Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 37
(2014)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||
[Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman, jaargang 37, nummer 1, 2014]Over Weyermans reizen naar Engeland, en over de schilder Jan Frans van Son
| |||||||
De Engelse jaren van Weyerman?De auteurs van de Weyerman-biografie in Het verlokkend ooft noemen 1704 en 1718 als het eerste en het laatste jaar waarin Weyerman naar eigen zeggen in Engeland is geweest. Daarbij moet de opmerking worden gemaakt dat Weyerman niet altijd betrouwbaar is wanneer hij jaartallen vermeldt. Gelukkig noemt hij soms bij een verwijzing een feit dat het mogelijk maakt dat wij er zelf een jaartal, of zelfs een datum aan kunnen koppelen. Het laatste jaartal dat Weyerman in verband met een verblijf in Engeland noemt is 1718, en hij vermeldde het een paar keer toen het hem nog vrij vers in het geheugen lag. Zo schrijft hij in 1721 in de Rotterdamsche Hermes dat hij drie jaar eerder in Londen verbleef en in de Amsterdamsche Hermes dat hij in 1718 in Londen is geweest.Ga naar eind3 Een gebeurtenis die hij zelf niet dateerde, maar die in maart 1718 te plaatsen is, is de terechtstelling van de markies de Paleotti.Ga naar eind4 Weyerman beschrijft die heel levendig, maar strikt genomen beweert hij niet dat hij erbij aanwezig geweest is. Een andere verwijzing die op 1718 te dateren is, is het te gelde maken van de collectie Simonis, waarbij Weyerman volgens eigen zeggen betrokken was.Ga naar eind5 De veiling van die collectie vond van 1 tot en met 20 december 1718 in Londen plaats.Ga naar eind6 Weyerman kreeg over de verdeling van de opbrengst ruzie met zijn compagnon Ferdinand Cortvrindt, en ik heb al eens geopperd dat de vrees voor een arrestatie na deze affaire voor Weyerman reden was om niet meer naar Engeland terug te keren.Ga naar eind7 Voor Weyermans eerste bezoek aan Londen kwam Ton Broos met een scherpzinnige observatie. Hij wees erop dat Weyerman beweert in Londen te zijn geweest toen John Closterman werkte aan het portret van Queen Anne dat voor de Londense Guildhall bestemd was.Ga naar eind8 De opdracht voor dat portret, | |||||||
[pagina 2]
| |||||||
schrijft Broos, werd in mei 1702 verstrekt en het schilderij werd in februari 1703 opgeleverd. Er is nog een citaat waarvan niet eerder is onderkend dat het naar 1702 verwijst. In de Rotterdamsche Hermes vertelt Weyerman dat hij zich het ‘geval van den Hr. Hogan Swanson, Deensch Koopman’, nog goed herinnert.Ga naar eind9 De naam van deze ter dood veroordeelde komt in Engelse bronnen in meerdere varianten voor. Haagen Swendsen, zo heette hij vermoedelijk, had een rijk meisje ontvoerd en gedwongen met hem te trouwen. Hij werd daarvoor veroordeeld en op 9 december 1702 ter dood gebracht.Ga naar eind10 Weyerman beweert niet dat hij erbij is geweest, maar de commotie over dit geval zal Weyerman vermoedelijk in Engeland, en niet in de Republiek waargenomen hebben. Bruggeman wees, zoals hiervoor vermeld, op twee niet eerder gesignaleerde vermeldingen van Weyermans aanwezigheid in Londen in de beginjaren van de achttiende eeuw. De eerste vond hij in de Redenvoering over het geheugen. Weyerman schrijft daar dat hij in 1703 in Londen de hoogbejaarde ‘Caesar Rid**’ leerde kennen.Ga naar eind11 Omdat nog niet duidelijk is wie deze persoon was, moeten we het hier doen met de datering die Weyerman bijna veertig jaar later op papier zette. De tweede vermelding trof Bruggeman aan in de biografie van de schilder ‘N. van Zon’ in de Konst-schilders.Ga naar eind12 Deze passage bevat geen jaartal. Horace Walpole geeft in zijn Anecdotes of painting in England vergelijkbare gegevens bij de naam ‘Francis Vanson or Vanzoon’, en tot op heden zijn schildersbiografen het erover eens dat deze biografische gegevens bij de Antwerpse schilder Jan Frans van Son horen.Ga naar eind13 Bruggeman wist dat enkele biografen de dood van Van Son in de jaren 1700-1704 plaatsten, maar kon dat niet rijmen met een groot bloemstilleven in het Palais des Beaux-Arts te Lille waarop de naam ‘Jan van Son’ en het jaartal 1705 te lezen zijn.Ga naar eind14 De tekst bij Weyerman luidt: | |||||||
