Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 30
(2007)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
Het walsje van de keizer met de boerin
| |
[pagina 90]
| |
schijnen. Geschiedenis kan dus ons beoordelingsvermogen versterken. Maar het biedt geen onfeilbare gids tot succes, geen formules toepasbaar op alle omstandigheden, geen garantie voor wijsheid. Enige bescheidenheid in de benadering (én het gebruik) van het verleden is dus op zijn plaats. ‘Het walsje van de keizer met de boerin’ suggereert die bescheidenheid, maar verwijst ook naar de mogelijkheid om geschiedenis zowel in het groot (de wereld van de keizer) als in het klein (de gewone mensen) te bestuderen. Het leert ons onder meer dat elk historisch feit een meerzijdigheid heeft die beter niet wordt genegeerd als we de aangeboden kans op historische verlichting willen grijpen. De onafhankelijke Republiek van de Verenigde Staten van België (1790) was een historische realiteit die België heel even internationaal in de kijker zette. Na een kort overzicht van de andere feitelijkheden van de Brabantse Revolutie, die uitmondde in die Republiek, valt dit artikel in twee delen uiteen. Het eerste deel richt de blik naar binnen: hoe vertaalde de geschiedenis van de Revolutie zich naar de kleine mensen van de Nederlanden? In het tweede deel bekijken we de grote geschiedenis van de Europese context en waarom België daarin uiteindelijk maar een klein detail bleek te zijn. Beide delen proberen de dynamiek en de meerzijdigheid van en de beïnvloeding tussen de kleine en grote geschiedenis aan te geven.Ga naar eind4. | |
De Brabantse Revolutie in vogelvluchtGa naar eind5.De achttiende-eeuwse Nederlanden stonden onder het gezag van de Oostenrijkse Habsburgers.Spotprent op de grote hoeveelheid verordeningen waarmee Jozef de Oostenrijkse Nederlanden, hier voorgesteld als de lijdende leeuw in de hoek linksonder, wilde hervormen (1787).
Maar dat gezag was relatief, aangezien België werd bestuurd volgens eigen regels: de oude constitutie. De kracht van die oude constitutie lag, zoals elders in het vroegmoderne Europa,Ga naar eind6. in haar intieme band met de geschiedenis van de Nederlanden. Na de Opstand van de zestiende eeuw (die zelf in grote mate was gelegitimeerd met verwijzing naar de oude constitutie),Ga naar eind7. maakten de Spaanse, daarna Oostenrijkse Nederlanden deel uit van een samengestelde monarchie. Ze deelden hun vorst met andere gebieden, met Aragon in Spanje bijvoorbeeld of met de Hongaarse gewesten. Maar alle werden wel bestuurd volgens hun eigen regels, wetten en lokale gewoonten, zonder veel inmenging door de centrale overheid. De keren dat die overheid meer gezag naar het centrum wilde overhevelen en dus vorstelijke autoriteit boven regionale vrijheden plaatste, ontstond haast altijd verzet. Toen de Zuidelijke Nederlanden van de Spaanse naar de Oostenrijkse tak van de Habsburgers overgingen, werd dit beleid van behoud van en eerbied voor de regionale constitutie het Theresiaanse compromis genoemd, naar keizerin Maria-Theresia, die in haar Oostenrijkse erflanden een bescheiden hervormingsprogramma inzette maar (onder meer) de Nederlanden daarbij buiten beschouwing liet. | |
[pagina 91]
| |
Haar zoon en opvolger, Jozef II, had echter andere plannen. Hij was een verstandig man: hij zag de grote lijnen in de (politieke) ontwikkeling van Europa en ontwikkelde een navenante toekomstvisie voor zijn eigen bezittingen, dat amalgaam van vorstendommen, hertogdommen, graafschappen en andersoortige domeinen die samen de Habsburgse Monarchie uitmaakten. Het moderne staatsvormingsproces dat Jozef voor ogen had en dat al met succes werd toegepast door zijn aartsrivaal, Frederik de Grote van Pruisen, liet echter geen uitzonderingen toe. De Nederlanden konden geen constitutionele enclave blijven binnen een groter staatkundig geheel dat Jozef wilde bouwen op Verlichte rationaliteit. Maar Jozefs emotionele intelligentie stelde niet veel voor. Communicatievaardigheden waren niet aan hem besteed en ook van public relations had hij geen hoge pet op. Simpel gezegd: hij was een koppigaard, overtuigd van zijn eigen gelijk. Hij weigerde dan ook om de basisprincipes van de oude politieke cultuur van de Nederlanden te erkennen: het Theresiaanse compromis en vooral de centrale plaats daarin van de oude constitutie. Hij was er zo van overtuigd dat hij daarmee het algemeen belang diende, dat hij zijn Belgische onderdanen, maar ook zijn vertegenwoordigers in de Nederlanden niet informeerde, laat staan consulteerde. Met zijn Edicten van 1 januari 1787 wilde Jozef de Nederlanden administratief en juridisch geheel hervormen. Maar de reactie ertegen leidde tot de zogenoemde Kleine Brabantse Revolutie, een algemeen patriottisch verzet. Tegenover Jozefs stortvloed aan verordeningen ontstond ook een stroom van politieke geschriften,Ga naar eind8. eerst in Brussel, dan in het hele hertogdom Brabant, tot uiteindelijk alle Belgische gewesten zich verenigden tegen de centralistische bemoeizucht. Jozef verbleef intussen in Rusland, waar zijn vertegenwoordigers in Brussel hem niet konden bereiken. Zij beslisten dan maar op eigen houtje om toe te geven aan de constitutionele verzuchtingen van de ‘patriotten’ en herstelden de oude orde. In die zin was de Kleine Brabantse Revolutie een triomf voor de politieke eigenheid van de Nederlanden. De Belgische leeuw veegt de Oostenrijkse troepen van de Grote Markt in Brussel: België is bevrijd (1789)
