbeland, treedt een nieuwe vorm van humor aan de dag, wederom gerelateerd aan misverstanden en ditmaal ook met publieke opinievorming in verband te brengen. Harlequin beschrijft enkele beelden van de slag bij Wijnendale, maar wel vanuit een duidelijk pro-Frans perspectief. Hij doet het voorkomen alsof de Fransen deze slag wonnen, terwijl ze hem in werkelijkheid verloren. Jaap ziet tegelijkertijd die beelden in de rarekiek, maar kan die niet in overeenstemming brengen met Harlequins beschrijving. Dat leidt tot een komische discrepantie van visies. Jaap constateert bijvoorbeeld: ‘De Franse lopen’, waarop Harlequin antwoordt: ‘Niet men Heere: 't Is maar ien beekje retirere’.Ga naar eind48 Steeds heeft Harlequin een excuus klaar als Jaap iets ziet dat ingaat tegen diens verhaal. Als er op de afbeelding bijvoorbeeld een soldaat van het Franse kamp sneuvelt, legt Harlequin uit dat dit geen belangrijke militair was: Dat 's bakkatel: dat 's kleyne waarde;
Dat is maar Spaans; daar steek niet in;
Hum maar Markies, en zo wat bin.Ga naar eind49
Oftewel: het is ‘maar een Spanjaard’, dus het stelt niet zoveel voor. Intussen is het voor de lezer overduidelijk dat Harlequin een valse voorstelling van zaken geeft en ter plekke door Jaap als een leugenaar ontmaskerd wordt. De humor die op deze manier ontstaat maakt op een slimme manier gebruik van het feit dat de rarekiekvertoning zowel een auditieve als een visuele component heeft, die tegelijk optreden: het bekijken van het beeld valt samen met het luisteren naar de toelichting van de vertoner. Door het beeld zoals Jaap dat ziet te laten afwijken van de toelichting van Harlequin ontstaat incongruentie, een basisprincipe in veel humor.Ga naar eind50 Deze techniek is vergelijkbaar met wat in hedendaagse televisiesatire gebeurt wanneer de woorden van een bepaalde politicus worden gecombineerd met beelden die deze woorden evident tegenspreken. Je zou aan deze komische incongruentie ook nog een meer didactische lading kunnen toekennen. Er wordt de laatste jaren in Nederland veel gesproken over het belang van mediawijsheid. Kinderen moeten leren dat wat ze op televisie zien of op internet lezen niet per se waar is, dat media gebruik maken van bepaalde ‘frames’ in hun weergave van de werkelijkheid, dat die weergave daarmee gekleurd is en dat er meer en minder betrouwbare bronnen bestaan.Ga naar eind51 Recentelijk is geconstateerd dat dergelijke pleidooien voor media-educatie ook al in de vroegmoderne tijd bestonden.Ga naar eind52 De Harlequins van Pook zouden even- | |
[pagina 12]
| |
zeer gezien kunnen worden als (luchtige) bijdragen aan die educatie. Ze leren de lezer iets over de ‘framing’ van nieuwsfeiten, door letterlijk de discrepantie tussen twee van die ‘frames’ te laten zien, dat van Harlequin en dat van Jaap. Op die manier dragen ze, al dan niet bedoeld, bij aan de creatie van goed geïnformeerde burgers. Dat dit inderdaad een manier is waarop we de Harlequins kunnen lezen, blijkt temeer uit de dialoog aan het einde van de eerste Harlequin, wanneer Harlequin erachter is gekomen dat Jaap niet Fransgezind is, zoals hij beweerde. De woorden die Harlequin en Jaap dan uitwisselen zijn zo illustratief dat ze het verdienen om hier volledig geciteerd te worden. Harlequin
ZeGa naar voetnoot* dokte wel, jou was niet Frans:
Om datte jou, om zo te zegge,
Al wat jou zien verkeerde uit legge.
Had ik die maar keweet wat eêr,
Je zoud niet heb kezien; ik zweer!
