Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 29
(2006)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 282]
| |
Een volgroeide oranjeboom, de vrijheidshoed, de leeuw van de eendracht en een op zeevaart steunende welvaart: de Nederlandse matrone draagt haar kroon met ere. Uit: La République Belgique, ‘A Rome’ 1790 (Centrale Bibliotheek, Universiteit Gent).
| |
[pagina 283]
| |
Nederland Gidsland?
| |
[pagina 284]
| |
Habsburgse monarchie een verlichte hervormingspolitiek die, in tegenstelling tot de meer bescheiden ambities van Maria Theresia, ook de Nederlanden viseerde. Alsof hij aanvoelde dat het snel moest gaan (Jozef regeerde maar tien jaar), verloor hij geen tijd aan gelijk welke overlegprocedure maar pleegde hij van bovenaf een revolutie op het hele politieke, juridische en administratieve stelstel van de Nederlanden. Hijzelf verwachtte geen tegenstand, trok voor belangrijker geachte strategische onderhandelingen naar het verre Rusland en concentreerde zijn troepen tegen de Turken. In België echter ontwikkelden zich vanaf 1787 patriottische verzetsgroepen die intern de publieke opinie mobiliseerden en extern, bij de Europese mogendheden, steun zochten tegen Jozef die inderdaad het Europese machtsevenwicht hoopte te verstoren.Ga naar eind2 De Zwijger, Farnese en Maria Theresia kwamen er niet uit wat de beste oplossing voor dit conflict zou zijn, de tijdgenoten, temidden van alle verwarde berichtgeving hieromtrent, evenmin. En zo kwam het dat, een paar maanden na de val van de Bastille in Frankrijk, Europa stomverbaasd toekeek hoe een patriottisch leger vanuit Breda, nota bene de voorouderlijke stad van de Zwijger, haast zonder slag of stoot België bevrijdde van de Oostenrijkse troepen. Dit ging gepaard met publieke steunbetuigingen, onder meer door het opspelden van de cocarde, vaak in vrolijk oranje kleuren. Steunde de Nederlandse Republiek deze revolutie dan, was dit doorheen het land gekend geraakt, met grote Belgische dankbaarheid tot gevolg en de hoop dat alles weer goed zou komen tussen Noord en Zuid? Honderdvijfenzeventig jaar na de definitieve ‘afscheiding’ van 1830 zou dit een mooie kanttekening zijn bij het officiële leedvermaak dat zich opsmukte door, aan wie een Belgische identiteitskaart kon voorleggen, gratis toegang te verlenen tot de tentoonstelling in 's-Hertogenbosch (oorspronkelijk de ‘vierde’ hoofdstad van Brabant) Broedertwist: België en Nederland en de erfenis van 1830. Helaas liep de geschiedenis niet zo. Nog geen half jaar na de ‘bevrijding’ van 1789 overwogen de dekens van de drie ‘overgebleven’ hoofdsteden van Brabant, Brussel, Antwerpen en Leuven, maatregelen om de Noord-Nederlandse bannelingen uit het Zuiden te verdrijven. De ontwerptekst had het over ‘alle de zulken, welken door het voorgaande Ministerie regt van inwoning gekreegen hebben, sonder behoorlyk bewys te hebben kunnen aanbrengen, van hun goed gedrag in de Steeden of plaatsen, van waar zy herwaerts gekomen zijn’.Ga naar eind3 Was dit een goedkope wraakactie tegen de patriotten die goed waren ontvangen door Jozef II? Een historische illustratie van een ‘zero tolerance’ beleid? Of een illustratie van het onverdraagzame nationale karakter? En wat kon dienen als een bewijs van ‘goed gedrag’ (een Vlaming voegt daar automatisch ‘en zeden’ aan toe)? Het opspelden van een cocarde zeker niet. In een bijtijden hilarisch relaas over | |
[pagina 285]
| |
de toen heersende ‘Belgicomanie’ verhaalt een bezoeker van de maanGa naar eind4 dat hij drie keer ternauwernood aan ophanging is ontsnapt, eerst omdat hij geen cocarde droeg, dan omdat hij er een had opgespeld met de Franse kleuren en tenslotte, omdat de Belgische kleuren ook al niet bevielen.Ga naar eind5 Ongetwijfeld was de drager van een oranje cocarde hetzelfde overkomen. Het verhaal illustreert vooral de veruiterlijking van een politieke toestand, de zoektocht naar vestimentaire zeden die op bevredigende wijze de onzekere status en betekenis van de gebeurtenissen in het Zuiden zouden toelichten. | |
