Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 37
(2014)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 280]
| |
Portret van Arend Fokke Simonsz, in 1805 vervaardigd door Ludwig Gottlieb Portman naar een tekening van Hendrik Willem Caspari (Collectie Rijksmuseum).
| |
[pagina 281]
| |
Een luimig spotkrantje
| |
Politieke contextEen persoon van onbesproken gedrag, bekwaam en genegen zijnde, om een’ jongeling van aanzienlijke huize de fransche taal, welke hem, door de opvoeding, als tot eene moedertaal is geworden af te leeren, zoo dat hij dezelve tot oui en non toe is vergeten, mits binnen den tijd van heden, tot het sluiten van den algemeenen vrede, zal jaarlijks, zoo lang hij leeft, zoo veel gelds te verteeren hebben als hij goedvindt. Deze fictieve annonce staat te lezen in de tweede aflevering van de Narrensteinsche Courant, uitgegeven door de Amsterdammer Hendrik Moolenijzer en gedateerd ‘Ao 5588, 1e Jaar’.Ga naar eind7 Een gewaagde tekst, zeker als je bedenkt dat het nulnummer van dit maandblad in juni 1807 verschenen is.Ga naar eind8 De Franse tijd was immers nog lang niet verstreken. Sterker zelfs: sinds de oprichting van het Koninkrijk Holland in 1806 was Nederland een vazalstaat van Frankrijk en probeerde Napoleon er de teugels aan te trekken door zijn jongste broer tot koning te benoemen. Lodewijk Napoleon moest dienen als zetbaas en ervoor zorgen dat de keizerlijke decreten onverwijld werden uitgevoerd. Dat laatste gebeurde slechts zeer ten dele. Lodewijk Napoleon ontpopte zich als een vorst die zijn eigen weg ging en meer dan eens de directieven van zijn broer naast zich neerlegde. Hij bezocht Nederlandse steden en dorpen, sprak met de politieke en culturele elite, en bood een luisterend oor aan burgers in problemen. Nederlanders zullen opgelucht adem hebben gehaald, hetgeen voor de schrijver van de Narrensteinsche Courant aanleiding moet zijn geweest om te speculeren op het definitieve einde van de Franse tijd. Zover was het evenwel nog lang niet. In juli 1810 schoof Napoleon zijn broer terzijde en annexeerde Nederland. Er braken moeilijke tijden aan, niet het minst voor schrijvers en journalisten. Allereerst werden kranten, ingevolge een keizerlijk decreet uit februari 1810, voortaan in zowel het Frans als het Nederlands | |
[pagina 282]
| |
gedrukt. De Narrensteinsche Courant ontsprong de dans omdat het de facto geen nieuwsblad was. Maar na 14 december 1810 werden de censuurmaatregelen steeds strenger, hetgeen voor de meeste kranten en tijdschriften het einde betekende: eind 1811 was het medialandschap drastisch gesaneerd.Ga naar eind9 Ook voor de Narrensteinsche Courant was er geen ontkomen aan. In Amsterdam richtte de directeur van het landelijke departement van politie, Paul-Étienne de Villiers du Terrage, een bureau in dat alle gedrukte teksten op politieke onjuistheden moest controleren. Dit bureau trad veel strenger op dan de landelijk ingestelde censor van Nederlandse boeken en de inspecteurs voor drukkerij en boekhandel. De ijverige Amsterdamse censors stuurden in februari/maart 1811 een aflevering van de Narrensteinsche Courant naar Parijs, omdat die beledigend voor de Franse overheid zou zijn.Ga naar eind10 Het betekende het einde van de Narrensteinsche Courant. | |