Die Boer, die maakt niet onderskeite;
Ze kyk de zaak, zo as hum leite:
Ze kan niet ziene met Frans oog,
En heffe kleine ding hiel hoog.
Jaap
We laten ons in slaap niet wiegen,
Nog deur jou kooltjes meêr bedriegen;
We zien de dingen, zo ze zyn;
En schajen 't Ware, van de Schyn.
Jy, doet niet as van wondren kallen;
Maar, die zeer haast in duigen vallen:
En Maat, zo leit het met jou spul.
Loop Waal; loop Rotzak; 't is ien Prul.
Het zel me spyten al me leven
Dat ik daar Geld heb an egeven
En 't is me, by men zieter! leet;
Dat ik myn tyd dus heb besteed.Ga naar eind53
Pooks tweede en derde Harlequin zijn in wezen niet veel meer dan een voortzetting van deze lijn, waarbij de verschillen in de ‘framing’ van actuele gebeurtenissen tussen Harlequin en Jaap terugkeren. Harlequin groeit daarbij uit tot een steeds grotere domkop, omdat hij zich er keer op keer door Jaap laat inluizen. Aan het begin van deel 2 komt Harlequin opnieuw een boer tegen. Voor de zekerheid controleert hij of deze niet uit Nieuwersluis komt, want met mensen die daar vandaan komen valt niet te praten. Ze zijn ‘as de duv'le [...] zo dom;/Al wat hum zak, hum keek ferkeerte’.Ga naar eind54 De boer bevestigt dat hij daar inderdaad niet vandaan komt, maar dat blijkt een valstrik. Het is dezelfde Jaap, die zich voor de gein nog eens voordoet als pro-Frans.Ga naar eind55 In de derde Harlequin is Jaap zelf naar Vlaanderen getrokken om poolshoogte te nemen van de oorlogssituatie. Hij vindt daar een gesneuvelde met een Vlaams kostuum en besluit dat kostuum | |
[pagina 13]
| |
aan te trekken en zich voor te doen als Vlaming. Hij beheerst het Vlaams accent omdat hij regelmatig gevaren heeft op Gent. Wanneer hij opnieuw Harlequin tegenkomt, kan hij hem zo voor de derde keer in de val lokken en zijn pro-Franse act opvoeren.Ga naar eind56 | |
BesluitHet mag duidelijk zijn dat er aan het genre van de gefingeerde rarekiekvertoning nog veel te ontdekken valt. Zo zou het interessant zijn om te kijken in hoeverre het misverstand-motief en de speelse vorm van media-educatie ook in de overige Harlequins aanwezig zijn. Ook de connectie van de rarekiek met de kermis verdient nader onderzoek, waarbij tevens het functioneren van de echte rarekieks betrokken zou kunnen worden. Werden deze ook ingezet om grappen over het politieke nieuws van de dag te maken en aan opinievorming te doen? Een lied uit 1749, waarin de Haagse kermis wordt beschreven, brengt in elk geval de Harlequin-figuur wel met dergelijke grappenmakerij in verband. Bij wijze van Droste-effect heeft dit lied zelf de opzet van een gefingeerde rarekiekvertoning: Kyk maar rekt uyte,
Jou sie daar Arlekyn,
Speul op de Fluyte,
Met zyn Confreer pasquyn,
Zy spot al wat zy ziet,
En maek op alles Lied,
Zy doen niet as raljere,
Mit al wat in de Land kom te passerenGa naar eind57
Deze regels fascineren: waren er inderdaad kermisartiesten die, gehuld in het kostuum van Harlequin of de Romeinse spotgeest Pasquino, op de kermis een soort muzikale cabaretact ten gehore brachten, daarbij duchtig raillerend (‘raljere’) met alles wat er in het land was gebeurd, oftewel met de actualiteit? Dan zouden we de traditie van achttiende-eeuwse infotainment nog veel breder kunnen trekken en beperkte deze zich niet slechts tot pamfletten en tijdschriften, maar had ze ook een theatrale pendant. |
|