Europa en de Brabantse RevolutieHoe het zat met die gebeurtenissen - en hun status, wist Europa ook niet. De Franse minister van Buitenlandse Zaken vroeg de Franse ambassadeur in Wenen nogal wanhopig om informatie. Hij ging er zonder meer van uit dat Pruisen en Engeland de revolutie hadden geïnitieerd, ze ook verder zouden steunen en dat de Nederlanden dus verloren waren voor de Habsburgers.Ga naar eind6 Inderdaad stelde de Pruisische diplomaat Hertzberg voor om België zo snel mogelijk als een onafhankelijke staat te erkennen ‘en nous servant des mêmes motifs que la cour de France employa lors de la révolution américaine en disant que nous ne pouvions pas nous dispenser de reconnaître un nouvel Etat qui s'était rendu indépendant par son fait’.Ga naar eind7 Al in november 1789 schreef Frederik-Willem aan de prinses van Oranje dat de erkenning en de garantie van de Belgische onafhankelijkheid zouden te danken zijn ‘aan de Republiek, Engeland en mezelf’, wat in overeenstemming was met ‘onze werkelijke belangen’. De prinses zelf keek in haar glazen bol, zag een Belgische vorst met de trekken van haar tweede zoon en zag dat het goed was.Ga naar eind8 Maar het was niet goed. En pensionaris Van de Spiegel deed er alles aan om de beoogde personele unie niet tot stand te brengen. Tijdens de geheime onderhandelingen met Henri Vander Noot, de leider van de Belgische conservatieve patriotten, maakte hij formeel bezwaar omwille van het godsdienstige verschil. Maar dat was, zoals wel vaker, een dekmantel voor de commerciële belangen van de Republiek, die ongetwijfeld zwaar zouden lijden onder de onvermijdelijke heropening van de Schelde.Ga naar eind9 Kortom, België leek wel het speelding van de omringende landen die naar eigen goeddunken en vooral volgens eigen inzichten en belangen zouden bepalen hoe het nu verder moest. Maar misschien vooral: de Brabantse Revolutie werd door de tijdgenoten meteen in een internationale context geplaatst. Deze context wordt met R.R. Palmer ‘the age of the democratic revolution’ genoemd en Jonathan Israel (h)erkende die als ‘a process in which the Dutch Patriot Movement was the first major European manifestation and the French Revolution the most dramatic’. Tussen die twee ‘mani- | |
[pagina 286]
| |
festaties’ zit de Brabantse Revolutie geprangd. Ze maakte ‘integraal deel’ uit van de democratische revolutionaire golf, maar was tegelijk wel het ‘enige segment waar het verlichte absolutisme direct in botsing kwam met de roep naar democratische participatie, geïnspireerd door de Amerikaanse en Nederlands patriotse voorbeelden’.Ga naar eind10 De Amerikaanse en Franse aspecten van het Brabantse verhaal zijn natuurlijk ook interessant; hier wil ik het hebben over de Nederlandse component, ook al omdat het concept ‘gidsland’ meer dan twee eeuwen later nog steeds deining veroorzaakt in de verhoudingen tussen België en Nederland. | |
Legitimering door middel van historische argumentenHet is evident dat de vloed aan pamfletten die België in de woelige late jaren 1780 overspoelde, ruim aandacht besteedde aan historische precedenten. Dat het (Revolutionaire) heden en de toekomst werden geïnterpreteerd volgens een historisch referentiekader, was voor de tijdgenoten vanzelfsprekend. Een zeldzame keer werd dit kader geëxpliciteerd, zoals in de imaginaire dialoog waarin Diogenes en Plato, alweer op de Elyseese velden, proberen te begrijpen wat er in België aan de hand is: ‘Je réfléchissais il y a quelques jours à toutes les révolutions qui ont bouleversé tant d'Etats, je cherchais à combiner le passé avec le présent & celui-ci avec l'avenir.’Ga naar eind11 Het zal niemand verbazen dat de Belgen zelf een beroep deden op het klassieke beeld en de bijhorende retoriek van de ‘Leo Belgicus’. Maar ze moesten ook uitleggen hoe het dan zat met die leeuw, die toch in een reeks andere historische contexten was opgeroepen en zo mee het verleden vormgaf. Hij trok als het ware de Revolutionaire Brabanders mee in een historische optocht waar, zo niet bij alle, dan toch bij een aantal cruciale uitbeeldingen moest worden stil gestaan om te zoeken naar de eigentijdse betekenis van dat verleden. Wat betekende Nederland voor deze Belgen? Konden of wilden zij iets leren uit de lotgevallen van de Republiek? Was het ‘exemplum’ aanbevelenswaardig of net een voorbeeld van hoe het niet moest? Wel, zoals steeds, dat valt te bezien. En kijken gebeurt steeds vanuit een welbepaalde - politieke - positie en een specifiek tijdsfragment. | |
Het passieve verzet van 1787, of het negatieve exemplum van het NoordenIn mei 1787 beëindigde Marie-Christine de zogenoemde ‘Kleine Brabantse Revolutie’ met het intrekken van alle ‘verlicht absolutistische’ plannen waarmee Jozef II de Oostenrijkse Nederlanden politiek en juridisch wilde hervormen. Hijzelf was onbereikbaar in Rusland; zijn zus verbleef in Brussel en vormde daar met haar man | |
[pagina 287]
| |
