Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 38
(2015)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman, jaargang 38, nummer 1, 2015]Beestenboel
| |
Clara en ZarafaDe kiem van dit verhaal zat in m'n netje archivalische bijvangst, dit keer uit het archief van de Legatie Rusland in het Nationaal Archief. Daarover straks meer. De aansporing om met die bijvangst echt iets te doen gaf Zarafa, een - overigens negentiende-eeuwse - giraffe, die Nederland nooit heeft gezien. Na haar zeereis van Alexandrië naar Marseille, moest Zarafa van daar naar Parijs lopen omdat men niet wist hoe het beest anders in Parijs te krijgen. Die voettocht van ruim achthonderd kilometer is in 1998 prachtig en meeslepend beschreven door Michael Allin.Ga naar eind3 Toen ik vervolgens ook nog het boek van Glynis Ridley over de wederwaardigheden van de rinoceros Clara las,Ga naar eind4 stond m'n besluit vast. Clara was wel degelijk achttiende-eeuws en bovendien, om zo te zeggen Nederlands. Clara is een goed gedocumenteerde, veel beschreven en veel geportretteerde rinoceros, dus over haar zal ik niet te veel uitweiden.Ga naar eind5 Ze kwam in 1741 als tweejarige naar Leiden met zeekapitein Douwe Mout van der Meer (1705-1775), die haar in Bengalen gekregen had van de toenmalige voc-directeur aldaar, Jan Albert Sichterman (1692-1764). In de daarop volgende jaren, vanaf 1744, reisde Van der Meer half Europa rond, met Clara in een speciaal voor haar gemaakte kar. Overal was ze te bezichtigen - tegen betaling uiteraard - van Hamburg tot Wenen, van Warschau tot Zwitserland, in Kopenhagen, Parijs, Rome en Venetië.Ga naar eind6 Deze spectaculaire rondreis eindigde in 1758 in Londen, waar ze onverwacht overleed, zo'n twintig jaar oud. Of ze, behalve in het jaar na haar aankomst in 1741, nog in Nederland te zien is geweest, is niet zeker. Wel bestaan er prenten van haar met onderschriften in vier talen, waaronder Nederlands, en in of rond 1748 tekende natuuronderzoeker Petrus Camper haar in Leiden. In 1756 zou ze op de Haarlemse kermis gestaan hebben.Ga naar eind7 | |
DierengeschiedenisVoor een oningewijde in de dierengeschiedenis zoals ik, die zich onbelast door enige voorkennis daarin verdiept, gaat er opeens een wereld open. Dieren, zo | |
[pagina 2]
| |
realiseer je je plotseling, zijn onmisbaar in ons mensenleven, ten goede of ten kwade, ten nutte of ten onnutte. Denk aan het Paradijs, de ark van Noach, grot-tekeningen, middeleeuwse bestiaria, menagerieën, rariteitenkamers - het zijn maar enkele willekeurige voorbeelden.Ga naar eind8 Dieren in de literatuur,Ga naar eind9 de kunst en de architectuur,Ga naar eind10 dieren op je bordGa naar eind11 en dieren op je schoot, dieren op de grond, in de grond, in de lucht en in het water,Ga naar eind12 dieren in de geneeskunst en in de liefde, dieren als oorlogsbuitGa naar eind13 - huisdieren, nutsdieren, troeteldieren, proefdieren, sierdieren, statusdieren: dringt dit alles eenmaal tot je door, dan zie je ze overal. Vanzelfsprekend is de hoeveelheid literatuur over al die dieren niet te overzien, zelfs als je de kookboeken, vogel- en vissengidsen en andere dergelijke boeken terzijde schuift. En dan hebben we het nog niet eens gehad over mythologische, legendarische of aan de mensenfantasie ontsproten dieren. Beperking is dus geboden. Dieren hadden (en hebben) dus vele functies, rollen en plaatsen in het leven van mensen. Eén functie - of rol, zo men wil - was niet zomaar voor elk dier weggelegd: die van vorstelijk geschenk. Die was eeuwenlang voorbehouden aan allerhande exotische dieren als olifanten, kamelen, struisvogels en giraffes - Zarafa bijvoorbeeld was een geschenk voor de Franse koning en Willem v schijnt de meeste dieren in zijn menagerie cadeau te hebben gekregen.Ga naar eind14 Dergelijke geschenken hadden natuurlijk bijbedoelingen, of misschien moeten we zeggen: één hoofdbedoeling - het onderhouden van vriendschappelijke relaties tussen vorsten en regeringen.Ga naar eind15 En in het geval van de Republiek: onderhoud van de handelsrelaties of de daartoe dienende protectie. De presenten van de voc aan de shogun zijn daar een voorbeeld van.Ga naar eind16 Dieren als public-relationsgeschenk dus. Hier wil ik het hebben over een present van de Staten-Generaal aan de Russische keizerin dat in mijn bijvangstnetje zat: een leeuw, twee tijgers en twee Barbarijse paarden. | |