Dulce est desipere in locoHet was niet moeilijk om de schrijver van de Narrensteinsche Courant bij de kraag te vatten. Ofschoon de krant anoniem verscheen, wist iedereen dat Arend Fokke Simonsz (1755-1812) de enige of in ieder geval de belangrijkste auteur was (in iedere aflevering stond een oproep om bijdragen te leveren).Ga naar eind11 Deze Amsterdamse literator had al meer publicaties door Moolenijzer laten uitgeven, publicaties waarmee hij veel successen had geboekt. De lezer moet zijn stijl beslist hebben herkend, daarbij overigens geholpen door Moolenijzer zelf, die in zijn advertenties voor het blad Arend Fokke expliciet noemde.Ga naar eind12 Was Fokkes humor inderdaad gezagsondermijnend, zoals de censors meenden? Viel de Narrensteinsche Courant onder de categorie scherpe politieke satire en was het bijgevolg een subversief stookschrift? Wie het blad onder de loep neemt, moet onherroepelijk concluderen dat het geen hooggeplaatste personen of overheidsinstanties aanvalt. Het regeringsbeleid van de Fransen wordt nergens met een venijnig scherp mes gefileerd. Fokke hekelt vooral bestaande toestanden, zeden en gewoonten in het algemeen, en niemand in het bijzonder.Ga naar eind13 Opruiend is de Narrensteinsche Courant dan ook niet, maar zij is wel, als parodie op de berichtgeving in bestaande kranten, humoristisch bedoeld. In de eerste plaats wordt het uiterlijk van kranten geparodieerd. Aanvankelijk was de Narrensteinsche Courant een half vel groot kwarto (vier pagina's), maar vanaf nummer 7 kreeg het blad het gebruikelijke folioformaat van kranten (twee pagina's). Het titelblok lijkt eveneens op dat van een gewone krant: met opgave van (fictief) jaar, volgnummer, dag en datum. Verder hebben de maanden, analoog aan de nieuwe Franse kalender die op kranten vermeld moest worden, namen als pretmaand, uilenmaand, vrouwenmaand en spotmaand. Waar kranten normaliter het wapen van stad of provincie plaatsten, staat ook hier in het titelblok een wapen, getooid met een narrenkap. Aan weerszijden zitten twee apen met narrenstokken. Onder dit vignet staat het motto ‘Dulce est desipere in loco’, heerlijk om bij gelegenheid eens dwaas te zijn.Ga naar eind14 Ook inhoudelijk is de Narrensteinsche Courant een parodie op bestaande kranten. Niet alleen is de indeling in kolommen hetzelfde, ook is er in de nieuwsrubriek sprake van een vergelijkbare indeling in landen, zij het nu met fantasienamen als Woest-Arabiën, Carmioliën en Marcolinca. Verder staan er gemengde berichten in, zeetijdingen, familieberichten, schouwburgnieuws en | |
[pagina 283]
| |
advertenties. Lezers wie de portee van de berichten ontging, werd overigens een sleutel beloofd; of die ooit is verschenen, is onbekend.Ga naar eind15 Dat de Narrensteinsche Courant meer luimige, geestige spot bevat dan satirische aanvallen, blijkt bijvoorbeeld uit passages waarin het Franse gezag op de korrel wordt genomen. Dit gebeurt tamelijk verhuld. Zo wordt melding gemaakt van de driemaster Verwachting met een partij Domme Hollanders aan boord. Het schip is lek geslagen door ‘het onzinnig slaan en schoppen van de lading, wegens 't mislukken van hunne ongegronde verwachting, betreffende het bloeijen van hunne oranje-boomen’.Ga naar eind16 Hier is kritiek op de Fransen verpakt in een ironisch tekstje waarin juist de Hollanders quasi te kijk worden gezet. Boosaardiger is echter het recept, elders gepresenteerd als praktische tip, voor een gifdrank ‘tegen het dol worden van polietike [sic] honden’.Ga naar eind17 Het Franse bewind wordt hier niet direct aangevallen, maar de boodschap is duidelijk: weg met die vreemdelingen! Het titelvignet van de Narrensteinsche Courant bestaat uit een wapen, getooid met een narrenkap en geflankeerd door apen en narrenstokken (Collectie UB Leiden).