Albert een gouverneur-generaalskoppel dat zich verzekerd dacht van Jozefs steun voor deze wanhopige toegevingen - om het land voor hem te redden. Dat bleek een misvatting: Jozef was woedend en reduceerde het paar tot een loutere bloempotfunctie, om dan nog eigengereider zijn hervormingen door te drukken - en het land uiteindelijk te verliezen. De meningen over Jozef waren verdeeld. Hij kreeg de rol van absolute slechterik toegespeeld in de ‘tragedie’ die de graaf de Limminghe op 23 april 1787 voorstelde aan de Staten van Brabant. De conclusie dat Jozefs ‘vernieuwingen & funeste projecten systematisch het hele morele & politieke bestaan van de Natie vernietigen’, verduidelijkte de Limminghe met het beeld van ‘de Belgische Leeuw, ooit zo majestueus & gevreesd’, nu ‘overdekt met oneer & modder’. En dus smeet de Limminghe zelf met modder: Jozefs regering was erger dan die van Filips II. Het zestiende-eeuwse regime werd zo opgepoetst tot de goede oude tijd en de Opstand was een pijnlijke vergissing waarover ‘aujourd'hui nous reconnaissons l'énormité de nos torts’.Ga naar eind12 Niet velen deelden deze conclusie in 1787. Het zestiende-eeuwse precedent behoorde wel tot de vaste termen waarmee ‘de tegenwoordige toestanden’ werden besproken, maar in het algemeen kwam Jozef er goed van af.Ga naar eind13 Volgens de al vermelde Diogenes bijvoorbeeld, toch niet meteen de meest verzoenende optimist, is hij géén ‘andere Filips II’, maar ‘een beschermer van de natie’, een ‘vredelievende soeverein’ die wordt misleid door ‘een bende vleiers en ambitieuze hovelingen’.Ga naar eind14 Ook Charles d'Outrepont, die later de meest radicale democraat van de Brabantse Revolutie zou worden, vergeleek Jozef in 1787 in positieve zin met Filips, ‘de Nero van Spanje’, en achtte de ‘verlichte’ vorst het slachtoffer van ‘slechte dienaren’.Ga naar eind15 Waartoe diende dan de vergelijking? Om zichzelf te troosten en moed in te spreken: het zou allemaal zo een vaart niet lopen. Maar ook als waarschuwing, want Jozefs optreden gaf wel degelijk aanleiding tot bezorgdheid. En dus boden de talrijke patriottische pamfletten een interpretatiecontext waarbij in het bijzonder de oude constitutie werd geëxpliciteerd. Die dominante politieke cultuur, met een strak historisch en juridisch contractueel discours, was gelijk voor het Noorden en het Zuiden. Daarom kon de vergelijking met de Opstand de legitimiteit van het Belgische verzet bevestigen: het wettelijk kader bleef gerespecteerd met de patriottische petities of de weigering om subsidies goed te keuren. En Jozef krijgt voorlopig het voordeel van de twijfel. Wanneer Plato Diogenes vraagt hoever dat voordeel gaat, namelijk wat er moet gebeuren indien alle wettige middelen zijn uitgeput en Jozef nog steeds zijn fouten niet heeft hersteld, aarzelt Diogenes: ‘Alors... Alors... Mais cette derniere question n'est pas plus du ressort d'un Philosophe cynique.’Ga naar eind16 Men wil zich in 1787 nog niet uitspreken. Zelfs in een imaginaire dialoog weigert men te exploreren wat voorbij de wettige middelen van verzet ligt. En deze terughoudendheid gaat heel ver, zoals blijkt uit de Lofrede aan de graaf van Egmont die werd ‘opgedragen aan de Staten van Brabant ter gelegenheid van de Glorieuze | |
[pagina 288]
| |
Dag van 30 mei 1787’. Zeker in vergelijking met het regime van Jozef waren Filips en in het bijzonder de hertog van Alva goed fout. Maar de vaderlandse held Egmont heeft zich vooral onderscheiden door de aard van zijn verzet: hij heeft al het mogelijke gedaan behalve, zelfs in uiterste nood, toen zijn eigen leven ervan afhing, de wapens opgenomen.Ga naar eind17 Daarom werd Egmont uitgeroepen tot ‘exemplum ad imitatio’ in 1787: beter een dode patriot dan een levende rebel. Dit klopt als conclusie van de Kleine Brabantse Revolutie. Dat de gouverneursgeneraal op 30 mei 1787 hadden toegeven uit vrees voor een burgeroorlog, werd stilletjes verzwegen. Want de patriotten hadden hun slag thuis gehaald. De oude constitutie, een systeem van beperkte soevereiniteit, had Jozef op zijn verantwoordelijkheden gewezen en hem zonder geweld beperkingen opgelegd.Ga naar eind18 Er zou geen anarchie volgen, niet vanwege de daadkracht van de vorst noch vanwege een moeilijk controleerbare revolte: de oude orde was hersteld. Alleen moest dat nog worden uitgelegd aan Jozef. Op zijn verzoek - lees: bevel - trok een Statelijke deputatie naar Wenen (met onder meer de emotionele de Limminghe). Ook het brede publiek kreeg een en ander omtrent die ‘parade’ uitgelegd, onder meer in een komisch toneelstuk dat bovendien het voordeel van de directheid had. Zo werd Jozef de volgende constitutionele conclusie in de mond gelegd: ‘Si je manque à ce que je viens de promettre, je me reconnois dès-lors déchu de tous droits sur cette partie de mes sujets, qui pourra disposer d'elle-même.’ En het ‘Belgische’ antwoord is even duidelijk: ‘Sire, nous pouvons donc, sans être rebelles, choisir un autre Maître; mais l'attachement pour votre Maison nous porte à vous préférer encore: accordez-nous des Droits, que nous vous rendons le pouvoir d'accorder, & conservez-vous nos Provinces.’Ga naar eind19 ‘Exemplarische’ legitimering was niet alleen gebruikelijk, ze was ook nuttig omdat het historische argument op meerdere manieren kon worden ingezet: het verleden laat zich plooien naar eigentijdse politieke idealen. Het mooiste voorbeeld van deze tijds- en plaatsgebondenheid vinden we bij H.J. Vander Hoop, advocaat, vurig verdediger van de Staten en één van de weinige identificeerbare auteurs van een te reconstrueren sequentie pamfletten. Ook Vander Hoop identificeerde in 1787 de restauratie van de oude orde en dus de gehoorzaamheid als het uiteindelijke doel van het patriottische verzet. Zijn Constitutionele catechismus hoopte via het traditionele vraag-en-antwoord-patroon een aantal elementaire politieke beginselen over te brengen aan de bevolking. Het hielp uiteraard dat deze Catechismus in de zomer van 1787 wijd werd verspreid, ook op het platteland, en van op de kansel werd voorgelezen en toegelicht. Opvallend is wel dat de combinatie van onverzettelijk constitutionalisme en een verzoenende toon tegenover Jozef zelf, leidt tot een meer expliciete conclusie ten aanzien van de Opstand. Dat het patriottische verzet toen en ‘nu’ legitiem is, mag duidelijk zijn. Maar volgens Vander Hoop mag ook dat verzet niet echt actief worden: ‘de natie keert terug naar haar oude inertie of herneemt haar | |
[pagina 289]
| |
oude gewoontes’ - en zo is het blijkbaar goed. De Verenigde Provinciën daarentegen zijn niet teruggekeerd naar de constitutionele gehoorzaamheid onder Filips en werden dus onafhankelijk. Het was niet zo bedoeld, maar het was de enige overgebleven optie: ‘Elles n'établirent une République que par désespoir, & parceque personne ne voulut etre leur maître.’Ga naar eind20 De les is duidelijk: verzet is in orde, voor zolang de omstandigheden het verantwoorden en zolang het met mate gebeurt. Het is een verzetje als het ware, een onderbreking die bedoeld is om daarna weer op de oude voet verder te kunnen gaan. Het Noorden is te ver gegaan en geldt in 1787 dus als een negatief voorbeeld voor het Zuiden. Of het zestiende-eeuwse Zuiden dan geen fouten heeft gemaakt, door zich opnieuw te onderwerpen aan het Spaanse gezag zonder constitutioneel herstel, blijft onvermeld. Maar er kwam ook geen constitutioneel herstel twee eeuwen later. Jozef aanvaardde, zoals gezegd, de toegevingen van de gouverneurs-generaal niet; hij stuurde andere vertegenwoordigers naar Brussel, dreef de militaire bevoegdheden op en vaardigde nieuwe edicten uit - met alle gevolgen van dien. Al in augustus 1787 schreef Vander Hoop een nieuw pamflet waarin hij onder meer de mogelijkheid opperde van een hereniging van Noord en Zuid. Hij stelde dit zelfs positief voor, vanwege de nauwe affiniteit van ‘de zeden, het karakter & de anciënniteit’. Maar eigenlijk is het vooral een retorisch trucje: hij schoof een scherp alternatief naar voren tegenover de feitelijk gewenste uitkomst, namelijk de terugkeer naar de constitutionele orde, met Jozef als legitieme vorst. En zoals tevoren lag de nadruk op ‘de zaak van de Belgen zonder schaduw van revolte of ongehoorzaamheid’.Ga naar eind21 Dit voortdurende beklemtonen van de wederzijdse constitutionele verplichtingen had zo zijn gevolgen. Want ‘de natie’ had niet zomaar te willen dat ze kon ‘terugkeren naar haar oude inertie’, daarvoor had ze de medewerking van de vorst nodig. En diens activiteiten dwongen ook haar tot actie. Het ultieme doel bleef wel hetzelfde, namelijk het herstel van de oude orde, maar Jozef toonde zich onverzettelijk. Zijn hervormingsdrift liet weinig heel van de oude orde. Uiteindelijk bleef maar één middel meer over om haar te herstellen: hem uit de politieke gemeenschap zetten. | |
Het actieve verzet van 1789, naar Nederlands modelIn tegenstelling tot wat men kan verwachten, had ‘le Quatorze Juillet’ zo goed als geen invloed op de Belgische gebeurtenissen. De kranten rapporteerden er natuurlijk wel over, wat wellicht leidde tot levendige discussies in cafés en koffiehuizen. Maar de centrale Franse staat had weinig gemeen met de personele Habsburgse unie en de Belgische patriotten hadden voldoende aan de gekende historisch-juridische logica om de overgang van passief naar actief verzet te legitimeren. | |
[pagina 290]
| |