De Staten kopen cadeausOp 19 april 1734 waren de Staten-Generaal bijeen om zich te bezinnen op een missive van Paulus Paravicini, 's lands consul in Algiers.Ga naar eind17 De consul had erop aangedrongen eens wat presentjes aan de dei van Algiers te geven, om ‘de Vreede met deselve [te] conserveren’. Nogal kribbig stemden de Statenleden hiermee in: de rekening mocht niet boven de zesduizend gulden komen en vooral diende de aanbieding vergezeld te gaan met (nogmaals) een dringend gesprek over ‘de lossinge der slaven’, allerlei scheepsvolk dat door kaping in handen van de Algerijnen was gevallen. Daar moest het maar eens van komen. De presenten, zo laten de Staten uitdrukkelijk notuleren, waren niet bedoeld ‘enckel en alleen om te voldoen aen de begeerte van den Deij, aen wien in het voorleden jaer mede verscheide praesenten gedaen sijn, en daardoor een voet te leggen om jaerlijk een diergelijk aensoeck te krijgen’.Ga naar eind18 De geschenken voor de dei zouden met een schip van de Amsterdamse Admiraliteit via Lissabon verzonden worden en van die gelegenheid maakten de Staten meteen gebruik om te ordonneren in Algiers een leeuw en twee tijgers aan te schaffen en mee terug te nemen. Daar had namelijk de Russische keizerin Anna om gevraagd.Ga naar eind19 Twee maanden later, op 21 juni, werd het boodschappenlijstje aangevuld met twee paarden. Ze waren vergeten dat de keizerin ook gevraagd had haar ‘een paar fraije jonge Barbarische paerden te weten een hengst en een | |
[pagina 3]
| |
De menagerie van Blaauw Jan, als afgebeeld in 1751. Het bijschrift, dat bij sommige exemplaren van deze prent is afgedrukt, vermeldt rechts van de struisvogels een ‘Jonge Leeuw met zyn Leeuwin’ en identificeert de vier gespikkelde dieren links als ‘Verscheide Tygers’. De prent geeft niet een actueel beeld uit 1751, maar laat ook eerder vertoonde bezienswaardigheden zien. Zo is geheel links, achter de Friese dwerg Wybrant Lolkes, de Finse reus Daniel Cajanus te ontwaren. Cajanus was echter in 1749 in Haarlem overleden. Dus, wie weet, staan onze twee overwinterende tijgers hier toch ook op. (Bijzondere Collecties, UB Amsterdam)
merrie te laten besorgen’.Ga naar eind20 Afschriften van deze resoluties zullen niet alleen naar de gezant in Sint Petersburg, Marcelis de Swart,Ga naar eind21 zijn gegaan, maar ongetwijfeld ook naar de Admiraliteit van Amsterdam en de consul in Algiers. Bijna vier maanden na het besluit van de Staten gingen, op 1 augustus 1734, twee admiraliteitsschepen voor anker in de baai van Algiers. Commandeur Dirk Roos kwam niet met lege handen: als presentje namens de Staten voor de dei had hij ‘een Diamanten Ring Goud stof, laaken &c’ bij zich.Ga naar eind22 Ruim drie weken later nam hij afscheid. Als alles volgens plan is gegaan is hij op 26 augustus onder zeil gegaan om de thuisreis te aanvaarden. Aan boord had hij ‘buyten de manne leeuw en twee Tygers [...] een Leeuwe en een Tygervel’ - alles door de dei meegegeven ‘voor haar hoog Mog’.Ga naar eind23 Kennelijk waren de levende dieren ook een cadeau van de dei, die naar het schijnt ‘dikwijls leeuwen of andere wilde dieren, die meestal aan boord stierven, of paarden’ als tegengeschenk gaf. Voor de beesten die levend in de Republiek arriveerden, werd dan door loting ‘een nieuwe eigenaar in de zeven delegaties sterke Staten-Generaal’ gezocht.Ga naar eind24 Of dat ook met het leeuwe- en tijgervel gebeurde, is mij niet bekend. En de levende have had dit keer een andere bestemming. Overigens repte onze man in Algiers met geen woord over de paarden. | |