N. Van zonIs een geboren Nederlander, doch wiens geboorteplaats wy den Leezer niet konnen zeggen, maar wel dat hy in Engelant zyn meeste jaaren heeft zien verzwinden, en ook aldaar is gestorven. Hy was een braaf Bloemschilder, die een schoon penceel voerde, zo wel in het verbeelden van fruyten, als van bloemen. [...]Ga naar eind15 Het aardige van Weyermans biografie van deze schilder is, dat zij heel persoonlijke informatie bevat, en dat Weyerman zijn informatie niet bij Houbraken gehaald kan hebben: Houbraken vermeldt alleen Joris van Son, de vader van Jan Frans. | |||||||
[pagina 3]
| |||||||
Portret van Baynbrigg Buckeridge (1667/8-1733) door Michael Dahl. Buckeridge was de auteur van de eerste volwaardige verzameling van Engelse schildersbiografieën. (Londen, National Portrait Gallery)
| |||||||
Biografische gegevens over Jan Frans van SonEr zijn, naast Weyerman, nog twee achttiende-eeuwse bronnen die uit de eerste hand over Van Son berichten. De eerste is George Vertue (1684-1756), een in Londen werkzame graveur. Hij vulde van 1713 tot aan zijn dood in 1756 stapels notitieboeken met kunsthistorische aantekeningen. Deze aantekeningenboeken werden weliswaar pas in de jaren van 1932 tot 1955 gepubliceerd, maar de aantekeningen vormden eerder al de basis voor de Anecdotes van Horace Walpole, die de boeken na Vertues dood verworven had.Ga naar eind17 De tweede bron is een in 1706 verschenen publicatie. Aan de Engelse vertaling van de Abregé de la vie des peintres van Roger de Piles werd An essay towards an English-school, with the lives and characters of above 100 painters toegevoegd.Ga naar eind18 Bij latere Engelse drukken van The art of painting and the lives of the painters ontbreekt deze uitbreiding. In oudere literatuur wordt het Essay toegeschreven aan Richard Graham, maar tegenwoordig wordt het unaniem op naam gezet van | |||||||
[pagina 4]
| |||||||
Bloemstilleven toegeschreven aan Jan Frans van Son. (Lille, Palais des Beaux Arts, 112 × 90 cm; © Agence photographique de la RMN-Grand Palais)
Baynbrigg Buckeridge (1667/8-1733). Dit Essay bevat een korte levensbeschrijving van ‘Francis van-zoon’. Walpole gebruikte naast Vertues aantekeningen ook de inhoud van het Essay voor zijn Anecdotes. Hij bezat overigens ook, net als Vertue, een exemplaar van de eerste drie delen van de Konst-schilders. In 1883 publiceerde Van den Branden een diepgaande studie over Antwerpse schilders.Ga naar eind19 Hij raadpleegde eerder uitgegeven biografische werken, maar deed ook uitgebreid onderzoek in de Antwerpse archieven. Recentere auteurs ontlenen hun gegevens aan Weyerman, Walpole, Van den Branden en eventueel Buckeridge en Vertue, of een combinatie van deze bronnen, voor zover deze voorhanden waren. Voor archivalia over Jan Frans van Son en zijn ouders moeten we dus bij Van den Branden zijn. Hij bericht dat Jan Frans van Son een zoon is van de schilder Joris van Son en diens vrouw Cornelia van Heulem.Ga naar eind20 Jan Frans werd op 16 augustus 1658 geboren, maar Joris en Cornelia, die op 22 oktober 1656 getrouwd waren, hadden op 3 augustus 1656 ook al een dochter Maria Catharina laten | |||||||
[pagina 5]
| |||||||
Jan Frans van Son, stilleven (56,3 × 49,4 cm.). Een van twee schilderijen in kavel 41 bij Christie's (Londen), veiling 11-12-2002. (Foto RKD, Den Haag)
