| |
| |
| |
Verschenen boeken en signaleringen
Proefschrift Karel Degryse postuum: De Antwerpse fortuinen. Kapitaalaccumulatie, -investering en -rendement te Antwerpen in de 18de eeuw.
Binnen zeer afzienbare tijd verschijnt het proefschrift van Karel Degryse, vriend (of lid) van de Stichting die vorig jaar overleed, alsnog. Het boek, dat in 1985 voorwerp van promotie was, werd door omstandigheden nooit gepubliceerd. maar zal als jaargang 88 (2005) van de Bijdragen tot de Geschiedenis in 2006 verschijnen. Titel van het proefschrift luidt De Antwerpse fortuinen. Kapitaalaccumulatie, -investering en -rendement te Antwerpen in de 18de eeuw.
Omstreeks 1800 is de Franse overheid ook in Antwerpen naarstig op zoek naar vooral financiële bronnen die kunnen helpen om de instellingen en de oorlogen te ondersteunen. De Fransen stuiten daarbij op een groep gefortuneerde families die tot verwondering van de Fransen sober leven. Déze Antwerpse families staan in het middelpunt van de studie van Karel Degryse: hoe hadden zij hun fortuin opgebouwd en hoe probeerden zij dat fortuin te behouden.
Bij de uitgave, die zo'n 375 pagina's telt, hoort ook een cd-rom, waar een zeventiental bijlagen getoond worden. Voor wie geen abonnee is van de Bijdragen kan in het bezit van De Antwerpse fortuinen komen door storting van 30 euro op PR: 000-0597987-79 van het Genootschap voor Antwerpse Geschiedenis met vermelding ‘boek fortuinen’. Nadere informatie wordt voorts geboden op de website van het Genootschap voor Antwerpse Geschiedenis: www.genootschap.bewoner.antwerpen.be.
Peter Altena
| |
Willem Frijhoff, Maarten Prak (red.), Geschiedenis van Amsterdam, deel II-2: Zelfbewuste stadstaat 1650-1813, Amsterdam, sun 2005. isbn 90-5875-138-4. 582 blzz. Prijs 44,50 euro.
In het voorgaande deel kon men al enige hoofdstukken vinden, betrekking hebbend op de lange achttiende eeuw. Evenwel is dat deel hier niet genoemd of besproken omdat de auteurs van die stukken zich vooral baseerden op de idee dat alles na Rembrandt van geen belang was, dan wel weinig vertrouwdheid toonden met het werkelijke gebeuren in Amsterdam. Dit laatste hetzij om genoemde reden, hetzij omdat die auteurs zelden gedobberd hadden in een stijfselkissie op de Amstel. Deze stadgeschiedenis vervangt trouwens beslist de voorgaande geschiedenissen niet. Hoe rijk geïllustreerd ook, en hoeveel nuttige cijfers (vooral in verband met de economie) ook bevattend, deze historie van Amsterdam verraadt eerder de huidige idee van wat een stadgeschiedenis zou moeten zijn, dan dat het kan dienen als praktisch naslagwerk. Men houde bijvoorbeeld het decennia oude werk van Evenhuis, Ook dat was Amsterdam (over de religiegeschiedenis ter stede) bij de hand. In het voorbijgaan meld ik dat volgens de huidige inzichten het inwonertal van de stad blijkbaar, rond 1730, 230.000 à 240.000 personen bedroeg: en in 1795: 221.000.