Regelmatig wordt ook het genootschapsleven belachelijk gemaakt. Het is een vorm van zelfironie want Fokke zelf was een genootschapsman in hart en nieren en trad dikwijls op als spreker op bijeenkomsten van het Nut en diverse genootschappen. Nu eens was het de ernst waarmee men in genootschappen discussieerde, dan weer waren het de buitenissige thema's die ter tafel kwamen. In één van de nieuwsberichten wordt op hilarische wijze verslag gedaan van een vergadering van het genootschap onder de zinspreuk Wat Niet Is Kan Nog Worden. Daar had iemand gesproken over kikkers, die van nature zeer ondankbaar zijn: ‘Breng een kikker in angst en verlegenheid; beroof hem genoegzaam van allen onderhoud, zoo zal zijn gekikkerikkik niet anders te kennen geven dan de jammerlijke weeklachten, en smeekingen om verlossing’.Ga naar eind18 Afgezien van de ironische zelfrepresentatie is hier sprake van een wederom indirecte aanval op de Fransen. De verdraaiing zorgt voor het komische effect, aangezien het de Hollanders zijn die als kikkers steeds hun ontevreden geluid laten horen. Natuurlijk behoren zij dankbaar te zijn voor al het goede dat de Franse machthebbers brengen! Beschaamd, aldus het nieuwsbericht, gingen de genootschapsleden na afloop naar huis. De Narrensteinsche Courant bevat voorts vele schertsende pikanterieën. Zo adverteert boekhandelaar Jantje Deugt Niet Veel voor de Grondbeginselen der Proefondervindelijke Natuurkunde, tusschen de twee seksen onder de menschen, | |
[pagina 284]
| |
waarin wordt uitgelegd hoe de maagdelijkheid van een vrouw vast te stellen.Ga naar eind19 Uit Duitsland kwam een bericht over een academie voor meisjes, waar hun de kunst van het verleiden wordt aangeleerd.Ga naar eind20 In de rubriek familieberichten maakt ene Govert Wacht Er Op wereldkundig dat zijn vrouw bevallen is van een ‘zieltoogende zoon’. Het exacte tijdstip weet hij niet meer, maar hij herinnert zich dat hij met de vroedvrouw ‘in't voorhuis een dutje gedaan had’ en dat deze vroedvrouw na het ontwaken verklaarde dat de kraamvrouw het niet lang zou maken.Ga naar eind21 In de advertentierubriek prijst het ‘Magazijn voor de Groote Wereld’ zijn waren aan, variërend van suikerzoete kusjes, smachtende boezems tot lonkende oogjes.Ga naar eind22 | |
Satire, luim en burleske stijlSommigen vonden Fokkes humor nogal eens platvloers.Ga naar eind23 De Narrensteinsche Moniteur, waarover hieronder meer, meende zelfs dat hij zedelijke wanorde aanrichtte door ‘vuile ontucht en gelukverwoestende Huwelijksschennis’ aan te prijzen.Ga naar eind24 Niettemin had Fokke een succesformule, met zijn combinatie van eenvoud, boertige humor en slechts verholen kritiek op de Franse overheid. Dat laatste was een bewuste keuze, zo schreef hij al in zijn tijdschrift Phosphorides (1801). Hij wenste zich immers niet te vereenzelvigen met prulschrijvers die enkel twist- en schimpschriften produceerden en die, om de lezers te behagen, steeds vileiner werden en daarmee zelf het onheil (lees: censuur) over zich afriepen.Ga naar eind25 Niemand opzettelijk beledigen, was het devies: ‘een enkel steekje onder water gaat er meê door, maar boven water komt elk steekje op bloed te staan’.Ga naar eind26 Zijn burleske vorm van humor was wellicht ingegeven door de strenge censuurwetgeving waarbinnen hij moest opereren, maar zijn geestigheid was vooral eigen aan zijn eigen karakter, getuige ook zijn andere publicaties en zijn schertsende genootschapsvoordrachten. Fokke laat zich door zijn vorm van humor kennen als kind van de Romantiek.Ga naar eind27 