Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 31
(2008)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
Frans Hemsterhuis' geestelijk huwelijk: een Socrates in de achttiende eeuw
Marcel Franz Fresco (ed), Lettres de Socrate à Diotime. Cent cinquante lettres du philosophe néerlandais Frans Hemsterhuis à la princesse de Gallitzin. Frankfurt am Main etc. Dr. Hänsel-Hohenhausen, 2007. 556 p. + xxxv p. ill. isbn 978-3-937909-19-6. Prijs: € 128,-
| |
LoopbaanHemsterhuis, zoon van de befaamde Graecus Tjebbe (Tiberius) Hemsterhuis (1685-1766), grondlegger van de Schola Hemsterhusiana en daarmee van de Hollandse traditie in de klassieke filologie, leek helemaal niet in de wieg gelegd voor een zo avontuurlijk papieren liefdesbestaan. De jonge Frans, vernoemd naar zijn ook al befaamde grootvader Frans, arts te Groningen, kwam in Franeker ter wereld, waar zijn vader, na een eerste hoogleraarschap in de wiskunde en wijsbegeerte te Amsterdam vervuld te hebben, een professoraat in de vaderlandse geschiedenis en het Grieks aanvaard had. Met zijn ouders verhuisde hij vervolgens in 1840 mee naar Leiden, omdat sr. daar een leerstoel Grieks aangeboden had gekregen. In Leiden schreef onze Frans zich in voor de wiskunde. In die richting leek hij vervolgens ook verder te gaan, want van 1749 tot 1755 diende hij als ingenieur bij de genie. Daarna viel hem het eervolle, maar weinig spectaculaire baantje toe van conservator van het stadhouderlijke penningen- en antiquiteitenkabinet, wellicht omdat hij van moederszijde affiniteit met de beeldhouw- en penningenwereld had.Ga naar eind1 Zijn moeder, Cornelia Maria de Wilde (1686-1766), een Amsterdamse regentendochter, had talent en interesse in deze richting.Ga naar eind2 Weer enkele jaren later werd Frans commies, naderhand secretaris, van de Raad van State, een hoog College van Staat, maar wel vol bezadigdheid. | |
SpinozismusstreitVoordat Hemsterhuis de prinses in 1775 ontmoette, had hij al enige filosofische geschriften op zijn naam, zoals de Lettre sur la sculpture (1765/1769), de Lettre sur les désirs (1768/1770) en de Lettre sur l'homme et ses rapports (1771/1772), maar pas na hun kennismaking begon zijn schrijfader werkelijk te vloeien. Een 1300-tal brieven aan Amalia is bewaard gebleven, naast enige andere kleinere | |
[pagina 146]
| |
collecties, en een viertal voltooide Socratische dialogen, waarin hij op de wijze van Plato actuele hoofdthema's uit de wijsbegeerte behandelde: Sophyle ou de la philosophie (1777/1778), Aristée ou de la divinité (1777/1779), Simon ou les facultés de l'âme (1779/1792), Alexis (I) ou de l'âge d'or (1781/1787). En een laatste brief, de op verzoek van de prinses en de Duitse wijsgerige auteur en munter van de term ‘nihilisme’ Friedrich Heinrich Jacobi geschreven Lettre sur l'athéismeGa naar eind3 (twee versies, 1787/1789), waarmee hij zonder de naam van Spinoza te noemen een positie innam in de Duitse Spinozismusstreit, die woedde tussen onder meer de filosofische polemist Jacobi en de grote Joodse verlichter en Berliner Schutz-Jude Moses Mendelssohn over de vraag of Lessing op zijn oude dag nog Spinozist of zelfs atheïst geworden was. Deze brief heeft er voor gezorgd, dat Hemsterhuis' naam niet op de mestvaalt van de geschiedenis beland is, doordat Mme de Staël in haar De PAllemagne het Spinozismedebat in een paar pagina's weergeeft waarbij ze niet verzuimt de belangrijkste antagonisten te noemen. De jonge Amalia werkte dus inderdaad als een muze op de indolente Hemsterhuis, die al over de vijftig was toen ze elkaar beter leerden kennen. | |
OpvoedingDe prinses, die zich omringde met filosofen en kunstenaars - in Den Haag woonde Diderot enige jaren bij haar en haar man in en in Münster werd ze naderhand de spil van de Münsterse Kring, die het beginpunt vormde voor de vernieuwing van het katholicisme in (Noord en Midden) Duitsland - had Hemsterhuis niet uitgezocht als filosofisch klankbord, zij had hem te hulp geroepen bij de opvoeding van haar zoon en dochter. Ze had nog voor haar trouwen Helvetius gelezen - een gelukkige coïncidentie want haar man die, zoals zoveel Russische edelingen uit die tijd, filosofisch gezien een volstrekte materialist was heeft later het nagelaten werk van deze filosoof laten uitgeven - en van hem had ze geleerd dat opvoeden een zaak van hoogste importantie was. De mens kan door opvoeding gevormd worden. De natuur doet zijn werk, als men haar leidt, zo is het ook bij het opvoeden van kinderen. Een juiste leiding kan de mens en de mensheid verheffen. Zelf ontbrak het haar, door haar gebrekkige opvoeding als dochter van een Pruisische militair, aan voldoende kennis en inzicht daarvoor. Dus wilde ze zich laten bijscholen en sturen. Wegens zijn naam in de Haagse society en vanwege zijn interessante publicaties klopte ze daarvoor bij Hemsterhuis aan. Zij wist hem vervolgens zo te stimuleren en tot grote hoogte te brengen, dat hij eerder haar als zijn leidster zag dan andersom.