Toch vindt men hier nuttige stukken. Ik noem ‘Stad van tegenstellingen 1730-1795’ door Maarten Prak, over allerlei kringen en de daarbij horende sociale gewoonten: ‘Op het tweede plan. Cultuur in de achttiende eeuw’, door Wijnand Mijnhardt. In dit laatste wat weinig aandacht voor de gewone literatuur en cultuur (de aandacht gaat meer uit naar theorema's als de opkomst van een randstedelijk cultureel circuit), maar nieuw voor dit soort overzichten is de these dat Amsterdam ondanks economische achteruitgang in 1790-1813 opnieuw culturele hoofdstad werd. De auteur koppelt dit vooral aan een genootschap als Felix, en de activiteiten van Jan Kinker. Hiertegenover zou staan: een relatief achterblijven bij de culturele vernieuwingen van de jaren '30. Van dat laatste ben ik niet zo zeker - vooral omdat hier nauwelijks criteria worden gegeven. Een goed overzicht van de ontwikkelingen 1795-1813 geeft Thomas Poell in zijn ‘Het einde van een tijdperk’. [ah]
| |
Modes en miroir. La France et la Hollande au temps des Lumières. Paris-Musées 2005. [Catalogus tentoonstelling Musée Galliera 28 avril - 21 août 2005] 248 blzz. Prijs 39 euro.
Een Nederlandstalige versie van deze tentoonstellingscatalogus zal vermoedelijk in Nederland te verkrijgen zijn nu deze expositie ook in het Haags Gemeentemuseum te zien is. De bezoeker moet niet te veel verwachten. Men ziet nogal wat kledingstukken zoals door de elite gedragen; niet of nauwelijks: het ‘gemiddelde’ burgerkostuum. Een sac, zoals zo vaak genoemd bij Wolff, zal men dus niet aantreffen. Evenmin de kleding van de ambachtsman, of ‘gewone’ schoenen, staartpruikjes, kousen. De Nederlandse mode wordt, naast de echte kostuums en jurken, geïllustreerd door middel van enkele naar het mij voorkomt willekeurig gekozen schilderijen, een reeks (verrassend mooie) prenten door Hauck, en verder door afbeeldingen van regionale klederdrachten die een relatief veel te grote aandacht krijgen (vinden modedeskundigen dit leuk? Of blijft juist dat type materiaal bewaard?). Hauck tenminste toont nuttige zaken als ‘Rijke Hollander in huisgewaad’. De inhoudelijke opstelletjes in de catalogus hebben weinig waarde. Opvallend: het onvermogen van de meeste mode-historici enigermate systema- | |
| |
tisch naar bronnen uit de relevante tijd, op hun terrein, te zoeken. Men is vaak ook niet in staat de juiste studies van de laatste vijftig jaar te raadplegen. Zo grijpt men om het zogenaamde proces van verfransing te beschrijven zonder enig bezwaar terug op De Vooys' Geschiedenis van de Nederlandse taal. Dit soort wetenschappers is in 2500 in staat te beweren dat de vrouwen rond 1940 altijd een naveltruitje aanhadden als gevolg van de toenemende amerikanisering. Maar: de tentoonstelling heeft zijn charmes. [ah]
| |
George J. Vis, Van Siegenbeek tot Lodewick. Verkenningen naar de geschiedenis van de studie der Nederlandse letterkunde, speciaal in het onderwijs, Alkmaar 2004 (Amsterdamse Historische Reeks, Kleine serie 36). isbn 90-73941-28-8. 136 blzz. Prijs 22,50 euro.
Vis bespreekt de beginpunten van de organisatie rond ‘Nederlands’ in het hoger onderwijs, vanaf 1797 (aantreden van Siegenbeek te Leiden als ‘professor eloquentiae Hollandicae extraordinarius’) en 1815/1816 (Koninklijke Besluiten). Verder worden besproken de opvattingen, zoals neergelegd in handboeken en oraties, van personen die doorgaans in de achtiende eeuw geboren zijn maar werkzaam zijn in de eerste decennia van de negentiende eeuw: H. Beijerman, J.P. van Capelle, C. Fransen van Eck, N.G. van Kampen, J. Kinker, B.H. Lulofs, G.J. Meijer, J.M. Schrant, M. Siegenbeek, A. Simons, L.G. Visscher, J.F.X. Würth. Interessant: een lijstje desiderata met betrekking tot gewenst nader onderzoek wat betreft Nederlands, in allerlei soorten onderwijs tijdens de 18e en 19e eeuw. [ah]
| |
Dirk van Miert, Illuster onderwijs. Het Amsterdamse Athenaeum in de Gouden Eeuw 1632-1704. Amsterdam, Bert Bakker 2005. isbn 90-351-2808-7. 430 blzz. Prijs 37,50 euro.