dopen - vermoedelijk is dat waarom Van den Branden Cornelia als ‘volksmeisje’ kwalificeert. Op 5 oktober 1660 volgde nog de doop van hun dochter Maria Theresia. Joris van Son liet op 8 mei 1667 zijn testament opmaken en overleed anderhalve maand later: hij werd op 25 juni 1667 begraven.Ga naar eind21 Van den Branden vermoedt dat Jan Frans in de leer is geweest bij Jan Pauwel Gillemans i, die peter was bij de doop van Maria Catharina. Een andere schilder was volgens hem peter geweest bij de doop van Maria Theresia: de zeeschilder Jan Peeters. Ten slotte stelt Van den Branden dat Van Son jong naar Engeland is vertrokken, daar is getrouwd en er rond 1718 is overleden. | |||||||
Onzorgvuldigheden en misvattingen rond Jan Frans van SonEen sterfdatum van Jan Frans van Son is niet bekend, en daarmee komen we bij de misverstanden en onjuiste beweringen over Van Son. Van den Branden is vermoedelijk op ‘rond 1718’ uitgekomen door de biografie in de Konst-schilders te combineren met vermeldingen van Weyerman over zijn verblijf in Engeland in | |||||||
[pagina 6]
| |||||||
1718. Paul Taylor, die het lemma over Van Son in de Oxford Dictionary of National Biography schreef, vond hem niet in de begraafboeken van St. James's Piccadilly, maar lijkt bij zijn zoektocht uitgegaan te zijn van een sterfdatum na 1704, want hij vermeldt het schilderij uit 1705 in Lille expliciet.Ga naar eind22 Andere auteurs geven de jaartallen 1700 (Walpole), tussen 1704 en 1719 (Van der Willigen en Meijer), 1709 of 1750 (Rooses), rond 1710, maar mogelijk in 1700 (Fiorillo), vóór 1718 (Greindl) en omstreeks 1718 (De Mirimonde en Hairs).Ga naar eind23 Ook op andere punten is de literatuur over Van Son niet heel betrouwbaar. Een anonieme auteur vermeldt in 1777 als zijn geboortejaar 1661, en laat niet alleen het overlijden van een dochtertje, maar ook dat van zijn echtgenote kort aan de dood van Van Son voorafgaan.Ga naar eind24 Nagler voegt daar nog de dood van een tweede echtgenote bij.Ga naar eind25 Verder neemt hij aan dat Jan van Son zich ook Frans van Everbroeck genoemd heeft. Hij baseert dat op een met die naam gesigneerd schilderij dat enige stilistische overeenkomsten zou vertonen met het schilderij in Lille. Maar Frans van Everbroeck heeft echt bestaan en is ooit leerling van Joris van Son geweest.Ga naar eind26 Greindl vermeldt een dertigtal werken van Jan Frans op een veiling ‘Straeten’, maar dat moet de veiling van Robert Streater jr. geweest zijn, waarover later meer.Ga naar eind27 In een veilingcatalogus van Christie's in Londen uit 2002 kreeg Jan Frans van Son per ongeluk de jaartallen van Joris van Son mee.Ga naar eind28 De nagetekende signatuur die George Vertue in zijn aantekeningen opnam, lijkt er eerder een van Joris van Son dan een van Jan Frans van Son te zijn.Ga naar eind29 Het is handig om geboorte- en sterfdatum van een schilder te weten, maar gegevens over leven en werken zijn nog veel interessanter. Zulke gegevens lijken er in de dagboeken van Constantijn Huygens de jongere te vinden te zijn: in de dagboeken komt een Londense kunsthandelaar/schilder Sonnius voor, en Hora Siccama, wiens register op de dagboeken in 1915 postuum verscheen, opperde dat deze mogelijk dezelfde was als ‘de door Walpole [...] vermelde Frans van Son of van Zon, geboren in 1661, overleden te Londen in 1700’.Ga naar eind30 Die veronderstelling, die recent nog door Rudolf Dekker overgenomen werd, is helaas onjuist.Ga naar eind31 Huygens latiniseerde in zijn dagboek achternamen niet, en het project The art world in Britain 1660-1735 geeft een overtuigender identificatie: deze Sonnius is hoogstwaarschijnlijk identiek met de Londense kunstkoper en veilinghouder Frederick Sonnius, die in 1721 overleed.Ga naar eind32 | |||||||