Maar Jozef was woedend, reduceerde de rol van de gouverneurs-generaal tot een loutere bloempotfunctie en zette zijn hervormingsprogramma verbeten verder. Hij schafte onder meer het hoogste rechtscollege van het hertogdom Brabant af, zette de Oostenrijkse troepen in om vooral het Brusselse verzet te intimideren en verklaarde uiteindelijk ook de Brabantse constitutie, de Blijde In- | |
[pagina 92]
| |
komst, ongeldig. Het verzet nam intussen meer gestructureerde vormen aan. Onder leiding van Henri Vander Noot ijverde het conservatieve Comité van Breda voor buitenlandse steun; het meer democratische Comité Pro Aris et Focis (Voor Outer en Heerd), onder leiding van Jan Frans Vonck, bereidde een interne militaire revolutie voor. Uiteindelijk bundelden de twee ‘partijen’ hun krachten. Op 24 oktober 1789 verklaarde Vander Noots Manifest van het Brabandsch Volk Jozef vervallen van zijn soevereiniteit over de Nederlanden,Ga naar eind9. een verklaring die kracht werd bijgezet door de inval van een patriottisch leger vanuit Nederland. De bevrijding van België was een feit. Mogen we hieruit besluiten dat de Brabantse Revolutie een nationalistische revolutie was tegen de vreemde bezetter? Neen. De historische context van de samengestelde monarchie is net daarom van belang: de Zuidelijke Nederlanders waren het gewoon dat hun vorst tegelijk ook over vele andere gebieden heerste, dat hij (meestal) niet onder hen vertoefde en dat het bestuurlijke centrum van het geheel waartoe zij behoorden, elders lag. Jozef werd niet een vreemdeling beschouwd omdat hij Oostenrijker was, anders zou zijn moeder, die op handen werd gedragen, ook tijdens de Revolutie, dat ook zijn geweest. Maar Jozef werd vreemd toen hij zijn eigen wil stelde boven de politieke traditie van de Nederlanden. Bovendien is nationalisme vooral een negentiende-eeuwse ideologie, die stelt dat natie en staat moeten samenvallen.Ga naar eind10. We zullen hieronder onderzoeken in welke mate er in de context van de Brabantse Revolutie sprake was van een natie. Over het doel die te laten samenvallen met een staat kunnen we kort zijn: er was geen staatkundig project. Dit is de Brabantse Revolutionairen verweten door de Belgische Revolutionairen van 1830 en later - en dit is ook de voornaamste reden waarom de Brabantse Revolutie als kleine geschiedenis is weggemoffeld in het geschiedenisonderwijs. De Revolutionairen van 1830 hadden weinig boodschap aan de Brabantse Revolutie. Onder meer de vaak uitgesproken religieuze inspiratie ervan vonden zij een probleem, maar ook de expliciet federalistische structuur van de Belgische Republiek, het behoud van de oude constitutie, het conservatisme, en natuurlijk vooral het feit dat de Republiek het nog geen jaar had uitgehouden. De Belgen van 1830 zagen zichzelf helemaal niet als nazaten van die achttiende-eeuwse mislukkelingen. De negentiende-eeuwse historici, die zich inschakelden in de natievormende functie van de nieuwe Belgische staat, spraken dan ook erg laatdunkend over de Brabantse Revolutie. Daarbij beschuldigden ze de Brabantse Revolutionairen van amateurisme: ze zouden totaal geen politiek inzicht hebben gehad, vooral niet in de machtsverhoudingen in Europa. | |
Van grote naar kleine geschiedenis: over pachters en parkietenHet klopt zeker dat de elites van het Brabantse verzet hun eigen materiële, politieke en psychologische belangen verdedigden. Dat is altijd zo. De vraag wordt dan hoe ze de bredere bevolking konden overtuigen van de rechtmatigheid van dat verzet. En dat de Revolutie wel degelijk over een breed draagvlak beschikte, toont de uitkomst ervan: met de steun van een volksguerrilla kon het kleine en onervaren patriottische leger de Oostenrijkers verdrijven. Hoe is dat draagvlak dan ontstaan? Hoe ‘vertaalden’ de hogere klassen de jozefistische bedreiging van hun eigen positie naar een bedreiging voor de hele natie? Het is een vraag die het natieonderzoek zich maar zelden stelt: hoe ontstaat een natie? Hoe ontstaat een gevoel, niet alleen bij een elite, maar bij brede lagen van de bevolking, dat zij een geheel vormen, een gemeenschap? In de Oostenrijkse Nederlanden was dat zeker geen evidentie: de gewone mensen van het hertogdom Brabant hadden niet veel te maken met die van het graafschap Vlaanderen, het graafschap Henegouwen, enzovoort. Als mensen zich al met iets identificeerden, dan was het met hun stad of hun gewest. Bovendien kunnen we er gerust van uitgaan dat die mensen, nog meer dan nu, geen grote politieke belangstelling hadden. Soevereiniteit, de oude constitu- | |
[pagina 93]
| |
tie of het verzetsrecht zullen niet tot hun leefwereld hebben behoord. Velen konden wellicht niet eens lezen of schrijven. Het antwoord op deze vraag is van belang voor het democratische gehalte van wat gewoonlijk wordt omschreven als een conservatieve revolutie:Ga naar eind11. de ontwikkeling van een publieke opinie. Voor het eerst in de geschiedenis van onze gewesten deden de elites moeite om een boodschap over te brengen van wat Benedict Anderson zo suggestief de ‘verbeelde gemeenschap’ van de natie heeft genoemd.Ga naar eind12. Dit gebeurde op verschillende manieren. Zo verwezen ze naar Julius Caesars opmerkingen over de dapperheid van de Oude Belgen om het bestaan van een vrijheidslievend Belgisch nationaal karakter aan te tonen. De meest relevante episodes uit de Belgische geschiedenis werden toegelicht in termen van constitutionele standvastigheid en onvoorwaardelijke trouw tegenover de vorst die de politieke eigenheid erkende. Vrouwe Belgica kijkt goedkeurend toe op de eenheid van de natie, gezinnebeeld door het vlammend hart en de verzamelde standen die eensgezind de hemel aanroepen (1789).
