Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 35
(2012)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 132]
| |
Het portret van dominee Velse als uitgegeven door Cornelis van Zanten naar een portret van Albertus Frese uit 1740, gegraveerd door David Coster (Collectie Stadsarchief Rotterdam, Familiearchief Ledeboer).
| |
[pagina 133]
| |
Rampzalige onzekerheyt des leevens!
| |
Weyerman en dominee Hendrik VelseBegin januari 1744 overleed de in Den Haag werkzame dominee Hendrik Velse. Eind maart verscheen er een tekst van Weyerman in druk waarin hij deze dominee herdacht: het Treurvertoog ter loflyker geheugen van den godgeleerden, godvruchtigen, liefdaadigen heer Henrik Velse, leeraar van de Hervormde Nederduitsche Gemeente in 'sGravenhage, overleeden op den 9 van de Louwmaand, in den Jaare 1744. Daarin laat Weyerman zich heel positief uit over Velse; hij wekt de indruk dat hij hem van nabij aan het werk gezien heeft en suggereert dat Velse aan het bezoeken van gevangenen deed. Adèle Nieuweboer heeft indertijd bij het bespreken van het Treurvertoog haar gedachten laten gaan over de mogelijke contacten tussen dominee Velse en Weyerman; de enige aanvulling die daarop gevolgd is, is de opmerking van Peter Altena dat Velse mogelijk de contactpersoon in Den Haag geweest is van dominee Hogerwaard, van wie Weyerman bepaald geen vriend geweest is.Ga naar eind4 Barbara Sierman, die over het verblijf van Weyerman in de Gevangenpoort geschreven heeft, ontdekte dat op aandringen van Velse het Hof van Holland een catechiseermeester in de Gevangenpoort aanstelde.Ga naar eind5 Maar of Velse Weyerman werkelijk ontmoet heeft, hetzij als visitator librorum, hetzij als pastoraal werker, is niet uit de archieven te halen. Het Treurvertoog staat voor het eerst geadverteerd in de 's Gravenhaegse Courant van 25 maart 1744: By Johannes de Cros, Boekverkoper in 's Hage, is gedrukt en werd heeden uytgegeeven: Treur-Vertoog ter loffelyker Geheugen van den Godgeleerden, Godvruchtigen, en Liefdadigen Heer hendrik velse, Leeraer van de Hervormde Nederduytse Gemeente in 's Gravenhage, door Jacob Campo Weyerman: Alle de Exemplaeren eygenhandiglyk onderteekend by den Autheur, in Quarto: de prys is 6 stuyvers. | |
[pagina 134]
| |
Vaers onder het zelve, by J.C. Weyerman, geteekend na 't Leeven, van Formaet om te kunnen werden gevoegt voor 't Treur-Vertoog en de Lyk-Gedichten; de prys is 8 stuyvers.Ga naar eind6 De advertentie werd in licht andere bewoordingen herplaatst in de 's Gravenhaegse Courant van 27 maart 1744: zo zou de prent de daaropvolgende week verkrijgbaar zijn, en was het Treurvertoog inmiddels ‘in de meeste Steeden by de voornaemste Boekverkopers te bekomen’.Ga naar eind7 Met ‘de Lyk-Gedichten’ lijkt De Cros te verwijzen naar een uitgave van zijn collega Cornelis van Zanten, de Lyk- en graf-dichten, waarvoor Van Zanten al in de 's Gravenhaegse Courant van 19 februari 1744 geadverteerd had (van dit werk lijkt helaas geen exemplaar in een openbare collectie beland te zijn): cornelis van zanten, Ord. Stads en Kleyn-Zeegel Drukker van 's Gravenhage, geeft heeden uyt: De lyk- en graf-dichten op den Eerwaerden en Geleerden Heere hendrik velse Leeraer der Gereformeerde Gemeente in 's Gravenhage, gestorven den 3 January 1744, in Octavo: Onder Deeze Verzameling vind men verscheyde Dichten die nog nooyt ter Druk-perse zyn geweest. Ook zal denzelven binnen weynig dagen uytgeeven: De wel getroffen afbeelding van den voornoemden Heer hendrik velse, na 't Leeven geteekend, die thans door een ervaren Meester uytvoerig in 't Koper gesneeden werd.Ga naar eind8 Het portret van dominee Velse met bijschrift van Weyerman waarvoor De Cros adverteerde werd door Myriam Everard in de Mededelingen gepubliceerd.Ga naar eind9 De Cros lijkt met dit portret dat van Van Zanten te hebben willen beconcurreren. Een exemplaar van het portret dat Van Zanten uitgaf bevindt zich, net als een exemplaar van het Treurvertoog, in het Stadsarchief van Rotterdam.Ga naar eind10 De gravure is gemaakt naar een tekening van Albertus Frese, de graveur was David Coster, de drukker Cornelis van Zanten, en het vierregelige onderschrift is van Christiaan Schaef:Ga naar eind11 Te Lis heb ik met vreugd godts akker milt bezaeit;
Daer na in Deventer een rijken oegst gemaeit:
Dus deed ik ook te Delf, en achtentwintig jaeren
Zag 's Gravenhaeg' de vrucht in zijne schuur vergaeren.