Huwelijk, gezin en overlijden van Jan Frans van SonGeorge Vertue vermeldt in zijn notities Van Son meermalen, als Vanzoon en als Vanson. Hij noemt enkele opdrachtgevers, van wie de Earl of Radnor de belangrijkste was. Ook vermeldt hij het dertigtal schilderijen van Van Son op de veiling van ‘serjeant Streeters’ [= Streater] junior.Ga naar eind33 Naast enkele andere aardige details geeft hij ook twee adressen en het sterfjaar van Van Son: ‘Vanson. flower painter of Antwerp - came Young into England - dyd about 50 years of age - lived in Long Acre’ en ‘Vanson. flower painter dyd. in St. Albans Street 1700’.Ga naar eind34 Ook Buckeridge, in 1706, noemt in zijn Essay een overlijdensjaar. Dit is zijn volledige tekst over Van Son: | |||||||
Francis van-zoon,Was an eminent Dutch Painter of Fruit, Flowers, and Plants. He was bred up at Antwerp under his Father Old Vanzoon, a Painter in the same way. Having married | |||||||
[pagina 7]
| |||||||
a Niece of Serjeant Streater's, she brought him into the Business of several Persons of Quality, which first ocasion'd his being known. He painted loose and free, yet kept close to Nature, and all his Pictures seem drawn by the Life. He began some large Pieces, wherein he propos'd to draw all the Physical Plants in the Apothecary's Garden in Chelsea, but which Work proving tedious, he desisted from it, having greater Encouragement other ways. He died here in London about four years ago, and lies buried at St. James's.Ga naar eind35 Sander Karst wees er recent op dat Weyerman in deel 4 van de Konst-schilders gegevens aan het Essay van Buckeridge ontleend heeft.Ga naar eind36 Terecht: wie bijvoorbeeld onder de indruk is van de gedetailleerde beschrijving van werk van Francis le Piper in Londense kroegen zal er heel wat minder zeker van zijn dat Weyerman dit werk zelf gezien heeft als hij er het lemma over Mr Francis le Piper in het Essay naast houdt.Ga naar eind37 Maar bij de biografie van Jan Frans van Son, die niet in deel 4 maar in deel 3 van de Konst-schilders staat, lijkt er geen sprake te zijn van gebruik van het Essay: bij Weyerman ontbreken de geboorteplaats, de nicht van Streater, het sterfjaar en de locatie van het graf, terwijl hij wel het detail van een kort tevoren overleden dochter geeft. | |||||||
Archivalia over Jan Frans van SonIk heb, in alle gevallen in de boeken van de kathedraal van Antwerpen, aangetroffen: het huwelijk van Joris van Son op 22 oktober 1656, de doop van Joannes Franciscus van Son op 16 augustus 1658 (maar geen aanwijzing dat hij ook op die dag geboren zou zijn), en de doop van het jongste kind op 5 oktober 1660. Ik meen de doopnamen van het jongste kind te moeten lezen als Magdalena Teresa.Ga naar eind38 Merkwaardigerwijze heb ik de doop in 1656 van het voorechtelijke kind, Maria Catharina, niet gevonden. Voor ik de Londense archivalia vermeld, is een uitleg over Engelse dagtekeningen op zijn plaats. Op het vasteland van Europa was men vrijwel uniform van de Juliaanse op de Gregoriaanse kalender overgegaan; in Engeland bleef men echter tot 1752 aan de Juliaanse datering vasthouden. Dat betekent dat men tot 28 februari 1700 in Engeland 10, en daarna 11 dagen op de Gregoriaanse datum achter lag. Daarnaast was er in Engeland een traditie om het nieuwe jaar op 25 maart in te laten gaan. De daaraan voorafgaande dagen in januari, februari en maart werden met het voorafgaande jaartal, of met twee jaartallen aangeduid: ‘January, 17, 1700/01’ staat dan voor 17 januari (Engelse datering) in het jaar 1701, maar viel samen met 28 januari 1701 op het vasteland. In het vervolg geef ik de in Engeland gevonden data zoals ik deze dáár gevonden heb, in ‘Old Style’, dus. Drie eigentijdse getuigen zijn te veel om tegen te spreken, en op aanwijzingen van Baynbrigg Buckeridge, Jacob Campo Weyerman en George Vertue heb ik een reeks Londense doop-, trouw- en begraafboeken bekeken.Ga naar eind39 Het leverde één volwassen man op met een achternaam die op Van Son, Vanson of Vanzoon leek. Zijn huwelijk vond plaats op 6 mei 1684: op die dag trouwden in St. Mary-le-Bone ffrancis Vanson en Elizabeth Harler. Het echtpaar kreeg minstens vijf kinderen: op 25 maart 1685 Elizabeth, die vier dagen later werd gedoopt; op 18 oktober 1686 Francis (gedoopt op 24 oktober); op 17 oktober 1688 Bridget (gedoopt op 25 oktober); op 9 april 1691 Jermin (gedoopt op 12 april) en op 12 december 1693 John (gedoopt op 18 december).Ga naar eind40 | |||||||