Veel geschriften uit deze periode zijn lang en theoretisch. Ze zijn duidelijk geschreven door intellectuelen om te converseren met hun gelijken: de geschoolde bovenlaag van de bevolking die beperkt was in aantal en, in een samenleving die zonder twijfel van nature conservatief was, wellicht elitair in opvatting. Maar de geschriftenvloed die de Brabantse Revolutie begeleidde, bevat ook veel uitgesproken populaire propagandateksten: eenvoudig geschreven, beperkt(er) in omvang en goedkoop verkocht door (onder meer) rondreizende colporteurs. Dit soort geschriften richt zich specifiek tot een groter en gewoner publiek. Natuurlijk staan hierin geen theoretische redeneringen of vernieuwende interpretaties van bijvoorbeeld het staatsrecht. En dat is waarschijnlijk de reden waarom deze populaire geschriften totnogtoe genegeerd zijn. Maar zoals Vivien Gruder heeft duidelijk gemaakt in de context van de Franse Revolutie, kan het onderzoek van precies deze populaire bronnen de verhouding, de samenhang en de dynamiek duiden tussen de elitaire en de populaire dimensies van de politieke cultuur waarin zij fungeren en die zij mee vorm helpen geven.Ga naar eind13. Wat hieronder volgt, is een poging tot reconstructie van (om te beginnen) één populaire tekst, die een licht kan werpen op de grote historische gebeurtenis van de Brabantse Revolutie en zijn werkelijke historische betekenis. | |
[pagina 94]
| |
Het kleine verhaal van Den Bekeerden boerOp 31 kleine pagina's lezen we het relaas van Den Bekeerden boer of Samenspraeke tusschen eenen Patriot ende eenen Boer, Raekende de Troubels van dezen tyd. In een latere uitgave wordt de bekering niet langer vermeld in de titel en de ‘troubels’ zijn veranderd in de ‘gelukkige Omwenteling’; de tekst is zo goed als identiek, maar wel uitgebreid. Nog later is een Franse versie van dit pamflet gepubliceerd, deze keer met verwijzing naar ‘de gelukkige ontwikkelingen in de Nederlanden’ en met belangrijke aanvulling in de dialoogbijdragen van de Boer.Ga naar eind14. De ‘samenspraeke’ begint met de partij-identificatie van de sprekers: ‘wie zyt gy? - Ik ben Patriot’. Dat de Boer wordt geïdentificeerd als Vlaams én een supporter van Jozef,Ga naar eind15. illustreert meteen de bezorgdheid van Brussel over het platteland, in het bijzonder in het graafschap Vlaanderen. Deze gemeenschappen werden verondersteld onwetend te zijn over de motieven van de Revolutie en dus, op een conservatieve manier trouw te zijn aan de autoriteit van Jozef. Een centraal aandachtspunt was dus hoe men een in het algemeen conservatieve bevolking kon overhalen om een revolutie tegen de wettelijke vorst te steunen. Dit is inderdaad het punt dat de Boer het meest nadrukkelijk benadrukt in deze dialoog. Op de aantijgingen van de Patriot tegen de ‘quaede regeringe’ van Jozef, antwoordt de Boer: ‘Ik ben Keyzers om dat hy onzen Keyzer is [...] is den Keyzer onzen Souveryn niet? En is hy niet meester om met ons te doen dat hem belieft?’ Deze vragen stellen dan de Patriot in staat om de constitutionele basisprincipes van de Nederlanden uit te leggen: wy zyn altyd een vry volk geweest, en een Land van Staeten, die geregeert wierden door onze Wetten, Constitutien en Voorrechten, die den Graeve van Vlaenderen zoo wel moeste onderhouden, als zyn volk, waer voor hy zynen plichtigen Eed moeste doen in zyne Huldinge; daer moest hy zweiren, dat hy zonder consent van de Staeten geene veranderinge of noch min vernietinge in de Constitutien, Wetten en Privilegien van ons Land van Vlaenderen en zoude doen of laeten doen, maar die ongeschonden zoude onderhouden en doen onderhouden: ... dat was als een verband ofte contract dat hy met ons maekte.Ga naar eind16. Dit is klassiek patriottisme dat zich keert tegen het centralisme, dat in de eigentijdse bronnen als tirannie werd omschreven. Concreet is Jozef niet keizer of absolute heerser in de Nederlanden, maar graaf of hertog van de respectievelijke vorstendommen die er deel van uitmaken. Zijn regering is voorwaardelijk in de zin dat ze gebaseerd is op een eerder bestaande politieke orde, waarin hij alleen kan functioneren als hij een absoluut respect opbrengt voor de oude constitutie, de traditionele vrijheden, en voor zijn eigen eed die hem tot die politieke orde heeft toegelaten. Tegen 1789, datum van deze dialoog, was deze redenering te vinden in talrijke politieke geschriften. Maar deze dialoog illustreert dat dit voor de gewone mensen van de Nederlanden geen standaardargument was: het was vernieuwend, vooral omdat het inging tegen het conventionele respect voor (gelijk welke) autoriteit, gebaseerd op een diep gevoel van sociale hiërarchie. In deze zin getuigt de verwarring van de Boer die herhaaldelijk om meer uitleg vraagt, van de patriottische onzekerheid of deze interpretatie wel geaccepteerd en gesteund zal worden door grote groepen in de bevolking. Ondanks haar enorme impact op de Belgische politieke cultuur, was de Kleine Brabantse Revolutie van 1787 een strijd tussen elites geweest. Toen in 1789 de gewapende revolutie werd voorbereid, was massale steun nodig. En het lijkt erop dat de auteur van deze dialoog (onder meer) een gemeenschap suggereert, om die steun te bekomen. De eerste versie van deze tekst getuigt nog van een negatieve kijk op de ‘domme boeren’ en het platteland die Jozef steunen. Maar de Boer bekeert zich tot de patriottische zaak, omdat de Patriot | |
[pagina 95]
| |
erin slaagt een aantal abstracte politieke begrippen in een dagelijkse context te vertalen. Zo wordt de standaard patriottische argumentatie van het politieke contract tussen Jozef en de verschillende vorstendommen van de Nederlanden gevolgd met de verzekering dat ‘Gy dit beter [zult] verstaen door eene gelykenisse; zyt gy eenen Pachter?’ De Patriot legt het principe van het politieke contract uit door het te vergelijken met een pachtcontract. Want een pachter is alleen verplicht om zich te houden aan zijn deel van het huurcontract zolang de meester hetzelfde doet: als die niet voldoet aan zijn verplichtingen, is de pachter er ook niet meer door gebonden: dit is het zelve dat wy Patriotten doen; den Keyzer en heeft zynen Eed niet onderhouden, vervolgens wy hebben den onzen ook niet moeten houden, en hy heeft dien al tot twee mael toe verbroken; wy zyn dan aan hem niet meer verbonden’. Het mag duidelijk zijn dat de Patriot veel tijd en energie besteedt om de Boer behoorlijk te informeren. Dat illustreert de veronderstelde waarde van zo een oefening; de belangrijkste boodschap is dat men kan leren, foutieve meningen kan herzien en zo een gewaardeerd lid van de gemeenschap kan worden. Om de dialoog te beëindigen bekent de Boer dankbaar zijn bekering tot een Patriot: ‘Bedanke u grootelyks over de moeyte die gy gehad hebt om my alles te doen verstaen, en zal aen alle myne meede-Boeren alles, zoo veel myn kleyn verstand vermag, uytleggen en myn beste doen, om hun te bekeeren gelyk ik bekeert ben’.Ga naar eind17. Door de patriottische identificatie kan de kleine gemeenschap waarin de eigenlijke conversatie plaats vindt, bovendien worden uitgebreid tot het vaderland: eenen Patriot, dat is eenen Vaderlander, en is te zeggen dat Patriotten van een en het zelve Land van geboorte zyn, en het Land daer men geboren is, noemt men het Vaderland. By exempel: als twee of meer van een en het zelve Land geboren zynde, malkanderen ontmoeten in een vremd land, zy noemen malkanderen Patriot, dat is te zeggen, goeden vriend; zoo zyn de Patriotten ook de vrienden van alle die hier in 't land woonen.Ga naar eind18. Dit