Bij de militaire inval vanuit Breda werd op 24 oktober 1789 het Manifest van het Brabantse volk gepubliceerd dat de uitsluiting van Jozef uit de Belgische politieke gemeenschap proclameerde op basis van het recht van ‘de Natie [...] om van haar kant aan het Inaugurale Pact te verzaken & terug te keren naar de uitoefening van haar primitieve & onvervreemdbare Rechten’. Auteur van het Manifest was Henri Vander Noot, die sinds zijn eerste publieke optreden in 1787 als advocaat van de derde stand van Brabant, was opgeklommen tot de onbetwiste leider van het patriottische verzet. Vander Noot legde niet alleen de nadruk op de juridische rechtmatigheid van de natie: ‘De geschiedenis toont verschillende voorbeelden van de uitoefening & het genot van dat recht, inherent aan toute Nation policée.’ Hij verwees daarbij nadrukkelijk naar Filips II, ‘qui a donné la naissance à une des plus florissantes Républiques de l'Europe. Cependant Philippe II. ne s'étoit pas émancipé aussi loin, à beaucoup près, à violer les loix fondamentales, & à tyranniser le Peuple, lorsqu'il a été déclaré déchu de la Souveraineté’. De conclusie was dan ook duidelijk: ‘Pour toutes ces raisons, vu la persévérance immuable de l'Empereur à tyranniser le Peuple Belgique, & à le réduire dans l'esclavage, contradictoirement au Pacte Inaugural, & à ses propres engagements, vu notre obligation, de défendre & maintenir notre Liberté, notre Religion, nos Droits, nos Privileges, nos Usages & Franchises, pour les transmettre intacts à notre posterité; comme il [sic] nous ont été transmis par nos devanciers, nous nous trouvons dans la dure nécessité de nous soustraire à la tyrannie & à la Domination dudit Empereur & Souverain.’Ga naar eind22 Deze tekst klinkt bekend. Het Manifest is niet alleen naar de geest maar ook letterlijk gebaseerd op de Acte van verlaetinghe van 1581. Met andere woorden: het Noorden is het lichtende voorbeeld geworden voor patriottische legitimiteit en constitutionele standvastigheid. Of: het Zuiden heeft de ‘wanhoop’ van het Noorden geïnternaliseerd. En zoals in de zestiende eeuw wordt het schipperen tussen het behoud van de oude orde en het tot stand brengen van een nieuwe. In de meer terughoudende omstandigheden van 1787 erkenden de Belgische pamflettisten dat de overgang van weerstandsrecht naar de oprichting van een republiek in de zestiende eeuw niet goed was verlopen. In de geradicaliseerde context van 1789-90 ziet minstens één auteur het veel positiever in: dat waren ‘tijden van duisternis & onwetendheid [waarin] de geesten niet rijp waren voor zulk een prachtige verwezenlijking’, schrijft de auteur van La République Belgique. Explicieter: het zijn de Belgen die ‘essentiële fouten’ hebben gemaakt door zich opnieuw te onderwerpen aan Filips II, ‘ce démon vomi par le tenare pour épouvanter la terre par des forfaits inconnus jusqu'à lui’. De oorzaak was ‘ofwel een onvergeeflijke onvoorzichtigheid, ofwel een lotsbestemming die zich evengoed aan naties als | |
[pagina 291]
| |
aan individuen hecht’. Wat er ook van zij, ‘maintenant [dans un siècle éclairé] ils y sont tous préparés’. Want Jozef is nog erger dan Filips: ‘Le sort en est jetté. L'esprit de la nation est aliéné pour jamais [...] Sa cause est juste, ou celle d'aucun peuple réclamant les droits qu'il tient de la nature & des conventions les plus sacrées, ne le fut jamais. Joseph II est déchu de sa souveraineté sur les Pays-Bas.’Ga naar eind23 Ziedaar de gelukkige conclusie: de Brabantse Revolutie is de voltooiing van de Opstand, en de staatkundige hereniging moet er de bekroning van zijn. Dit levert in de eerste plaats een elegante oplossing voor de Brabantse patriotten die zonder enig probleem de Orangistische constitutionele orde zullen (h)erkennen. Ook Europa is hierbij gebaat: in de plaats van een onsuccesvolle buffer en/of een voortdurende twistappel, komt er een sterke politieke en commerciële staat die door niemand zomaar onder de voet kan worden gelopen. Begrijp ook: zonder het Zuiden vergaat het het Noorden, als kleine staat, niet goed. In feite echoot deze auteur Vander Hoops negatieve interpretatie: ‘[les] sept provinces, qui, nées pour ainsi dire au sein des orages, semblent avoir été déstinées à essuier toutes les tempêtes de la politique, & à passer par toutes les vicissitudes de la fortune’. Maar, dankzij de ‘gelukkige conformiteit van taal, zeden, gewoonten, wetten, industrie & handel’ ziet de gezamenlijke toekomst van alle betrokkenen er stralend uit.Ga naar eind24 Het is uit het tweede deel van deze République Belgique (in het derde deel begrijpt de gedesillusioneerde auteur dat de hereniging er niet zal komen) dat de prenten bij deze