Naast de publicaties van De Cros en Van Zanten verschenen begin 1744 nog minstens zeven drukwerkjes met gedichten op het overlijden van Velse en aan een daarvan droeg Schaef nog een ander vierregelig vers bij. Die pamfletten en de advertentie voor de Lyk- en grafdichten maken overigens duidelijk dat er met het Treurvertoog iets is misgegaan: net als de notulen van de classis geven zij 3 januari als de sterfdag van dominee Velse. Het was dus niet 9 januari, zoals op de titelpagina van het Treurvertoog staat. | |
Wat vertelt het Treurvertoog ons over dominee Velse?Weyerman begint het Treurvertoog met enkele opmerkingen over de vluchtigheid van het leven, de onvermijdelijkheid van de dood en hoe je op de dood voor te bereiden (p. 3-7), en vervolgt met een stichtelijk gedicht (8-10). Dan komt hij van Velse te spreken: over zijn godvruchtigheid en geleerdheid, zijn gave tot preken en zijn liefdadigheid en goede werken, waarbij op de liefdadigheid en vrijgevigheid flinke uitweidingen over aalmoezen en armoede volgen. Hij heeft ook twee korte en twee langere gedichten opgenomen en hij sluit het vertoog af met een vijfde gedicht, over tijd en eeuwigheid. | |
[pagina 135]
| |
Het lijkt erop dat Weyerman een eenvoudig schema gemaakt heeft, dat hij heeft ingevuld met overpeinzingen over een aantal theologische en filosofische, of, zoals hij dat zelf noemt, zedekundige thema's. Dat doet direct denken aan de Resolves: divine, morall, politicall, een boek met adviezen voor een deugdzaam leven van Owen Felltham, dat ik in een eerder artikel al eens aangehaald heb. Enig bladeren in dat werk blijkt inderdaad tot een beter inzicht in het Treurvertoog bij te dragen.Ga naar eind12 De eerste alinea's van het Treurvertoog vertonen duidelijke overeenkomsten met een deel van Resolve 32 ‘Of the uncertainty of life’ (p. 3-4), waarna Weyerman overschakelt op Resolve 105 ‘Of preparing against death’ (p. 4-halverwege p. 7). Van het gedicht op p. 8-10 heb ik geen verwante tekst gevonden, maar iets verderop duikt een ontlening aan Resolve 107 ‘Of prayer’ op (p. 12-13). In de volgende pagina's (14-17) vallen passages uit Resolve 103 ‘Of religion and morality’ te herkennen - zelfs de woorden ‘dat gelyk als 'er geen waare Godsdienst kan zyn zonder Zeedelykheyt, 'er geen Zeedelykheyt plaats heeft zonder Godsdienst’ die Velse in de mond gelegd worden, zijn aan die Resolve ontleend. De passage van ongeveer een bladzijde lang die halverwege p. 17 begint lijkt mij vooralsnog eigen inventie van Weyerman, maar de volgende Resolve-ontlening laat niet lang op zich wachten: Resolve 20 ‘Of preaching’ stond model voor enkele opmerkingen over het preken (p. 18-bovenaan p. 19). Twee bladzijden verder gebruikt Weyerman fragmenten uit Resolve 12 ‘That a wise man may gain by any company’ (halverwege p. 21-p. 22). Daarna valt hij weer terug op Resolve 20, waarvan hij onder andere het begin gebruikt (p. 23-24); ook een gedachte die Velse wordt toegedicht gaat terug op deze Resolve: Het was dien hooggeleerden Predikant bekent, dat een welgeschikte Godgeleerde Redenvoering, een Lokaas uytwerpt, vermoogent de Ziel te hengelen in het Oor: en hoe is 't mogelyk dat zich het Oor zou