Mandeville en Focquenbroch
André Hanou
Bernard Mandeville 1670-1733) is beroemd en wordt nog steeds beroemder, vooral wegens zijn The Fable of the Bees or Private Vices, Publick benefits (1705/1714). Daarin licht hij toe wat de moraal van de staat zou moeten zijn - welke staatsmoraal misschien helemaal niet lijkt op de al dan niet op religie gebaseerde moraal van het individu.
Maar vóór die politiek-ethische fabel schreef Mandeville nog enkele andere werken, waaronder Typhon: or the Wars Between Gods and Giants: a Burlesque Poem In Imitation of the Comical Mons. Scarron. Het werk verscheen te Londen in 1704.Ga naar eind1
Zoals bekend, publiceerde Paul Scarron (1610-1660), naar wie Mandeville verwijst, zijn Typhon ou la Gigantomachie in 1643. Dit burleske epos werd buitengewoon populair.
Mandeville begint zijn eigen Typhon met een opdracht. Zijn tekst wijdt hij ‘To the Serenissime The Numerous Society of F----Is in London and Westminster’. De eerste alinea van de toelichting bij die opdracht luidt:
Monsieur Scarron the most Comical Gentleman, that ever writ in Torment, Studying, whom to dedicate his Burlesque Poems to, pitch'd at last on his Sisters little Bitch: And another merry Fellow on the same account craved the Patronage of a Lady's Monkey: Either of ‘em having more Manners, than to trouble Men of Sense with Works of that Nature, tho’ the latter outstrip the first in his Choice, by addressing the subtler Animal. I had a mind to imitate both, but to Copy neither; and so was forc'd to look out for something that was above a Monkey, and yet below a Rational Creature, which I dare say, was happily accomplish'd in stumbling on your Serenissime Follies, whose Praise was the Subject of a Famous Man above Two hundred Years ago.
Hier wordt iemand misschien wakker. Want Mandeville verwijst als inspiratiebron voor zijn burleske gedicht uiteraard naar de Typhon van Scarron. Die droeg zijn Typhon op aan het hondje van zijn zuster. Maar Mandeville wijst tevens naar ‘another merry Fellow’. Die Fellow schreef iets soortgelijks, maar ‘craved the Patronage of a Lady's Monkey’. Dat was wat subtieler, vond Mandeville, en dat inspireerde hemzelf zijn werk op te dragen aan de niet geheel met apen vergelijkbare, maar toch slechts half-rationele schepsels, de dwazen van Londen en Westminster.
Welk werk, welke auteur heeft de beroemde Brit hier op het oog? Werken die aan een aap opgedragen zijn bestaan er wel meer. Aretino droeg zijn Sei giornate (1534-1536) op aan zijn geliefde aapje Bagattino.Ga naar eind2 Maar daar is elk Typhon-verband afwezig. Bovendien lijkt Mandeville te doelen op een verbetering van Scarron, een latere auteur dan Aretino.
Dan ligt het voor de hand dat Mandeville gedacht moet hebben aan de Typhon of de Reuse-strijdt (1665) door de Amsterdammer Willem Godschalk van Focquenbroch (1640-1670).
Focquenbroch mag zich, anders dan vele andere zeventiende-eeuwe auteurs, in een blijvende belangstelling verheugen. Er is zelfs vanaf 2002 een digitaal tijdschrift aan hem gewijd.Ga naar eind3 Zijn Typhon verscheen in 1665 in het eerste deel van Thalia, of Geurige Sang-Goddin, samen met andere stukken. Dat deel van de Thalia droeg hij op ‘Aan de seer Vermakelijke, doch niet minder Eerbare Juffr. Sara, Kleyn Meerkatje van Me-Juff. C.S’. Dat meerkatje, dat aapje, is waarover Mandeville spreekt. Focquenbroch maakt van dat aapje gebruik om te verklaren dat zijn dichtbundel natuurlijk goed past bij zo'n vies kakbeest: pleepapier is dan bij de hand.Ga naar eind4 Dat zal Mandeville aangesproken hebben, die een uitgesproken gevoel voor het burleske bezat,Ga naar eind5 en wiens beroemde Fable zelf tevens getuigt van zijn vermogen het verhevene met veel plezier te ontmaskeren als iets triviaals en laags.
Ik hoef hier natuurlijk niet aan toe te voegen dat de uit de Republiek afkomstigeGa naar eind6 Mandeville zelf Nederlandstalige teksten geschreven en gepubliceerd had, in Londen Nederlandse vrienden had, en voorzover nu bekend daar zelfs in 1708 nog burleske verzen schreef voor die vrienden, in het Nederlands. Waarschijnlijk had hij in 1704 nog Focquenbroch in zijn bibliotheek. In ieder geval is