[pagina 8]
| |||||||
Van boven naar beneden:
De meeste van deze kinderen was geen lang leven gegund: Elizabeth werd begraven op 12 maart 1686/7, Francis evenals Jermyn op 29 augustus 1691, en Bridget op 8 december 1700.Ga naar eind41 Jan Frans van Son stierf vrij kort na het overlijden van Bridget: in de begraafboeken van St. James's Piccadilly staat op 17 januari 1700/1 de begrafenis van Francis Vansson aangetekend.Ga naar eind42 Opgemerkt moet worden dat er één Vanson tevoorschijn kwam die ik niet met Jan Frans van Son in verband heb kunnen brengen: op 3 september 1686 werd er een kind begraven met de naam Abraham Vanson, waarvan ik de doop niet teruggevonden heb.Ga naar eind43 Dat Elizabeth Harler inderdaad een nicht van de schilder Robert Streater was, zoals Buckeridge beweert, is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid op te maken uit het testament van Streater.Ga naar eind44 Verder heb ik het gezin niet kunnen vinden in de ‘rate books’ van St. James's Piccadilly. | |||||||
Het schilderij in LilleGeorge Vertue en Baynbrigg Buckeridge hadden dus beiden gelijk met hun datering van het overlijden van Francis Vanzoon en de verwijzing naar St. James's Piccadilly, maar ook het bijzondere detail dat Weyerman als enige geeft, namelijk het overlijden van Jan Frans van Son kort na de dood van een dochtertje, blijkt op waarheid te berusten. Het bezoek aan Londen dat Weyerman in de biografie van ‘N. van Zon’ beschrijft, moet in 1701 of 1702 geplaatst worden en is dan, zoals Bruggeman al veronderstelde, een verwijzing naar zijn eerste verblijf in Engeland. Er blijft echter één ongerijmdheid over: het schilderij in Lille. Een schriftelijk verzoek om het schilderij te mogen bekijken stuitte op een vastberaden beheerder: het schilderij bevindt zich in een depot en belangstellenden worden daar onder geen beding toegelaten. Jan Bruggeman en ik hebben daarop contact gezocht met Sam Segal, specialist op het gebied van bloemstillevens, en wij hebben hem begin 2012 over dit schilderij mogen spreken. De heer Segal wilde uiteraard op basis van een foto - en de foto die wij destijds hadden was geen goede - geen stellig oordeel uitspreken, maar hij had het schilderij in 1974 gezien en had daar nog aantekeningen van. Destijds had hij genoteerd | |||||||
[pagina 9]
| |||||||
dat het cijfer 5 van het jaartal 1705 stevig was aangedikt. Later had hij aan zijn aantekeningen toegevoegd dat het werk niet in het oeuvre van Jan Frans van Son leek te passen. Die mening was hij ten tijde van ons bezoek nog steeds toegedaan. Hij zag overigens ook geen aanleiding om Weyerman met dit werk in verband te brengen. In 2002 werd in Londen een kavel met twee schilderijen geveild die door Jan Frans van Son gesigneerd zijn.Ga naar eind45 Deze schilderijen zijn veel kleiner dan het schilderij in Lille, maar dat verschil in afmetingen kan niet verklaren dat de signaturen op de schilderijen weinig gelijkenis vertonen met de signatuur op het schilderij in Lille. Het jaartal 1705 op het schilderij in Lille maakt, nu vast is komen te staan dat Jan Frans van Son begin 1701 overleden is, de signatuur suspect. De toewijzing van het doek aan Jan Frans van Son op grond van die ‘signatuur’ is niet langer houdbaar en een goed onderzoek naar het auteurschap van dit werk is gewenst. Jammer is wel, dat het er momenteel ook niet op lijkt dat het werk aan de oeuvrecatalogus van Jacob Campo Weyerman kan worden toegevoegd. |
|