Moolenijzer gaf niet voor niets de heruitgave (1829) van de Narrensteinsche Courant als ondertitel mee: Verzameling van ernst en boert, (voor vrienden van vrolijke luim).Ga naar eind28 Luim, zo schrijft Friedrich Justus Riedel in zijn door Hieronymus van Alphen bewerkte Theorie der schoone kunsten en wetenschappen (1778), is ‘eene hebbelijke en onwederstaanlijke eigenzinnigheid, die lagchen doet: en om dat zij lagchen doet, heeft zij iets onvoegelijks; zonder daarom veragtelijk te zijn’. In Van Alphens terminologie is Fokke een luimig schrijver van ‘kunstige’ voorstellingen die het publiek doen lachen. Dat geldt te meer voor de personages die hij in de krant aan het woord laat.Ga naar eind29 Het oogmerk van een luimig schrijver is ‘onvoeglijke handelingen, in hunne natuurlijke gedaante voortestellen, en den lezer te doen laghen; maar ook, ons te toonen, dat alle soortgelijke onvoeglijkheid het zedelijk karakter niet benadeelt, en dus geen veragting verdient’.Ga naar eind30 Dit geldt ook voor Fokke, die zich hoogstens laat verleiden tot enkele verbloemde uitvallen naar de Fransen. Maar Fokke zou Fokke niet zijn als hij niet ook de luim belachelijk maakte, zoals in het ‘Programma van het genootschap; Dicht-Luimige Waarheids-zin’, waarin hij verslag doet van discussies over het hekelen met en zonder ‘algemeenen toepassingszin’.Ga naar eind31 Hoewel Fokke soms de grenzen van het welvoeglijke nadert - de combinatie van walgelijk en grappig zou het komische effect juist versterken - zijn de grappen niet vulgair.Ga naar eind32 Door meermaals de zichzelf zo serieus nemende genoot- | |
[pagina 285]
| |
schapsleden alle verhevenheid te ontnemen en hen te laten praten over alledaagse onderwerpen, vermengt hij hoog en laag, deftigheid en platvloersheid. Dit is typerend voor Fokkes burleske stijl in de Narrensteinsche Courant, waarin ook andere burleske stijlfiguren zijn te herkennen. Hierboven werd reeds de ironische zelfrepresentatie genoemd, waarmee Fokke als verwoed genootschapsman zichzelf en het genootschapsleven ridiculiseert. Verder zijn woordspelingen, dubbelzinnigheden en overdrijvingen schering en inslag, waarbij Fokke veelvuldig Venus en Bacchus betrekt.Ga naar eind33 | |
Ten onder aan politieke scherpslijperijDe belofte van een maandblad heeft uitgever Moolenijzer nooit kunnen waarmaken. Debet daaraan was wellicht Fokke, die door zijn drukke werkzaamheden als broodschrijver en vermoedelijk zijn kwakkelende gezondheid deze verschijningsfrequentie niet kon bijhouden, waardoor er in vier jaar tijd slechts 21 afleveringen van de pers kwamen. In augustus 1811 was het voor het laatst te koop: in Saakes' Naamlijst van nieuw uitgekomen boeken worden afleveringen 15 t/m 20 aangekondigd, voor twee stuivers per stuk.Ga naar eind34 Het enthousiasme voor de Narrensteinsche Courant kon niet verhinderen dat de censors in 1811 Arend Fokke eens stevig aan de tand wilden voelen. Toen in oktober van dat jaar Napoleon een bezoek bracht aan Amsterdam, was de lokale hermandad in opperste paraatheid gebracht om relletjes te voorkomen. Vooraf hadden verschillende suspecte oproerkraaiers een straatverbod opgelegd gekregen. Een aantal van hen, onder wie Arend Fokke, werd gevangen gezet omdat ze volgens de Amsterdamse commissaris van politie, uitgever Willem Holtrop, staatsgevaarlijk waren. Naar de beweegredenen van Holtrop om Fokke te laten oppakken, moeten we gissen. Gesuggereerd is dat de twee in een vete verwikkeld waren, maar waarschijnlijk is dit niet. De kwestie was te lang geleden en te onbenullig: het zou