Om die reden stelt hij na enige tijd voor dat hij haar in hun correspondentie Diotime zal noemen, de profetes uit Plato's Symposium en zichzelf Socrate, de onwetende die door Diotime geleid en ingewijd wordt in de geheimen van de ware kennis. Vanzelfsprekend koos hij voor de Franse en niet de Nederlandse of eventueel Griekse naam, hoewel hij zijn brieven vaak als Σωκρατης ondertekent. Frans was de geleerdentaal, de taal van diplomatie en adel. De taal waarin Hemsterhuis schreef en de taal waarmee alle geschoolde en beschaafde lieden opgegroeid waren. Amalia's zoon Dmitri (Gallitzin 1770-1840), die als Rooms missionaris in de Verenigde Staten zo veel furore gemaakt heeft dat de katholieke kerk sinds 2005 onderzoekt of hij niet in aanmerking kan komen voor heiligverklaring, getuigde later dat zijn moedertaal Frans geweest was. Voor een adellijk Russische jongeling uit de tijd niet erg vreemd, zelfs de grote Russische schrijver Toergenjev heeft eerder en beter Frans geleerd dan Russisch. | |
BloemlezingVan de 1300 brieven van Hemsterhuis aan zijn Diotime zijn er nu 150 met inleiding en commentaar uitgegeven door Marcel Fresco, emeritus hoogleraar filosofie aan de RU Leiden en bekend vanwege zijn Dèr Mouw-, Socrates- en Hemsterhuis-studies. Van de retourbrieven, die voor een deel ook bewaard gebleven zijn, is ter verduidelijking af en toe een deel of een fragment opgenomen. Of deze selectie representatief is kan niet vastgesteld worden. Het is de eerste en enige publicatie tot nu toe van brieven van Hemsterhuis, op wat fragmenten en een enkel klein uitgaafje na. Er zal een Geert van Oorschot en een nieuw Belle van Zuylen Comité nodig zijn om de volledige correspondentie van Hemsterhuis in druk, of in elektronische vorm toegankelijk te maken. | |
[pagina 147]
| |
En de selectie smaakt naar meer. Anders dan in zijn filosofische geschriften betoont Hemsterhuis zich hier een levendig scribent. Vol grapjes en zelfspot. De prinses heeft niet alleen een gevoelige snaar bij hem geraakt maar ook een tot dan toe verborgen bron aangeslagen. In de briefwisseling gaat het over wijsgerige thema's maar net zo goed over de reizen en ondernemingen van wederzijdse vrienden als over Hollandse kaas die Hemsterhuis voor kennissen van Amalia moet opsturen, over de Zeeuwse loterij waar hij in opdracht van haar in speelt en over walvissensperma dat als lampenolie moet dienen en dat maar niet vanuit Londen afkomt. In de correspondentie komen grote namen langs alsof het regendruppels zijn op een Hollandse herfstnamiddag: Herder, die hij meestal Harder noemt en wiens werk hij wel amusant vindt, en die de moeite genomen heeft Hemsterhuis' Lettre sur les désirs in het Duits te vertalen (1771/1781), Kant, van wie hij nauwelijks iets weet en over wie hij daarom graag door de vrienden van Amalia geïnformeerd wordt, d'Alembert, die hij als mens mag maar met wie hij het voor geen steek eens is, Diderot vanzelfsprekend, die hij ook graag mocht, maar wiens materialisme hem een gruwel was, Swedenborgh, die hij, hetgeen geen verbazing zal wekken, een fantast vindt, Bernhard Nieuwentyt, die hij in het heetst van het Spinozistendebat een Spinozist noemt, waarover deze fysico-theoloog toch wel verbaasd geweest zou zijn, Petrus Camper met wie hij in zijn Leidse studiejaren al bevriend geraakt is en die tot aan dood zijn beste makker gebleven is, Rhijnvis Feith, die hem met een enkele romance paf doet staan, etc. etc. | |