is duidelijk geen nationalistische gemeenschap: alhoewel ze verwijst naar een gemeenschappelijke afkomst (waar de term natie etymologisch naar verwijst - natus, waar men geboren is), worden taal, godsdienst of een politiek project van staatsvorming niet vermeld. Het gaat hier over een gemeenschappelijke identiteit die een brug bouwt tussen de voordien vreemde gebieden stad en platteland. In feite is Den Bekeerden boer een klein verhaal dat op zichzelf niet erg betekenisvol en zelfs moeilijk te interpreteren is. Maar dat wordt anders als men het in een grotere context kan plaatsen, onder meer door letterlijke verwijzingen naar deze tekst in andere geschriften. En dit gebeurt op (minstens) drie verschillende manieren. Een eerste, vanzelfsprekende, vaststelling is dat het hier om een zogenoemd dialoogpamflet gaat. Dit is een gekend populair genre, dat duidelijk bedoeld is om mensen te overtuigen - in onze termen: om een maatschappelijk draagvlak te creëren voor de Revolutie. En uit de manier waarop ze dit genre vorm geven, blijkt het politiek inzicht van de schrijvers die we mogen rekenen tot de elite van de Brabantse Revolutie. Propaganda is alleen doeltreffend als ze aangepast is aan het doelpubliek. Geschriften bedoeld voor het gewone volk, moeten dus aangepast aan hun leefomstandigheden en hun leefwereld. In de pamfletten die letterlijk de vorm van een conversatie aannemen, staat het de schrijver vrij om het gesprek te dirigeren, de gesprekspartners te kiezen en de conclusie te bepalen. Het lijkt nogal vanzelfsprekend dat je niet eerst mensen uitscheldt, om dan hun steun te bekomen. Dat was nochtans de gangbare tactiek in de zogenoemde royalistische teksten, die erop gericht waren de patriotten in een slecht daglicht te plaatsen en de steun voor het verzet te ondermijnen. In het bijzonder boeren werden zeer negatief voorgesteld als dom en makkelijk manipuleerbaar. Zo heeft | |
[pagina 96]
| |
een dialoog tussen Den Patriot, den Vonckist ende de Fyge als motto: ‘Het gemeyn Volk dat altyd onzeker en twyffelagtig is komt noyt overeen in zyn verlangens. En twist altyd onder malkanderen’.Ga naar eind19. Maar aan het einde van de conversatie moet de ‘Vijg’, die het standpunt van de Jozef-gezinden vertolkt, tot zijn verbazing vaststellen dat zelfs het platteland patriottisch is geworden. En dat legt hij als volgt uit: Wy hebben de onnoozele Boeren tragten te verleyden, om alzoo den oproer onder de Volkeren te brengen, maar de geduerige Sermoenen van de Pastors en wel bezonderlyk, dat verdoemelyk Boeksken, te weten: den Boer en den Patriot, heeft de Inwoonderen van het Plat-Land veel te wys gemaakt en heeft hun onze looze knepen leeren kennen, zoo dat zy op korten tyd de alderbeste Patrioten geworden zyn van gansch het Land.Ga naar eind20. Daaruit kunnen we afleiden dat Den Bekeerden boer, en bij uitbreiding de populaire teksten die het patriottische standpunt verdedigden, erkend werden als een onderdeel van een propagandistische strategie. Daarin waren niet alleen conversatie en toelichting van belang, maar ook de waardering voor de ‘landman’: als hij positief werd benaderd, was hij allicht meer geneigd om open te staan voor de patriottische boodschap - om tenslotte ‘bekeerd’ te worden tot dat kamp. De schrijvers van deze populaire teksten bezaten niet alleen dit belangrijk politiek-psychologische inzicht; ze deelden het belang dat ze eraan hechtten, ook voortdurend mee. Zo spreekt een ander dialoogpamflet al in zijn titel ‘de Dorpse Belgen’ aan en vat het op de titelpagina met zijn motto (geleend bij Sint-Augustinus) samen hoe belangrijk de patriottische schrijvers het vonden om het volk bij hun acties te betrekken: ‘Het is beter dat geleerde mannen ons misprijzen dan dat het Volk ons niet begrijpt,Ga naar eind21. Kortom, Den Bekeerden boer zet ons op het spoor van een belangrijke boodschap van ‘inclusie’. De ‘koffietafel’ die de kracht van de patriottische propaganda en haar inclusieve boodschap versterkt (1790).
Het belang van het kleine verhaal van de Boer blijkt ook uit een pamflet dat de dialoog weergeeft tussen ‘eene Boerinne en een steedse Patriottine’. Niet alleen spreken de vrouwen over het oorspronkelijke pamflet, ‘een Boeksken [...] om door dezen middel de Boeren te doen zien dat ze ongelyk hebben’. De Patriottin heeft zelfs het ‘Boeksken’ bij zich, wat getoond wordt op de prent naast de titelpagina, en waarvan de Boerin kan zeggen dat ze het ‘van over lang’ heeft gelezen.Ga naar eind22. Het oorspronkelijke pamflet wordt dus ook hier herkend als deel van de patriottische propaganda. Bovendien blijkt het wijd gekend te zijn, zowel in de stad als op het platteland waar ‘De Pastors het zelve meest op alle Prochien voor niet uytgedeelt [hebben]’.Ga naar eind23. Dit is een historische verwijzing van materiële aard: de patriotten beleden niet enkel de boodschap van inclusie, ze zorgden er ook voor dat de materiële middelen voor informatie en participatie, in dit geval het bewuste pamflet, beschikbaar waren. | |
[pagina 97]
| |
Tenslotte is er de toegeving dat de oorspronkelijke tekst de plattelandsbewoners beledigd heeft. De belangrijkste reden hiervoor is de manier waarop de Boer werd voorgesteld: ‘Het is gemakkelyk voor eenen Schryver eenen Boer te doen spreken gelyk hy wilt, en hem dusdaenig uyt-te-maeken, dat d'honden van hem geen Brood zouden willen éeten [...] Meynt gy dan dan de Boeren ook op hun maniere geen eygen liefde hebben gelyk de menschen van de Sté?’ De boodschap van inclusie is dus blijkbaar niet voldoende overgekomen - en wordt versterkt. Het is deze keer de Boerin die ‘bewijst’ dat iedereen kan leren, interpreteren en participeren. Om de laatste twijfels omtrent ‘de eere van alle Boeren en Landslieden’ weg te nemen, legt de Boerin omstandig uit waarom de meeste boeren patriotten zijn, door de hervormingen van Jozef in detail te evalueren. Hierbij verwijst ze voortdurend naar gemeenschappelijke sessies waarin wordt gelezen, gediscussieerd en verklaard: op het platteland spenderen mensen veel tijd en energie in de vorming van een geïnformeerde mening, met een massale mobilisatie voor het patriottische leger als gevolg.Ga naar eind24. Wat ook expliciet wordt gemaakt, is het belangrijke aandeel van de landsvrouwen hierin: niet alleen hebben de zonen van de Boerin zich vrijwillig gemeld en zijn zo goed als alle jonge knechten uit de dorpen vertrokken, ook de vrouwen zelf stellen zich kandidaat ‘om voor het Vaderland te stryden als het nood zoude doen, gelyk eertyds de vermaerde Amazonen’. En om haar boodschap verder kracht bij te zetten, verzekert de Boerin de Patriottin: ‘en gy moet niet gelooven, dat ik het alleen ben, die alzo spreke, maer ik spreke door den mond van alle Boeren’.Ga naar eind25. Dit vrouwelijke element versterkt de emancipatorische impact van de nieuwe voorstelling van de gemeenschap: iedereen, stedeling of plattelander, man of vrouw, kan zijn of haar steentje bijdragen. Bovendien wordt de gemeenschap hier voorgesteld in verschillende, elkaar overlappende en aanvullende vormen: er is de expliciete setting die de conversatie tussen de stadsvrouw en de boerin mogelijk maakt; er is de plattelandsgemeenschap die zich engageert in een actieve patriottische actie geïnspireerd door geïnformeerde interpretatie; er is de gemeenschap van patriottische vrouwen die actief participeren in het vormingsproces van publieke opinie en actie; en er is de bredere gemeenschap van de Belgische natie ‘want eendragt maakt magt [...] Vivat het lief Vaderland!’Ga naar eind26. In algemene termen