gaan om de dochter van uitgever Esveldt op wie beide heren 35 jaar terug een oogje hadden gehad. Meer voor de hand ligt een voorval in 1810, toen het tot een aanvaring kwam tussen Fokke en de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen. Het Nut vond dat hij het ‘gouvernement’ had beledigd en dat hij zijn woorden ook in geschrifte moest terugnemen. Het bezorgde hem de anti-Franse reputatie die Holtrop deed besluiten Fokke op te bergen in het Verbeterhuis aan de Weteringschans.Ga naar eind35 Toen hij na twee weken weer op straat stond, was de Narrensteinsche Courant verboden en trok ook Moolenijzer de handen van hem af, beducht voor de lange arm van justitie. Hij was niet de enige. Het lukte Fokke daarna nauwelijks meer om zijn werk gepubliceerd te krijgen. Ziek en arm is hij in 1812 gestorven.Ga naar eind36 | |
De Narrensteinformule: navolgersEer de Narrensteinsche Courant uit het medialandschap verdween, verscheen in 1810, ‘bij de uitgever van de Narrensteinsche Courant’ de fopcatalogus Catalogus van eene overtollige en schaarsgezochte verzameling rarieteiten en boeken, waar onder vele prullaria en narrige werken uitmunten. Nagelaten door den heer J. Al te Geleerd, voornaam liefhebber te Narrenstein. De auteur is onbekend, al is het goed mogelijk dat ook hierin Fokke de hand heeft gehad. Van het Narrensteinsche domineesbriefje, dat ook door Moolenijzer zou zijn gepubliceerd, is echter | |
[pagina 286]
| |
weinig meer bekend dan dat het eveneens in 1811 door de Franse secretaris van politie is verboden.Ga naar eind37 Na Fokkes overlijden ontstond er een kleine hype rond Narrenstein, waarbij dit begrip steeds stond voor boertige en luimige humor. Het begon omstreeks 1813. Toen verscheen in plano Een nieuw lied van Narrenstein over de veranderde mode in de Narrensteinse wereld.Ga naar eind38 Kort na het vertrek van de Fransen hervatte Hendrik Moolenijzer Jr. in 1814 de uitgave van de Narrensteinsche Courant. Zeven afleveringen zagen het licht, die mogelijk stilzwijgend zijn opgenomen in het bestudeerde Leidse exemplaar. Dit verklaart althans een bericht in aflevering 3, in het bestudeerde exemplaar, over de Narrensteinsche Moniteur die eveneens in 1814 is uitgegeven.Ga naar eind39 Dat het Moolenijzer Jr. was die voor de nieuwe reeks tekende, was het gevolg van het besluit van Sr. om zich uit de zaak terug te trekken, nadat hij in 1813 een tijdje achter slot en grendel had gezeten wegens zijn uitgave van erotisch werk van Pieter Boddaert. Zijn uitgeverselan was echter niet gedoofd, want in 1815 was hij weer terug.Ga naar eind40 In 1814 zagen nog twee navolgers het licht: de Narrensteinsche Moniteur en het Narrensteinsch Weekblad. Hun bestaan is echter alleen maar bekend uit de Naamlijst van Saakes.Ga naar eind41 De opzet van het eerste blad was blijkens de uitgebreide beschrijving exact dezelfde als die van de Narrensteinsche Courant, zij het dat het wekelijks verscheen bij de Amsterdamse uitgever A. Vink en geschreven was door meerdere redacteurs. Het Narrensteinsch Weekblad was blijkens de ondertitel een onmiddellijk vervolg op de Narrensteinsche Moniteur en verscheen eveneens in Amsterdam, bij J. Pothuis.Ga naar eind42 In hetzelfde jaar gaf de Amsterdammer Martinus Gastman een Programma uit van de ‘Narrensteinsche Maatschappij, ten zinspreuk voerende: ‘Ten nutte van die zijn, en die nog zullen komen’. Dit is echter een eenmalige uitgave waarin de classicistische toneelwetten en literaire prijsvragen op de korrel worden genomen. In 1815 probeerde ook Moolenijzer Sr. de formule