sluyten, waar in zodaanige machtige Princes is gezeeten? De passage over liefdadigheid steunt, niet zo verrassend, op Resolve 86 ‘Of charity’ (p. 25-halverwege p. 27), en de daarop volgende passage over aalmoezen en vrijgevigheid op Resolve 179 ‘Of alms’ (p. 27-bovenaan p. 32). De overgang naar de stichtende gedachten over armoede is lastiger te plaatsen, maar in een aantal alinea's is het slot van Resolve 18 ‘Of poverty’ te herkennen (p. 33-34). Direct daarop volgen twee korte ontleningen aan het slot van Resolve 14 ‘Of the worship of admiration’ (p. 34). De slotwoorden vóór het laatste gedicht zijn te herleiden tot Resolve 126 ‘Of a christian's settledness in his Saviour’. De prozagedeelten in het Treurvertoog gaan dus vrijwel geheel terug op passages uit de Resolves van Felltham, en zelfs woorden die Weyerman dominee Velse in de mond legt zijn grotendeels tot gedachten van Felltham te herleiden. Met dit alles is niets gezegd over Weyermans motieven bij het schrijven van het Treurvertoog. Wellicht dacht hij wat aan Velses dood te kunnen verdienen of moest hij snel aan een opdracht van De Cros voldoen; of misschien heeft hij het uit oprechte bewondering voor Velse geschreven. Maar linksom of rechtsom, de overdaad aan ontleningen maakt het Treurvertoog tot een gelegenheidswerk in het kwadraat. Het baseren van veronderstellingen op zo'n tekst vereist grote voorzichtigheid. Niettemin sta ik wel achter de veronderstelling van Myriam Everard dat Weyerman de passage over het bezoeken van gevangenen niet zonder aanleiding opgenomen zal hebben. Behalve proza bevat het Treurvertoog twee kortere en drie langere berijmde passages. Mijn vermoeden is dat Weyerman hiervoor ook inspiratie uit werk van andere auteurs | |
[pagina 136]
| |
geput heeft, maar ik kan dat op dit moment maar voor één passage hard maken: het afsluitende gedicht op pagina 38-39, ‘Snelt, bitse Tyd, tot dat uw wedloop is verricht’, is een vertaling van John Milton's ‘On time’, met de beginregel ‘Fly, envious Time, till thou run out thy Race’. | |
Een ander verband tussen Weyerman en Velse?Mogelijk is er nog een verband geweest tussen Weyerman en Velse dat niet eerder in een publicatie ter sprake gebracht is. In 1742 ontvingen de visitatores librorum van de classis een ‘zeeker gedrukt boekje in octavo [...] waar in eenige uijtdrukkingen gevonden worden die van eenige weezendlijke bedenkingen zijn’.Ga naar eind13 Daarvoor klopten ze aan bij dominee Velse, ‘onder wiens opzigt dit boek gedrukt word’. In de Classis Ordinario van 5 november 1742 meldden de visitatores dat ze, na een gesprek met Velse, op het werk ‘Classicale approbatie verleent hebben’. Voor de classis was daarmee deze zaak afgehandeld. Het boek waar het om ging bevat enkele uit het Engels vertaalde teksten - de enige vertalingen waaraan Velses naam verbonden is. De titel luidt: Onderscheid tusschen die God diend en niet diend, uit drie egte gedenkstukken rakende het einde van den grave van Rochester, En nog een ander Engelsch edelman, In 't Engelsch geschreven, en nu op nieuw vertaalt of oversien. [...] Voorgedragen aan alle onpartydige, door Hendrik Velse, dienaar des H. Woords in 's Gravenhage.Ga naar eind14 