valt telkens de verbinding tussen de grote gebeurtenissen van de Brabantse Revolutie en de kleine, gewone levens van de dialoogpartners op: de pachtervergelijking van de Boer wordt in een vrouwelijke context een Caffé-Tafel waarrond onder meer een aantal stedelijke vrouwen met boerinnen converseren over de verschillende partijen in het conflict van de Brabantse Revolutie en over het effect daarvan op hun dagelijks leven.Ga naar eind27. De Saemen-spraeke, Tussen de Patriotten en hunne Liefste is in feite een lied op rijm en herhaalt hoe het de vrouwen zijn die hun mannen aanzetten om zich te melden bij het patriottische leger.Ga naar eind28. In een andere Saemen-spraeke Tusschen den waeren Brabander en zeker Jouffrouw met naeme Maria M.A. krijgt ‘Mieken’ veel uitleg over de Belgische ontwikkelingen. Maar het is zijzelf die de patriottische liefde voor vrijheid vertaalt naar haar eigen, dagelijkse context. Via de vergelijking met de parkiet die ze zo lang heeft verzorgd maar die bij de eerste gelegenheid wegvloog, trekt ze de conclusie dat de patriottische soldaten alles zullen riskeren om vrijheid te garanderen voor de Belgische natie.Ga naar eind29. In nog een andere ‘vrouwelijke’ dialoog valt op dat de vier deelnemende vrouwen worden voorgesteld uit vier verschillende provincies, een expliciete voorstelling van de nationale gemeenschap. Het format schijnt succes te hebben gehad want er kwam een vervolg waarin dezelfde vrouwen hun discussie over de politieke gebeurtenissen en geschriften verder zetten. Alweer komen hun gemeenschappelijke leessessies en de politieke discussies ter sprake, maar ook het belang daarvan voor de keuze van een (patriottische) huwelijkspartner. Deze twee dialogen dragen hetzelfde motto: ‘Depuis le plus grand jusqu-au plus petit, tous s 'entretiennent des affaires quand il s 'agit de la liberté’Ga naar eind30. en bevestigen daarmee de boodschap van inclusie. | |
[pagina 98]
| |
De verbeelding van de nationale gemeenschapDeze inclusieve voorstelling van de Belgische natie maakt ook dat de kleinere gemeenschappen van stad en platteland bijna uit het zicht verdwijnen. De nadruk is verlegd; de eenheid van de ‘Vaderlanders’ krijgt nu alle aandacht. Ook dit kan geïllustreerd worden vanuit ons kleine verhaal van Den Bekeerden Boer: een paar weken later houdt zijn Zoon een ‘Redenering’ met de Zoon van de Patriot.Ga naar eind31. Van in het begin wordt duidelijk gemaakt dat beide jongemannen patriotten zijn, maar de lezer wordt regelmatig aan het twijfelen gebracht over de ware motivatie van de Boerenzoon. Want die spreekt over de ‘kwaede vooringenomenheyd tegen den Keyzer’ en suggereert manieren om diens regering op een meer positieve manier te interpreteren. De Patriottenzoon zet de discussie voort ‘mits de verhandeling der Lands zaeken niet dan tot nut en baet aen de welpeyzende kan verstrekken’, maar uiteindelijk komt toch een eind aan zijn geduld en beschuldigt hij zijn gesprekspartner van royalistische sympathieën. Het antwoord is even snel als ingenieus: ‘gy moogt verzekerd wezen, dat my gedagt gelykvormig is aen uwe inborst: ik heb de tegenspraek gebruykt om onze Redenering aen gang te houden’. De Boerenzoon drukt zijn spijt uit dat hij niet kan deelnemen aan de militaire actie maar hij is vastbesloten om het vaderland op andere manieren te dienen en ‘de Eendragt aen te pryzen’ en hij wenst ‘[zoals] u en alle waere Vaderlanders, het ondernomen Werk, het geen tot heden zoo zegenryk is gevoorderd, gelouwerkroond te zien door een gelukkig Eynde’.Ga naar eind32. Politieke prent die de inwoners van Brabant en Vlaanderen oproept tot nationale eenheid (1789).
Wat vooral veranderd is tegenover het oorspronkelijke pamflet, is dat de veronderstelde royalistische aanhang van het platteland niet eens meer wordt vermeld. De specifieke houding van de boerenzoon verwijst hiernaar, maar het feit dat het louter voor retorische doeleinden kan worden gebruikt, suggereert dat het de patriottische schrijvers noch de plattelandsbewoners nog langer zorgen baart. Bovendien is het alweer, zoals in de vrouwendialoog, de plattelander die getuigt van een ruim inzicht, in dit geval in de kunst van het converseren. Het belangrijkste is echter dat de kleinere gemeenschappen van | |
[pagina 99]
| |
stad en platteland haast irrelevant zijn geworden. En het is wellicht significant dat het door de monden van jonge mannen is dat de nationale gemeenschap wordt voorgesteld als de zelfevidente bron van collectieve identificatie. In de T'Zaamenspraak Tusschen eenen Engelsch-Man, eenen Gentenaar, eenen Brusselaar ende eenen Mechelaar gebeurt de vergelijking met verwijzing naar de lokale omstandigheden in de verschillende steden. Ook hier wordt de nationale gemeenschap verbeeld door mensen uit de verschillende provincies met elkaar in interactie te laten treden om een gemeenschappelijke oplossing voor hun gemeenschappelijke problemen te vinden.Collage van een aantal titelpagina's van patriottische pamfletten die de nationale gemeenschap ‘verbeelden’ (1790)
De Engelsman die ook deelneemt aan deze conversatie, lijkt te functioneren als de buitenstander die neutrale commentaar kan geven.Ga naar eind33. Ook politieke prenten die los werden verspreid of bij pamfletten werden gevoegd, verwezen naar de verschillende gewesten die samen de Oostenrijkse Nederlanden hadden uitgemaakt en naar de gemeenschappelijke afstamming, geschiedenis en cultuur, om dan te kunnen pleiten voor de noodzakelijke eenheid en samenhorigheid binnen de Belgische natie. Wat hierboven is geschetst, is een proces van inclusie. De ene tekst benadrukt dat de boeren ook deel uitmaken van de natie, een andere legt eerder de nadruk op de rol van de vrouwen in de vaderlandse geschiedenis, nog een ander wenst de verschillende regio's onder één noemer samen te brengen. De ongetwijfeld elitaire auteurs van zulke pamfletten slaagden erin om bredere lagen van de bevolking te overtuigen van de gerechtvaardigdheid van de Brabantse Revolutie. Daarbij ‘verbeelden’ ze de Belgische bevolking als een nationale gemeenschap. De fictieve dialogen in de pamfletten zijn met andere woorden een uitnodiging tot meer daadwerkelijke dialoog en discussie. De teksten die verder bouwen op de conversatie tussen de Boer en de Patriot, nemen deze invitatie letterlijk. De geïmpliceerde suggestie is dat iedereen betrokken is bij de eigentijdse politieke gebeurtenissen, dat een goed geïnformeerde publieke opinie van groot belang is en dat iedereen de instructieve rol van de Patriot kan opnemen in zijn of haar reële ontmoetingen en conversaties. Daarbij krijgen deze mensen niet alleen een positief referentiekader aangereikt dat de waarde van constitutionele rechten en vrijheid beklemtoont; ze krijgen ook zelf een rol toebedeeld in de verdediging van dat referentiekader. Daarbij speelde, tussen twee haakjes, taal geen enkele rol: vele pamfletten werden zowel in het Nederlands als in het Frans gepubliceerd. Dit is wat in het academische natieonderzoek een proces van nationalisatie wordt genoemd: de natie krijgt als het ware substantieGa naar eind34. door middel van deze ‘kleine’ dialoogpamfletten. Het is van belang te benadrukken dat dit proces van opinievorming, van inclusie en de verbeelding van de natie eigenlijk alleen kan worden ‘bewezen’ via deze ‘kleine’ geschiedenissen. Sterker nog, één | |
[pagina 100]
| |
Deze allegorische prent ‘verbeeldt’ de voorspoedige toekomst: de Belgische leeuw zal vanuit de donkere wolken van de tirannie in het glorierijke licht van de vrijheid treden (1790).