[pagina 4]
| |
Alle gevonden documenten spreken van tijgers. We kunnen het de heren van de Staten-Generaal en hun ambassadeurs in het buitenland waarschijnlijk niet aanrekenen, dat ze niet wisten dat je voor tijgers niet in Afrika, maar in Azië moest zijn.Ga naar eind25 De tijgers uit Algiers zullen in feite luipaarden geweest zijn (zie ook de illustratie). | |
Algiers - Texel - Sont - PetersburgHoe dat ook zij, op 30 oktober van hetzelfde jaar delibereerden de Staten-Generaal over een missive van het College ter Admiraliteit in Amsterdam. Dat deelde mee dat ‘'s Lands schip van oorlog’, de Noordwijk Op Zee, op de rede van Texel lag, ‘in goeden staet aan boord hebbende de twee tijgers [...] sijnde de manne Leeuw volgens berigten onderweeg tusschen Algiers ende Mallaga gestorven’. De twee ‘barbarische’ paarden bevonden zich eveneens op de rede van Texel, ‘op het 's Lands schip Watervliet, onder den capiteijn Roos’. Het College wilde ‘weeten hoe het haar Ho: Moge behaagt, dat sal werden gehandelt met beijde die tijgers, alsmeede met de twee barbarische paarden’.Ga naar eind26 Het was een ongelukkig moment waarop de dieren in de Republiek waren aangekomen. De Staten-Generaal konden wel opdracht geven om ze ‘bij de eerste bequame gelegentheijd welke daar toe sullen kunnen becomen’ naar Sint Petersburg' te zenden, maar de winter stond voor de deur: dan bevroor de Oostzee en werd Petersburg onbereikbaar voor schepen. De tijgers en paarden moesten dus overwinteren in de Republiek en dat deden ze waarschijnlijk in Amsterdam.Ga naar eind27 Voor de paarden zal een onderkomen niet zo moeilijk te vinden zijn geweest, maar voor de tijgers? De voc en de wic hadden stallen die speciaal gebouwd waren voor door scheepslieden meegebrachte exotische dieren, maar of de Admiraliteit die ook had, is mij niet bekend.Ga naar eind28 Wellicht hebben de tijgers in de menagerie van Blauw Jan aan de Kloveniersburgwal overwinterd - die had daar wel vaker gevaarlijke dieren in huis. In 1736 bijvoorbeeld zat er ‘een grote leeuw van vijf jaar, die grommend over een stokje sprong, dat een dienstbode vasthield’.Ga naar eind29 En bezoekers maakten vooral melding van ‘de leeuwen en de panters en incidenteel een tijger’ die waren ondergebracht in hokken langs de zijkanten van de tuin.Ga naar eind30 Als de tijgers daar hebben gelogeerd, moeten ze publiekelijk te bezichtigen zijn geweest, zoals dat ook regelmatig gebeurde met dieren van de voc en de wic.Ga naar eind31 Het enige dat vaststaat is dat een van de tijgers de winter niet heeft overleefd.Ga naar eind32 Op 22 april 1735 kon de Admiraliteit van Amsterdam eindelijk aan De Swart berichten dat de tijger en de paarden ingescheept waren op het koopvaardijschip Stad Coningsbergen, schipper Matthijs Pieterse. Een signalement van de paarden gaven ze ook: beide zijn vier jaar oud, de hengst ‘heeft donker silver couleur hair, en swart graauwe manen en twee witte kringen om de voorvoeten’, de merrie ‘is ligt castanjebruijn met een smal blesje, en de linker agtervoet is wit tot aan de koot’.Ga naar eind33 Het cognossement (de ladingsbrief) stuurden ze er een week later achteraan. Zo voeren in de lente van 1735 één tijger en twee ‘barbarische’ paarden richting Sint Petersburg. Op 6 mei passeerde Matthijs Pieterse met zijn schip de tol in de Sont. Daar werd zijn zeer gevarieerde lading geregistreerd: katoen, wijn (drie soorten), papier, indigo, olie, suiker, rozijnen, kabeljauw en nog veel meer.Ga naar eind34 Paarden noch tijger staan vermeld: vorstelijke geschenken of niet, Pieterse had de dieren | |
[pagina 5]
| |