ChristelijkDe brieven zijn niet alleen interessant als een Fundgrube voor namen, petites histoires en details. Socrate en zijn Diotime gebruiken de correspondentie ook om filosofische denkbeelden te ontwikkelen en om standpunten te verhelderen. Dat maakt deze bloemlezingzeer de moeite waard, zeker in een tijd waarin onder invloed van Jonathan Israels lezing van het verleden, iedereen Spinozist of atheïst geweest moet zijn. Hemsterhuis is absoluut geen atheïst. Met verve keert hij zich zowel tegen de Radicale Verlichting als tegen de Christelijke Orthodoxie, hoewel hij ervan overtuigd is dat ‘le Christianisme [...] est parfaitement nécessaire pour le maintien de la Société, et pour nous sauver d'une barbarie pire que celle dont nous venons de sortir depuis deux ou trois siecles’ (brief 13/11/1783). De goedheid en dus het bestaan van het opperwezen bewijzen uit de perfectie van zijn schepping, als Nieuwentyt maar eigenlijk al Swammerdam deed, is volgens Hemsterhuis onzin. Er is simpelweg een God omdat de mens over een moreel zintuig beschikt, organe morale, een soort ziel. Dit zintuig, essentieel voor de mens naast de vrije wil, het verstand en de creatieve vermogens, stelt hem in staat vast te oordelen over goed en fout. Dat orgaan, waarvan de werking overigens wel te perfectioneren, te vormen valt, zoals dat ook het geval is met de verbeeldingskracht, moet ergens vandaan komen. Dus moet er een God zijn, niet een zoals bij Spinoza die overal in al het geschapene huist, maar daarbuiten. Een schepper dus, maar een die zich niet meer bemoeit met de dagelijkse gang van zaken in zijn schepping. | |
NewtonEen spinozist is Hemsterhuis, hoewel hij daar niet geheel ten onrechte wel van verdacht is, ook niet, stelt Fresco vast. Over Spinoza zegt hij in een brief aan Jacobi dat het jammer is dat die niet dertig jaar later geboren was. Dan had hij het werk van Newton kunnen leren kennen, naast Socrates en Plato de derde held van Hemsterhuis. Dat natuurwetenschappelijk werk zou Spinoza meteen overtuigd hebben van de onhoudbaarheid van zijn inzichten. Maar Hemsterhuis beperkt zich niet tot het reageren op anderen. Hij komt ook zelf met ideeën. Zo beschouwt hij zichzelf, als ‘né grec,’ voor wie zich herinnert dat Hemsterhuis' belangstelling voor een geestelijke bruid pas ontwaakte na zijn vijftigste misschien een toespeling op mogelijke interesse voor Griekse beginselen, voor Hemsterhuis zelf evenwel tot uitdrukking brengend dat hij ‘vrij geboren’ is. Grieks betekent voor hem, de zoon van de grondlegger van de wetenschappelijke Griekse traditie in de humaniora, vrij, niet als slaaf geboren en levend. Met dit vrij bedoelt hij geestelijk onafhankelijk, dus zowel in staat tot onbevooroordeeld filosofisch onderzoek, zoals dat | |
[pagina 148]
| |
van Socrates, als tot artistieke, creatieve vrijheid. Deze creatieve vermogens moeten als bij Plato leiden tot zo'n literaire bevlogenheid dat de woorden overtuigen. Voor Hemsterhuis is een goed filosoof dus iemand die zich niet laten leiden door vooringenomenheid en partis pris en die het resultaat van zijn onderzoek zo welgekozen onder woorden weet te brengen dat hij overtuigt. Was dat maar het adagium voor elke wijsgerig geschrift geworden. | |