dialoogpamflet vertelt op zichzelf niet veel, het is de gedetailleerde reconstructie van vele kleine verhalen die aantoont waarover het nu feitelijk gaat. Zo zou ook een studie van goedkoop aardewerk bijvoorbeeld kunnen tonen hoe gewone mensen vertrouwd werden gemaakt met Revolutionaire symbolen als de Belgische leeuw en de vrijheidshoed. Of hoe politieke prenten, die niet de objectiviteit nastreven maar duidelijk stelling innemen, leesbaar zijn voor die gewone mensen. Vele van deze bronnen, die ook lokaal of heemkundig kunnen zijn, worden op zijn best denigrerend behandeld in het academische historische onderzoek, zo ze al niet geheel worden genegeerd. Feit blijft dat hierboven is aangetoond dat de periode van de Brabantse Revolutie een soort informatiemaatschappij tot stand heeft gebracht, een samenleving waarin het belangrijk was om ‘bij’ te zijn, de laatste nieuwtjes te vernemen - en dat men ook niet te beroerd was om toe te geven dat de hulp van experts daarbij welkom was. Vooraleer mensen kùnnen kiezen, vooraleer een maatschappelijk draagvlak voor gelijk wat kan ontstaan, is informatie nodig. En de ‘dragers’ van die informatie, de pamfletten, de periodieken die in deze periode het licht zagen, de gebruiksvoorwerpen en de politieke prenten met hun krachtige visuele taal, behoren allemaal tot de ‘kleine’ geschiedenis - die noodzakelijk is om een licht te werpen op het ‘grote’ proces van de Brabantse Revolutie of van de nog grotere dynamiek van een proces van natievorming. | |
Van kleine naar grote geschiedenis: België in EuropaIn feite is natievorming nog klein bier in vergelijking met de vorming van een staat. Want de Revolutionairen konden intern het gemeenschapsgevoel aanwakkeren zoveel ze wilden; Europa lag daar niet wakker van. Maar de oprichting van een nieuwe staat had overduidelijk gevolgen voor de machtsverhoudingen op het Europese continent - en werd dus met argusogen gevolgd. Zoals al hoger werd gezegd hadden de Brabantse Revolutionairen niet de creatie van een nieuwe staat op het oog. Wat ze vooral wilden, was dat Jozef de lokale politieke traditie van de Nederlanden zou erkennen - waarna ze opnieuw zijn trouwe en gehoorzame onderdanen zouden kunnen worden. Dit is de hoofdreden waarom de Revolutie conservatief wordt genoemd en dit is ook correct. Alleen wordt daarbij nogal gemakkelijk vergeten dat de andere Revoluties van de achttiende eeuw, de Nederlandse Patriottenbeweging, maar vooral de Amerikaanse en de Franse Revoluties ook herstel als oorspronkelijk doel hadden. Bovendien werd het verzet in al deze opstanden eerst geleid door de elites. In zijn vergelijkende studie, The Age of the Democratic Revolution, noemt de Amerikaan R.R. Palmer de Brabantse Revolutie daarom ‘niet ontypisch voor haar tijd’.Ga naar eind35. | |
[pagina 101]
| |
Om het nog eens te herhalen, de meeste gewesten in die periode waren een samengestelde monarchie gewoon, een systeem waarin politieke eigenheid werd gerespecteerd. Maar met de overgang naar de moderne tijden, ontwikkelden vele vorsten ook moderniserende tendensen, die werden ervaren als tirannie en politieke willekeur. Het resultaat waren patriottische verzetsbewegingen die streden voor het ‘behoud’ van hun ‘vrijheid’. Anders gezegd, in een tijdperk waar de vrees voor absolutisme sterk aanwezig was, confronteerde het patriottisme de monarchie met de dan algemeen Europese doctrine dat de wet boven de wil (van de vorst) stond. Het is natuurlijk zo dat vooral de Amerikaanse en Franse Revoluties na verloop van tijd evolueerden naar werkelijk moderne interpretaties van (onder meer) soevereiniteit, vertegenwoordiging en republikeinse vrijheid. Maar precies omdat die latere evoluties zo evident modern en dus herkenbaar zijn, wordt vergeten dat de aanvankelijke doelstellingen anders waren. In 1776 hadden de meeste Amerikaanse Revolutionairen niet de bedoeling de Britse koning ontrouw te zijn met de oprichting van een Republiek. Ook in de Franse Assemblée Nationale van 1790 wenste de grote meerderheid van de gedeputeerden niet het einde, maar de hervorming van de monarchie, zodat absolutisme, dat per definitie tegenover de regionale en standelijke privileges stond, in de toekomst kon worden uitgesloten. Kortom, ook zij handelden oorspronkelijk binnen het gekende discours van vrijheid, oude gewoonten en privileges, voor het behoud van het nationale constitutionele patrimonium tegen de tirannie van de koninklijke wil.Ga naar eind36. Het is ook daarom, vanwege de gelijkaardige context van historisch gegroeide, constitutionele regelingen en de bedreiging daarvan door een min of meer absolutistische vorst, dat de Revolutionairen vergelijkingen konden maken enVergelijkingen tussen de eigen en andere, vroegere en eigentijdse, revoluties komen veelvuldig voor in de pamfletliteratuur van de Brabantse Revolutie (1790).