gewoon als ballast aan boord genomen.Ga naar eind35 Daarop - of op vorstelijke geschenken? - werd kennelijk geen tol geheven. Ondertussen zat in Sint Petersburg de Nederlandse gezant, Marcelis de Swart, de komst van de dieren af te wachten. Hij was al die tijd middels eerder genoemde brieven en afschriften van resoluties op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. Maar nog waren niet alle hindernissen overwonnen. Eind mei schreef De Swart aan de griffier van de Staten-Generaal, François Fagel (1659-1746), dat de schipper bij Kronstadt, enige tientallen kilometers vóór Petersburg, voor anker had moeten gaan, omdat hij vanwege zijn ballast niet verder kon: de Petersburgse haven was te ondiep. Of hij de dieren mocht lossen in Kronstadt? Zo was, aldus De Swart, een bediende van de ‘Over Kamerheer’ van keizerin Anna de paarden gaan ophalen om ze ‘herwaarts [Sint Petersburg] te geleijden’ en had admiraal Thomas Gordon in Kronstadt van hogerhand de opdracht gekregen ‘de tijger met een bequaam vaartuijg’ eveneens ‘herwaarts’ te sturen.Ga naar eind36 Toen tijger en paarden eindelijk ter bestemder plaatse aangekomen waren, spoedde Marcelis de Swart zich naar keizerin Anna om haar daarvan ‘kennisse [te] geeven, en [te] vragen wanneer het Haare Majesteit behaagde de beesten te zien’. Hij trof haar wandelend in de tuin aan en moest daar eerst ‘een consert van de nieuwe Italiaansche musicanten’ beluisteren. Daarna bezichtigde de keizerin de beesten en zij was, zo schreef De Swart, ‘ten uytersten over de fraaijheid van deselve vergenoegt’. Beleefdheidsfrasen en dankwoorden gingen over en weer, maar toch viel er een wanklankje te beluisteren. Hare Majesteit gaf namelijk te kennen, ‘dat het haar ten uyterste leed was dat de Leeuw en een Tijger gestorven waaren’, en vroeg de resident om de Staten ‘te versoeken, wanneer het mogt gebeuren, dat soodaanige dieren uyt Barbaryen ontfingen, of overgebragt wierden, die aan Haare Majesteit te willen laaten toecoomen, waardoor aan Haar een besonder Plaisier geschieden zoude’. Tussen De Swarts regels door valt enige schrik of misschien wel een zekere irritatie te bespeuren, maar tegenover de keizerin blijft hij beheerst beleefd. ‘Ik stelde’, schrijft hij, ‘op een discreete wyse voor niet alleen de moeijte, die 'er was om diergelijke dieren altijd te krijgen, maar ook om dezelve wel over te brengen, dog Haare Majesteit seyde, sig sooveel van de Vriendschap van Haare Hoog Mogenden verseekert te houden, dat niet twijfelde, of werden deselve, soo moogelijk, wel dat Plaisier willen gunnen’. Het is er waarschijnlijk nooit van gekomen.
De leeuw had Anna willen hebben als partner voor de leeuwin, die ze van de Perzische koning cadeau had gekregen. De paarden waren bestemd voor graaf Biron, haar secretaris en ‘overkamerheer’, maar vooral: haar minnaar.Ga naar eind37 Die was in zijn nopjes en hij verzocht De Swart ‘op het kragtigste’ de Staten te bedanken. Maar ook nu had de keizerin nog een noot op haar zang: of de meegereisde dierenoppasser kon aanblijven, zolang hij nog niet terugging naar huis? De Swart kon moeilijk nee zeggen en zo kreeg hij dierenoppasser Hendrik Hitteling (of Hetling) in zijn ambtswoning te logeren.Ga naar eind38 Mogelijk paste Hitteling alleen op de tijger, want Biron schijnt over voldoende paardenverzorgers te hebben beschikt. Als Hitteling met Pieterse is teruggevaren naar het vaderland, moet hij tot ongeveer eind augustus in Petersburg gebleven zijn. Pas op 24 september passeerde Pieterse weer de Sont-tol op weg naar huis, deze keer beladen met onder andere | |
[pagina 6]
| |
vlas, huiden, ruwe zijde, matten, borstels en rabarber.Ga naar eind39 De paarden zullen wel goed terecht gekomen zijn - Biron lijkt een serieus paardenliefhebber geweest te zijn. Wat er van de tijger geworden is, is mij niet bekend.Ga naar eind40 |
|