CommentaarFresco's editie is, het moge duidelijk zijn, een aanstekelijk boek. Zowel door Hemsterhuis als door Fresco. Diens eruditie is zeer behulpzaam bij het begrijpen van de tekst van deze achttiende-eeuwse geleerde zowel als voor het kunnen plaatsen van de brieven in context en situatie. Daarbij had best nog wat meer informatie gegeven mogen worden. Bijvoorbeeld over de man van de prinses von Gallitzin, over wie we in het commentaar vrijwel niets vernemen, of over de kinderen die met hulp van Hemsterhuis opgevoed moeten worden, Mitri en Mimi - met niet overal het gewenste resultaat zoals duidelijk moge zijn uit de bekering tot het door Hemsterhuis verfoeide katholicisme van de jonge Dmitri - of over zijn boezemvriend Petrus Camper, over wie we niets te weten komen, behalve dat hij af en toe komt eten, dat hij naar Berlijn is om zijn kandidatuur te stellen voor de Akademie of dat hij zijn officiële functie in Workum uitoefent, waar hij na zijn aftreden als hoogleraar in Groningen burgemeester is geworden. Dat deze arts-zoöloog, groot voorman van de proefondervindelijke wijsbegeerte en hoogleraar aan drie universiteiten, in zijn tijd maar ook nu nog net zo bekend is geweest als Hemsterhuis, lezen we nergens. Dat niet alleen Hemsterhuis contact heeft gehad met Goethe maar dat Camper zelfs een hele polemiek met hem heeft gevoerd over het tussenkaaksbeen en de anatomische consequenties daarvan voor de evolutionaire relatie tussen mens en aap, dat Camper met zijn theorie van de gezichtshoek zowel de studie naar de relatie tussen mens en aap maar ook de portretkunst jarenlang heeft beïnvloed komen we jammer genoeg evenmin te weten. En dat er behalve een werk uit 1880 en een enkel artikel uit 1974 geen andere literatuur over Camper genoemd wordt, is jammer. Al was het maar alleen de verzamelbundel uit 1989 geweest van J. Schuller tot Peursum-Meijer en W.R.H. Koops (eds.) Petrus Camper 1722-1789, onderzoeker van nature, Groningen. Misschien dat deze ontbrekende informatie opgenomen is in het tweemaal (p. 20 en p. 525) in het boek genoemde tweede deel met een systematisch commentaar dat apart uitgegeven zou zijn, maar waarover nergens nadere bibliografische informatie valt te verkrijgen. | |
EditieFresco's editie is een critische. Dat betekent dat hij Frans van Hemsterhuis naar deze tijd heeft overgebracht, dus geen ‘il pensoit’ maar het voor de moderne lezer begrijpelijker ‘il pensait’. Verder zijn evidente verschrijvingen, leestekens en hoofdletters aangepast. Maar Fresco gaat nog een stapje verder. Hoewel hij zegt Hemsterhuis niet te willen corrigeren doet hij dat toch. Met de pedanterie van een klassieke filoloog van een vroegere generatie kritiseert hij met de moderne Grevisse van Le bon usage in de hand Hemsterhuis' batavismen en ‘verbetert’ hij bijvoorbeeld diens subjonctif- en conditionnel-gebruik waardoor de goede Hollandse filosoof zich nu ineens uitdrukt als een Franse president uit de eerste jaren van de Vijfde Republiek. Geen Franse taalkundige die bij de levendige epistolaire stijl van Hemsterhuis zo'n ouderwets stadhuisregister zou aanbevelen. Verder is de uitgave ‘impeccable’, een enkel zetfoutje daargelaten. De keurige professor Fresco zal rood kleuren als hij op p. 258 in de noot ineens con ziet opduiken waar mon bedoeld is. Jammer dat het onduidelijk blijft of deze meeslepende bloemlezing wel zo eenvoudig verkrijgbaar is. De Duitse uitgever verstrekt nauwelijks inlichtingen, bijvoorbeeld over bestelmogelijkheden. In de fondslijst op de website komt het hele boek niet voor en dat terwijl de uitgever in een andere hoedanigheid zelf de editeur is van een studie over Amalie Fürstin von GallitzinGa naar eind4 en dus vakinhoudelijk maar misschien toch ook commercieel interesse moet hebben in dit werk. |
|