dat ze elkaars beweegredenen herkenden. Dat is ook de reden waarom Europa nauwgezet toekeek naar wat er in de Oostenrijkse Nederlanden gebeurde. Dat de vooraanstaande Franse publicist Camille Desmoulins in 1789 zijn tijdschrift Révolutions de France et de Brabant noemde, was dus geen toeval. In een vergelijking tussen de twee Revoluties werd elke ‘aristocratische Regering’ gedefinieerd als een ‘tirannie [die] naar de vrijheid leidt, dat is een waarheid die de Belgen hebben ervaren, en waarvan zij een treffend voorbeeld geven’.Ga naar eind37. Een correspondent stelde onomwonden dat ‘in het diepste van zijn ziel, iedereen van enig aanzien in Parijs Brabançon is’.Ga naar eind38. Een ander Frans blad, L'Observateur, rapporteerde midden november 1789, ‘dat de troebelen van Brabant de aandacht van heel Europa opeisen: vooral [van] de Fransen’.Ga naar eind39. Ook de Brabantse Revolutionairen zelf waren zich erg bewust van de internationale context van hun activiteiten. Een hele reeks pamfletten boog zich precies | |
[pagina 102]
| |
over die internationale context en vergeleek de eigen Revolutie met andere, vroegere én eigentijdse verzetsbewegingen.Ga naar eind40. Ten overvloede: ondanks het feit dat ze niet waren gericht op een staatsvormingsproject, kon België door het onverwachte succes als bevrijd worden beschouwd, dat wil zeggen zonder meester. En zoals de andere Revoluties niet altijd volgens plan verliepen, rees de vraag naar de toekomst van de Revolutie in de voormalige Oostenrijkse Nederlanden. Kort samengevat zochten de Revolutionairen naar een nieuwe meester, maar toen dat mislukte (zie lager), werd op 11 januari 1790 de Republiek van de Verenigde Nederlandse Staten (les Etats Belgiques Unis) opgericht. Ook de toekomst van die Republiek werd in een Europese context geplaatst. En daarbij was de centrale vraag of de Europese mogendheden de Republiek zouden erkennen, iets wat de Brabanders terecht als noodzakelijke voorwaarde zagen voor hun succes.Ga naar eind41. Met andere woorden, ook op internationaal vlak, met name wat betreft de dynamiek van de Europese politiek, getuigden zij wel degelijk van politiek inzicht. | |
De voltooiing van de OpstandAl voor er sprake was van een patriottenleger trok Henri Vander Noot, leider van de Belgische patriotten, op een diplomatieke rondreis door Europa. Wellicht vanuit een conservatieve bekommernis om de orde in het land te bewaren, hoopte hij op een toezegging van een buitenlandse troepenmacht die de Oostenrijkers zou verdrijven. Tegenover vertegenwoordigers van de Nederlandse Republiek beklemtoonde hij dat de Brabantse Revolutie in feite de voltooiing was van de zestiende-eeuwse Opstand tegen Spanje. Toen later België zichzelf bevrijd had en de patriotten ijverden voor een hereniging met Nederland, was er nog steeds geen sprake van een modern staatsvormingsproces: de bedoeling was een nieuwe samengestelde monarchie waarbij Noord en Zuid een vorst zouden delen. Dit zou des te gemakkelijk te verwezenlijken zijn omdat de gebieden een gemeenschappelijke geschiedenis deelden, waaronder een eeuwenlange praktijk van de samengestelde monarchie en wat daarbij hoorde: de oude constitutie en de regionale privileges.Ga naar eind42. Daarbij moeten we niet vergetenWelvarend Nederland, gesymboliseerd door de Oranjeboom en de internationale zeevaart, vergezelt een Brabants pleidooi voor de hereniging van Noord en Zuid (1790).
dat Orangistisch Nederland zelf net de Patriottenbeweging had overwonnen, met uitgebreide militaire hulp van Pruisen. Het wilde dus zeker niet opnieuw een hervormingsavontuur aangaan. De klemtoon die de Belgische patriotten legden op de oude waarden, illustreert dus hun inzicht, niet alleen in de politieke verhoudingen in Nederland zelf, maar ook van de positie van Nederland in Europa. In feite is het vooral deze toenadering tot Nederland die de Brabantse Revolutionairen tot landverraders maakte in de ogen van de negentiende-eeuwse Belgische historici.Ga naar eind43. Nederland was na 1830 uiteraard tot vijand nummer één uitgeroepen en het principe dat ‘het verleden een vreemd land is’ waarin mogelijk een andere logica wordt gehanteerd, was hun duidelijk niet bekend. Hun veroordeling van de Brabantse Revolutionairen is anachronistisch in de zin dat zij hun eigentijdse criteria toepasten op een tijdperk dat daar om evidente redenen niet kon aan voldoen. Maar beoordeeld in de eigen context was de toenadering tot Nederland helemaal niet zo vreemd. | |
[pagina 103]
| |
Eén van de redenen waarom de zestiende-eeuwse Opstand zoveel stof had doen opwaaien, was het resultaat daarvan, de oprichting van een Republiek in een Europese context die (met de uitzondering van Venetië) alleen monarchieën kende. Bovendien groeide die Nederlandse Republiek in de zeventiende Gouden Eeuw uit tot een welvarende en internationaal machtige mogendheid. Maar dit belette niet dat dit een uitzonderingssituatie was: ook in de achttiende eeuw ging men ervan uit dat de republiek, als politieke categorie, niet levensvatbaar was. Een autoriteit als Montesquieu bewonderde weliswaar de burgerzin van de klassieke republieken, maar verkondigde dat die geest van publiek engagement niet meer mogelijk was in de grote, commerciële staten van de moderne tijd. Met andere woorden, ook de Brabantse Revolutionairen begrepen dat hun Republiek als onafhankelijke entiteit weinig kans maakte op Europese erkenning. Met de aansluiting bij de erkende Nederlandse uitzondering was overleven wellicht wel mogelijk geweest. Eigenlijk was Pruisen, dat erop uit was om zijn Oostenrijkse rivaal een nieuwe slag toe te dienen, wel bereid de Belgische Republiek te erkennen. In de diplomatieke onderhandelingen wees het Groot-Brittannië en Nederland erop dat ze de Verenigde Staten van Amerika toch hadden erkend en dat dezelfde logica ook gold voor de Belgische Republiek die zichzelf gewapenderhand had bevrijd. Maar de twee andere Europese mogendheden maakten een duidelijk verschil tussen de onafhankelijkheid van een land dat ‘tweeduizend plaatsen’ ver lag en een nieuwe soevereiniteit aan hun grenzen, waarbij ze als het ware ‘in hun eigen haard het theater van de oorlog zouden installeren’.Ga naar eind44.