bijdrage komen: de zelfzekere, herenigde Zeventien Provinciën die hun commerciële welvaart etaleren en een idyllisch tafereel waarin de Nederlandse matrone als vanzelfsprekend haar Belgisch zusje aan de boezem drukt. Maar, zoals al gezegd, de Nederlandse Republiek koesterde nauwelijks zusterlijke gevoelens en voelde er weinig voor om haar commerciële welvaart te delen. Henri Vander Noot had vanaf 1788 de geheime diplomatieke onderhandelingen met het Noorden geleid, waarbij hij zich naar verluidt te buiten ging aan lange uiteenzettingen over ‘de Spaanse Revolutie van deze Republiek’.Ga naar eind25 Maar zijn diplomatieke manoeuvres, die tot doel hadden het monarchale element in de constitutie te behouden, mislukten. En dus riepen de Belgische Staten-Generaal, onder Vander Noots leiding, op 11 januari 1790 dan maar de Republiek van de ‘Verenigde Nederlandse Staten’ (les Etats Unis Belgiques) uit.Ga naar eind26 De naam en de oprichting van een ‘Soeverein Congres’ verwijzen natuurlijk naar de Amerikaanse Articles of confederation van 1776.Ga naar eind27 Maar omdat die op hun beurt een verbeterde versie van de Unie van Utrecht (1579) waren,Ga naar eind28 kwam België toch weer op het gidsland Nederland uit. | |
[pagina 292]
| |
Met een innige omhelzing beloont Nederland het Belgische zusje voor het vertrappen van de Oostenrijkse dubbeladelaar; de leeuw van de hereniging houdt oplettend de wacht. Uit: La République Belgique, ‘A Rome’ 1790 (Centrale Bibliotheek, Universiteit Gent).
| |
[pagina 293]
| |
Interne onenigheid over het gidslandEind goed, al goed? Toch niet. Want het Nederlandse ‘exemplum’ inspireerde ook dissidente stemmen. Begin januari 1790, nog voor de onafhankelijkheidsverklaring, vroeg Charles d'Outrepont zich af: Qu'allons-nous devenir?Ga naar eind29 Zijn voorstellen leidden tot een scherp debat waardoor de patriottische eenheid publiekelijk uiteenviel in een conservatieve (Statistische) en een democratische (Vonckistische) partij. Die laatste, waartoe d'Outrepont behoorde, was niet betrokken geweest bij de Nederlandse onderhandelingen. Ze kon dan ook niet bewijzen dat ‘de Staten de aanstelling van een Stadhouder of prins planden’.Ga naar eind30 Dat speelde nochtans een rol in het bepalen of de nieuwe Belgische Republiek al dan niet legitiem was. En zo kreeg Nederland alweer een andere functie in de Belgische propaganda. Volgens de democraat Thomas Van den Eynde was de Opstand ‘hier geensints toepasselyk’ omwille van wat Vander Hoop in 1787 onvermeld had gelaten, namelijk dat het verzet in België er niet eens was in geslaagd ‘om den wettigen Souvereyn tot reden en syn zelven te brengen’. En de Nederlandse Republiek illustreerde in de historische realiteit het gelijk van het Vonckistische radicalisme ten aanzien van de oude orde: ‘Waerom is het dat de Hollanders, van den beginne dat sy sig vry hebben gevochten, tot den dag van heden by nae noyt sonder Inlandsche Oorlogen often moeyelykheden zyn geweest? Alleenelyk om dat sy in het oprechten van hunne Republiek, al te wynig zyn afgeweken van hunne oude constitutie.’Ga naar eind31 De democraten hadden tijdens de Revolutie, net als de Statisten, voor ‘de oude orde’ gestreden. Maar ze beschouwden de oude constitutie niet als een absoluut goed. Het zou eenvoudigweg ‘zowel onvoorzichtig als onnozel zijn geweest meer of beter te verwachten’ in een context die werd bepaald door ‘altijd naar absolute macht strevende’ prinsen. Bovendien had het regime van Jozef bewezen dat de oude constitutie ‘de onschendbaarheid van alle mensenrechten’ niet kon garanderen. En tenslotte was die constitutie niet ontworpen voor een republikeins systeem. Het democratische oordeel was dan ook vernietigend: zonder prins was de Belgische Republiek geen restauratie, maar een fundamentele hervorming van de oude orde.Ga naar eind32 Of, kleurrijker: het behoud van de constitutie in de Republiek was als ‘het kleden [van] een reus met de kleren van een dwerg’. d'Outrepont verwoordde ook het politieke radicalisme: ‘We zijn nu zonder constitutie [...] de situatie van de Belgen zou hetzelfde zijn indien ze, op dit eigenste ogenblik, uit de handen van de schepper zouden verschijnen.’Ga naar eind33 En J.B.C. Verlooy juichte met het einde van het monarchaal systeem ‘de geboorte van een soort van anarchie’ toe, waardoor eindelijk ‘het ogenblik van onze emancipatie’ was aangebroken.Ga naar eind34 Ze gingen niet allemaal even ver, maar het democratische ideaal was een unitaire republiek op basis van politieke gelijkheid, reële (in de plaats van virtuele) vertegenwoordiging en actieve volkssoevereiniteit.Ga naar eind35 | |