Het verscheen in 1742 in Rotterdam, bij Jan Daniël Beman, die elf jaar eerder De levens van den paus Alexander den vi. en van zyn zoon Caesar Borgia van Weyerman had uitgegeven. Het Onderscheid is een curieus werk, met een paar teksten over mensen die door tegenspoed tot inkeer gekomen zijn. De hoofdmoot wordt gevormd door Gilbert Burnet's levensbeschrijving van Rochester en Robert Parsons' lijkrede op Rochester; daarop volgt nog een vertaling uit het Engels, Het ongelukkig leven en sterven van een edelman in Engeland [...] Als ook een brief van een atheïst aan hem, en sijn antwoort daar op, en ten slotte een tekst van negen pagina's, Een uyt de gevallen van eigene ontmoeting, over een geval van inkeer dat dominee Velse zelf zou hebben meegemaakt.Ga naar eind15 Curieus is ook het woord ‘Voorgedragen’ in de titel: het suggereert dat Velse de teksten niet zelf vertaald heeft. Het voorwoord werpt enig licht op de ontstaansgeschiedenis van deze uitgave, en bevestigt die suggestie. De twee teksten over Rochester waren in 1697 al bij Adriaan Beman in Delft uitgegeven in een vertaling van de Delftse dominee Wilhelmus van Schie, maar Velse had bepaalde passages in diens Burnet-vertaling altijd al onduidelijk gevonden. Recent had hij van Beman ook Van Schies vertaling van Parsons' lijkrede gekregen, en ook die leek hem niet perfect. Hij liet daarom een Engelse editie uit Engeland overkomen en door een goede vriend vertalen. Dat is tenminste wat ik uit deze lastige zin in het ‘Voorberigt aan den Leeser’ haal: Hebbende al te vooren, op 't sien van de aanprysing van deese Lyk-Predicatie van Parsons, in dat van Burnet, de moeite gedaan, om, door den Heere Milling, Engelsch Predicant in 's Gravenhage, die selve uit Engeland in 't oorspronkelyke Engelsch, en door een ander my voorgekomen goeden vriend, eene volkomener Nederduitsche vertaaling daar van magtig te worden. De aldus verkregen vertaling heeft hij met die van Van Schie vergeleken om de onduidelijke passages daarin te verbeteren. Een vluchtige vergelijking van beide werken lijkt te bevestigen dat Velse de vertaling van Van Schie grotendeels in ere gehouden heeft.Ga naar eind16 Door de manier waarop hij de vertaling van zijn vriend gebruikt heeft, is het onmogelijk iets te zeggen over die vertaling en | |
[pagina 137]
| |
over het auteurschap ervan. Maar zou Weyerman die vertalende vriend geweest kunnen zijn? Weyerman was goed bekend met het provocerende, losbandige leven en het choquerende werk van Rochester: de graaf en zijn werken komen veel in zijn oeuvre voor, van De Rotterdamsche Hermes tot De Naakte Waarheyt.Ga naar eind17 Zelfs tijdens zijn proces voerde Weyerman de graaf nog aan als voorbeeld van een schrijver die zijn talenten niet goed gebruikt had en zelfs de autoriteiten met zijn geschriften had getart, maar desondanks genadig behandeld was.Ga naar eind18 Ook al is dit vooralsnog pure speculatie, de mogelijkheid dat Weyerman zich tegen het einde van zijn leven heeft verdiept in het levenseinde van Rochester, die op zijn sterfbed tot inkeer kwam en zich bekeerde, en de lessen die zijn tijdgenoten daaruit trokken, is te mooi om er dit artikel niet mee af te sluiten. |
|