Narrenstein nog verder uit te benen en publiceerde het Gevonden Narrensteinsch postvalies. Het parodieert in zekere zin de vele postrijdertijdschriften die Nederland kende en bevat acht fictieve brieven van diverse personages, alle opnieuw in luimige stijl geschreven. Een tijdschrift is het echter niet. Moolenijzer nam in 1818 het initiatief tot een nieuwe krant die qua opzet te vergelijken is met de Narrensteinsche Courant. De fictieve plaats Narrenstein heeft nu plaats gemaakt voor een fictief land: Utopia. De Utopiaansche Courant (1819-1820) werd geschreven door de ooit geschorste Waalse predikant Jean Baptiste Didier Wibmer. Deze wilde echter ‘niet in den trant der Narrensteinsche Courant werken, waarin vele walgelijke uitdrukkingen werden gevonden, maar een geschrift [...] vervaardigen, bijzonder geschikt om jonge lieden van goede huize, in snipperuren te vermaken’.Ga naar eind43 De opzet was geheel Narrensteins, maar Wibmer koos wel voor een scherpere toon, hetgeen hem al spoedig op een algeheel verbod kwam te staan.Ga naar eind44 Uiteindelijk tekende hij in de jaren 1819-1820, ondanks zijn kritiek op Fokke, voor een kluwen aan Narrensteinse periodieken: de Utopiaansche Koerier, het Utopiaansch Weekblad en de Lilliputsche Courant.Ga naar eind45 Het laatste woord is echter aan de Narrensteinsche Courant. De onverminderde belangstelling daarvoor deed Moolenijzer nog in 1829 besluiten een compilatie van artikelen en berichten uit het blad uit te brengen.Ga naar eind46 | |
[pagina binnenkant achterplat]
| |
De op het omslag afgebeelde titelprent van De Nederlandsche Overweeger is een bewerking-met-aanpassingen van die van Neerlands Echo, twee weekbladen van Nicolaas Hoefnagel (vgl. het artikel van Ton Jongenelen, p. 188). Om die reden is de ‘Verklaaring van de tytel-plaat’ bij de Echo grotendeels ook van toepassing op de titelplaat van de Overweeger. Dit Tafereel komt ons op 't allerklaarst vertonen,
Het denk-en-schryv-vertrek, van neerlands echo's held.
Gy die den schryver na verdiensten wilt belonen,
Hoord welk een afschrift u deez' prent voor ogen steld!
Gy ziet den Schryver by zyn tafel neer gezeten:
En altoos door zyn Pen en Hekelschrift verzeldt;
Dog om een elks bedryf, na waarheid uit te meten;
Word hem de Roskam niet alléén, ter hand gesteld:
Maar om de deugd, en ondeugd zuiver te beschouwen,
Word hem een spiegel ter ontdekking aangeboon;
Op welkers klaarheid dan, zyn oordeel kan vertrouwen,
Daar hy de ondeugd gispt, na haar verdiende loon!
[...]
De Aap, die agter by den schryver is te vinden,
Beguigeld 't zot bedryv van 't redelyk geslagt;
Die zotheid, ziet hy zig, zelv door een Kind ontwinden!
Terwyl den schryver die beklaagd, berispt, belagt.
Het ware zinnebeeld van 't knagen der twee Ratten,
Beoogt die Bankroetiers, daar de eer door werd gedrukt.
De Degen, Rotting, Sweep, en Roskam, die bevatten
Het werktuig, dat de list haar Mom-aanzigt, ontrukt.
En eindelyk ziet gy de Phinx [sic], vol vuur na 't leeven,
Die u des schryvers doel, als tot een Raadzel geeft.
Zyn schryf-veer, door geen laster-zugt gedreven,
Schreef nimmer iets waar voor de menschen liefde beeft.
Hy schetst de misdaan en moedwillige gebrêken:
Hy geeseld de ontugt, hy bestraft het loos bedrog;
Nooit hoorde men zyn Schrift vervalschte waarheid spreken;
Nooit zoog hy (schoon men 't zegt,) vervloekte zwadder zog.
Nooit heeft hy iemands naam, en staat geheel beschrêven;
En schoon losbandigheid, zyn Hekelpen verfoeit,
Zyn echo zal altyd een Raadsel zyn gebleven,
Waar op de domheid zig altoos vergeefs vermoeit.
|
|