[pagina 294]
| |
Daar wilde de partij van de Staten uiteraard niet van weten. En dus moest ze het democratische argument van de irrelevantie van de oude constitutie weerleggen - en de wettelijkheid van de nieuwe Republiek (zonder prins) bewijzen. Vander Hoop paste zijn interpretatie van het Noordelijke precedent opnieuw aan. Hij herhaalde zijn verdediging van het constitutionele verzet tegen Jozef en voegde er de apologie van het militaire verzet en de Statistische interpretatie van zijn gevolgen aan toe: ‘Par les infractions de la personne Souveraine ci-dessus qui participoit en quelque façon au pouvoir législatif, ce même pouvoir tombe de ses mains & rentrent dans celles des Etats qui representent le Peuple; ou ce même Peuple tombe dans une anarchie, il n'y a point de milieu. C'est ce que tout l'Europe reconnut en 1581 à l'égard de la Hollande, dont la Constitution ne formoit qu'une avec la nôtre; & c'est la conduite de nos Etats en 1789, lorsque par le manifeste Brabançon, ils declarerent, au nom du Peuple, leur Duc dechû de sa Souveraineté en exprimant leur résolution pour le maintien de l'ancienne Constitution. [...] dira-t-on [que le Peuple] n'a point manifesté son intention souveraine, qui reste invariable tant qu'il n'y a point de contradiction aux buts réels de la Société, qu'il n'a point manifesté, dis-je, son intention, sur les conséquences nécessairement resultantes de la déposition de ce Duc, qui dans le fond n'étoit qu'un accessoire à la vraie Constitution Belgique? [...] au point même à les rendre habiles à rester en République sans autre Chef que le Corps de la Nation representé [...] Ou plutôt dira-t-on, que le Peuple Brabançon s'est battu pour rester un seul moment dans une anarchie?’Ga naar eind36 Het denkpatroon is bekend: de taal van de oude constitutie verscherpt onder de politieke omstandigheden van een gematigd, gemengde tot een zuiver republikeinse interpretatie van het verleden, die de vorst, sowieso louter een ‘accessoire’, uitsluit. Ze kan dus ook in het heden het (oud)republicanisme verzoenen met de restauratie. De beschuldigingen aan het adres van de hervormer Jozef bleken even bruikbaar tegen de hervormingsgezinde democraten. En de Statistische vrees voor daadkrachtige ‘anarchie’ werd uiteraard versterkt door de berichten uit het Revolutionaire Frankrijk. Maar het historisch-juridische discours bood alweer een uitweg richting Nederland. Ofwel was Europa al die tijd fout geweest - ondenkbaar, toch. Ofwel waren de Opstand en zijn resultaat legitiem. Als dat laatste het geval was, en dat moest wel, dan is ook België in orde en heeft het evenzeer recht op een onafhankelijke republiek op de oude voet. Abbé de Ghesquière spitste het vraagstuk al in de titel van zijn pamflet toe op de uitoefening en de betekenis van representatie: Of de tegenwoordige Staeten van Braband aldaer het brabandsch volk verbeelden, ten eynde van het zelve te bestieren op den | |
[pagina 295]
| |
voet als de Staeten van Braband het gedaen hebben in het jaer 1581, naer dat zy Philippus den II. vervallen verklaert hadden van syne rechten op het Hertogdom van Braband? De situatie van 1581 is simpelweg gelijk aan ‘de gene van onze dagen’: in beide gevallen oefenen de provinciale Staten ‘in hunne hoedaenigheyd van geborene Representanten der respective Provincien, alle de zelve Acten van Souvereyniteyt, als de gene van onze dagen oeffenen in de zelve hoedaenigheyd, tot groot genoegen van het publyk, en met toejuyging van de vereenigde Mogentheden’.Ga naar eind37 Dat François Vrancks Korte expositie werd vertaald en opgenomen in de prestigieuze Statistische Recueil, is in deze interpretatie vanzelfsprekend.Ga naar eind38 Nederland is meer dan ooit het gidsland; de democratische aantijgingen, aldus abbé de Ghesquière, zijn gewoon flauwekul: ‘Hoe? zoude men van daeg [...] onze oude gebruyken moeten verlaeten, verzaeken aan het voorbeeld van onze wyze nabueren der zeven vereenigde Provincien [...] onze goede nabueren, die zig vry verklaerd hebben in 't jaer 1581.’ Indien dan toch nog iemand zou twijfelen, werd de autoriteit bij uitstek ten tonele gevoerd: ‘ik weet dat Montesquieu de Republyke van Holland gesteld heeft onder de eeuwigduerende Republyken [...] en dat deze Republyke van Holland nog heden de bloeyenste is van Europa, verre van vergaen te zyn door haere slegte Constitutie’.Ga naar eind39 Ook de hedendaagse, internationale, toepassing was duidelijk: zoals met het stichtende voorbeeld Nederland, moest Europa de Belgische Republiek erkennen. De (conservatieve) wettelijkheid en dus de stabiliteit van de nieuwe Republiek zouden een grote troef zijn in de internationale context van diplomatieke allianties. En natuurlijk hoopten de Statisten dat de Nederlandse Republiek Europa daarin zou leiden. De nationale belangen van de buurrepublieken waren immers dezelfde, namelijk ‘het behoud, het unieke behoud van hun respectieve oude constitutie; ze denken dus gelijk; ze hebben dus een zeer sterke dispositie om een Verdrag van Alliantie aan te gaan’.Ga naar eind40 De Statisten wisten ook wel dat het Verdrag van Münster een poos op zich had laten wachten, maar de erkenning van de Amerikaanse federatie was toch vrij snel gebeurd? Eigenaardig genoeg gebruikte ook Pruisen dit argument, waarna Groot-Brittannië en Nederland opwierpen dat de erkenning van een onafhankelijk land ‘twee duizend plaatsen verwijderd’ toch wel verschilde van gebeurtenissen aan de eigen grenzen. Door België te erkennen zouden ze ‘als het ware het theater van de oorlog in hun eigen haarden installeren’.Ga naar eind41 Maar het oorlogstoneel was onvermijdelijk - en de Belgische Republiek kreeg geen tijd. | |
Irrelevantie door externe omstandighedenJozef II stierf op 20 februari 1790 en werd opgevolgd door zijn veel gematigdere broer Leopold. Vooral: de Franse Revolutie veroorzaakte steeds meer deining en | |
[pagina 296]
| |
daarbij zat het Revolutionaire België in de weg. Leopold zelf deed amper twee weken na Jozefs overlijden voorstellen aan de Belgen, waarvan Wenen schande sprak vanwege hun verregaande toegeeflijkheid. De Europese mogendheden en Leopold bereikten een diplomatiek compromis dat België terug binnen de Habsburgse monarchie sloot, met inbegrip van het herstel van de oude constitutie. Voor de Statistische machthebbers kwam dat blijkbaar te laat: in hun retoriek over het inherente republikeinse karakter van België was geen plaats meer voor een prins. Toen eind november 1790 een laatste ultimatum geen antwoord kreeg, vielen de Oostenrijkse troepen België binnen. Ze stootten niet op verzet; de Statistische leiders waren roemloos verdwenen. Dit was het einde van de aandacht voor de Zuidelijke Nederlanden. We kunnen er rustig van uit gaan dat zowel in het ondermaanse als op de Elyseese velden, Frankrijk de gesprekken van de dag domineerde. Ook het gebruik van historische vergelijkingen om eigentijdse politieke acties te legitimeren, verminderde danig als gevolg van de Revolutionaire pletwals uit Frankrijk. Maar Henri Vander Noot gaf zijn denkbeelden, die toch voor eeuwen de kern van de Belgische politieke cultuur hadden gevormd, niet zomaar op. Nog eenmaal, in 1814, liet de inmiddels drieëntachtigjarige ‘vader des vaderlands’ zijn (verzwakte) stem horen in het debat omtrent - alweer - het lot van België. Op het eerste gezicht lijkt het vreemd dat hij pleitte voor een terugkeer naar Oostenrijk. Maar zoals tevoren staat behoud, of meer precies, ‘het herstel van de constitutie en het oude regime’ centraal in zijn pleidooi. Ten tijde van de Brabantse Revolutie had Vander Noot geloofd dat de Statisten op de steun van de Geallieerden zouden kunnen rekenen. Vooral de Nederlandse Republiek fungeerde als historisch en politiek ‘exemplum’, vanwege haar vergelijkbaar verleden en haar politieke organisatie, die zich recent nog tegen de patriottenbeweging had versterkt. Maar de Franse Revolutie had Nederland in die mate ‘aangetast’ dat de Republiek Vander Noots conservatieve aspiraties niet langer kon vervullen. De Oostenrijkse monarchie daarentegen was niet bezet of gereorganiseerd. Zij was daarom de belichaming van het ancien régime, dat ook in België moest worden hersteld.Ga naar eind42 Vander Noots consequente pleidooi haalde niet veel uit: het Congres van Wenen (1815) herenigde Noord en Zuid in het Verenigd Koninkrijk van de Nederlanden. En dat Congres van de Restauratie erkende toch een aantal van de Franse vernieuwingen, in het bijzonder de vervanging van standen- door staatsbelangen. Vander Noot hield tot op het einde van zijn bewogen leven vast aan de pre-revolutionaire legitimiteit van ‘l'ancien ordre des choses dans son entier’.Ga naar eind43 Gelukkig maakte hij het niet meer mee dat hij, op basis van zijn oude hoop op hereniging met Nederland, door de nationalistische geschiedschrijvers van het onafhankelijke koninkrijk België een landverrader werd genoemd.Ga naar eind44 Hij was toch altijd begaan gebleven om de glorie van België te doen herrijzen zoals uit zijn as de feniks?Ga naar eind45 Het verschil lag in wat die glo- | |
[pagina 297]
| |
rie precies betekende. En alleen in functie daarvan kon Nederland al dan niet een gidsland zijn. |
|