In algemenere termen kan gezegd worden dat de internationale context niet ‘mee wilde’. Officieel weigerde Nederland een verregaande samenwerking met België vanwege de religieuze verschillen. Maar in werkelijkheid was Nederland, waarvan de ster toch al tanende was in Europa, beducht voor de economische gevolgen van de onvermijdelijke opening van de Schelde. Bovendien stierf Jozef minder dan een maand na de oprichting van de Belgische Republiek en werd hij opgevolgd door zijn veel gematigdere broer Leopold. En vooral: de ontwikkelingen in Frankrijk werden de focus van alle aandacht. In België zelf veroorzaakte de Revolutie in Frankrijk ook problemen, omdat de democraten, die in het algemeen behoorlijk gematigd waren, makkelijk met de Franse radicalen konden worden vereenzelvigd. De democraten werden dus oneigenlijk beschuldigd en konden zich daartegen moeilijk verweren. Het is sprekend dat Jan Baptist Verlooy zich nog in 1793 trachtte te verdedigen door uitdrukkelijk negatief te antwoorden op de vraag of ‘eigendom, bezit en geloof in gevaar’ zijn. In een pamflet stelt hij heel duidelijk dat de Belgische situatie niet kan worden vergeleken met de Franse, in het bijzonder niet wat de staatsschuld betreft - waardoor het dus niet in het algemeen belang was om bijvoorbeeld de kerkelijke goederen aan te slaan, zoals in Frankrijk.Ga naar eind45. Maar het spreekt vanzelf dat de Kerk, de adel en andere grootgrondbezitters danig bezorgd waren, dat ook hun pachters bijvoorbeeld makkelijk te overtuigen waren van het Revolutionaire gevaar voor hun levensonderhoud. Intern leidde (de invloed van) de Franse Revolutie tot een radicalisering van het politieke klimaat, waardoor compromissen, onderhandelingen en trage Belgische hervormingen steeds moeilijker werden. Ook op Europees vlak kreeg de Franse Revolutie alle aandacht. Niet alleen werd het Europese evenwicht bedreigd door revolutionair Frankrijk, de Europese mogendheden begrepen maar al te goed dat de strijd tegen het Ancien Régime zelf was ingezet. Bovendien zou een alliantie met de Belgische Republiek het Franse gevaar nog versterken. ‘Europa’ was zo bezorgd dat het zijn voormalige rivaliteiten opzij schoof en zich gezamenlijk inspande om die revolutionaire beweging zoveel mogelijk in te dijken. Deze uitzonderlijke eensgezindheid leidde tot de Conventie van Reichenbach (27 juli 1790): de driebond van Pruisen, Groot-Brittannië en Nederland garandeerde de | |
[pagina 104]
| |
terugkeer van de Belgische provincies onder Habsburgs gezag en Leopold beloofde terug te keren naar de constitutionele status quo ante Jozef. Engelse en Nederlandse onderhandelaars probeerden nog om de Belgen ervan te overtuigen om mee te werken aan de formele afhandeling van hun Republiek maar, niet onbegrijpelijk, weigerden die. Tenslotte vielen Oostenrijkse troepen op 24 november 1790 het Belgische territorium binnen en namen slechts negen dagen later bezit van de hoofdstad. Er was geen regering aanwezig om de overgave te tekenen. Het Verdrag van Den Haag van 10 december bevestigde de Oostenrijkse restauratie volgens de voorwaarden van Reichenbach. De Verenigde Staten van België - en de Brabantse Revolutie - waren ten einde. | |
De verhouding tussen de ‘grote’ en ‘kleine’ geschiedenisGezien de roemloze afloop kan men zich afvragen wat het ‘nut’ is van de ‘kleine’ geschiedenis van de Brabantse Revolutie. Maar de dynamiek tussen groot en klein kan ons ten minste drie dingen leren. Om te beginnen is het duidelijk dat de Nederlanden in de internationale context altijd als ‘klein’ werden beschouwd. In de grootschalige hervormingspolitiek van Jozef II, in de machtsbalans zoals de Europese mogendheden die interpreteerden, of in het gebruik dat Leopold van dit principe maakte, kreeg België alleen aandacht als er geen andere, altijd meer belangrijke en dringender zaken te behartigen waren. Desondanks was het Belgische politieke inzicht van hetzelfde niveau als dat van de andere revoluties van de achttiende eeuw. Was de Revolutie meer tijd gegund, ze had wellicht ook een waarlijk modern karakter gekregen. Ten tweede heeft de klassieke geschiedschrijving haast klakkeloos de ‘kleinheid’ van de Brabantse Revolutie geaccepteerd. De interne dynamiek, in het bijzonder de verhouding tussen de elitaire en populaire dimensies van haar politieke cultuur, zijn daarom onbestudeerd gebleven. En tenslotte is precies die interne dynamiek, hierboven geëxploreerd via een aantal propagandateksten, die de unieke positie van de Brabantse Revolutie in de Belgische geschiedenis demonstreert, een periode van natievorming die niet politiek maar cultureel was. De Revolutionairen waren dus geen nationalisten in de algemeen aanvaarde betekenis van dat woord: de verbeelding van de nationale gemeenschap was niet in de eerste plaats gericht op de oprichting van een Belgische staat, maar op de ondersteuning van de politieke cultuur van de Nederlanden. In een brede zin sterkt dit micro-onderzoek het pleidooi van de Britse natie-expert, Anthony Smith, voor een expliciet historische benadering van het modernisme ‘om de populaire, emotionele en morele dimensies van nationale identiteit terug in focus te brengen’.Ga naar eind46. Bovendien illustreert de bovenstaande reconstructie de meerzijdigheid van een nationaal discours: voor de elites diende het ongetwijfeld om hun eigen positie te verdedigen in een politieke gemeenschap die in de loop van de Revolutie steeds meer in Belgische termen werd gedefinieerd. Voor de gewone(re) mensen ondersteunde dit discours hun politieke emancipatie: voor de eerste keer in de Belgische geschiedenis werden zij zo expliciet en direct betrokken bij die politieke gemeenschap en de vorming daarbinnen van een publieke opinie. Ze kregen niet alleen een taal aangereikt waarin ze politieke gebeurtenissen konden begrijpen en interpreteren, daardoor werd ook daadwerkelijk politiek engagement mogelijk. Voor onze eigen tijden, waarin gevreesd wordt dat het sociaal weefsel uiteenrafelt, waarin begrippen als burgerschap en solidariteit moeilijke vraagstukken oproepen, waarin meerzijdigheid soms als een last wordt ervaren, biedt deze dynamiek van grote en kleine geschiedenis geen duidelijke antwoorden. Het enige waarop we misschien mogen hopen, is een verhoogde gevoeligheid, bijvoorbeeld voor het politiek-psychologische belang van een positieve, inclusieve benadering van bevolkingsgroepen die niet automatisch een plaats hebben binnen de gemeenschap. We zijn mis- | |
[pagina 105]
| |
schien ook iets minder onwetend geworden over onze historische identiteit. Die kennis biedt geen kant-en-klaar antwoord op, maar verscherpt wel de aandacht voor de eigentijdse vraag of die cultureel-politieke eigenheid die het (vroeg)moderne België zo kenmerkte, nog relevant is in het tijdperk van de Europese Unie en mondialisering. Misschien is vooral het belang beklemtoond van ‘saemenspraeke’ en duiding in een maatschappij waar informatie zo overweldigend aanwezig is. |
|