Wat de tijd na 1670 betreft: het Athenaeum had tot 1730 geen eigen archief. Inschrijvingslijsten van vóór die tijd ontbreken, eveneens notulen van de senaat en andere hulpmiddelen voor de geschiedenschrijving van dit instituut. Van Miert heeft voor deze periode dus allerlei bronnen in het gemeentearchief onderzocht, geleerdencorrespondenties, disputaties en nog veel meer. Dat is op een heel goede manier gebeurd. Het lijkt zo te zijn dat na een periode van verval het Athenaeum aan een nieuwe bloeiperiode begon in 1732 - maar helaas is dat nu juist het tijdvak dat in dit boek niet aan de orde komt. Van Miert zal echter onontbeerlijk blijven wegens zijn beschrijving van de inrichting van het onderwijs na 1650 en de beschrijving van de carrière en denkbeelden van hoogleraren als de cartesianen Wolzogen (1633-1690) en Joannes de Raei (1622-1722), en vooral Petrus Francius (1645-1704). Pieter Bernagie, de bekende toneelschrijver, gaf vanaf 1692 tot 1699 anatomische lessen.
De literaire avonturier Gregorio Leti (1630-1701), sinds 1682 historicus van Amsterdam, mocht vanaf 1685 als lector oreren over de historia politica - maar alleen voor kinderen van de Amsterdamse stadsregering. Het boek zit verder boordevol waardevolle informatie over onderwerpen als de praktijken rond disputeren, de drukte bij sommige colleges, en vergelijkbare zaken.
Opmerkelijk is dat het Athenaeum open stond voor alle religieuze gezindten. Belangrijk: een lijst van disputaties, met auteur. - Het ware te hopen dat Van Miert of een ander het vervolg geeft op dit boek, in zekere zin een Unvollendete. [ah]
| |
Dictionary of Gnosis & Western Esotericism ed. by Wouter J. Hanegraaff in collaboration with Antoine Faivre Roelof van den Broek Jean-Pierre Brach. 2 delen, Leiden, Brill 2005. isbn 90-04-14187-1. 1228 blzz. Prijs 289 euro.
Er zijn genoeg lezers van dit tijdschrift die al decennia begrepen hebben dat gedurende de Verlichting niet alles te herleiden is tot rationaliteit, empirisme of christendom. Men wordt uittentreure geconfronteerd met Swaanenburgs en Swedenborgs, met alchimisten en rozenkruisers, met Boehmelezers en (vroege) Tolkienisten. Voor het gemak is dit alles te rangschikken onder het etiket: esoterisch denken. Uiteraard is deze stroming zéér divers van aard, en de bronnen navenant.
Dit standaardwerk probeert een helder overzicht te geven van allerlei stromingen en auteurs. Uiteraard beperkt dit denken zich niet tot de Verlichtingsperiode, maar vrijwel alle hier aan de orde komende themata en denkers vindt men, zo is mijn ervaring, altijd wel ergens terug in de lange achttiende eeuw. Dit alles wordt geformuleerd in welhaast cartesiaans-heldere taal. De lezer behoeft niet te vrezen voor confuus gezwets à la Jomanda of voor pabowijsheden over de inrichting van de kosmos door ons nationale licht van educatie, Maria van der Hoeven. [ah]
| |
Simon Vuyk, Jacob Kantelaar. Veelzijdig verlicht verliezer 1759-1821, Zwolle, Waanders 2005. isbn 90-400-9049-1. 240 blzz. Prijs 19,95 euro.
Kantelaar begint zijn publieke leven in 1783 als militant en patriots gezind gereformeerd predikant te Almelo In de ‘stille’ periode 1787-1794 publiceert hij over wetenschap en letteren (de Vaderlandsche Bibliotheek, waarin hij schrijft, krijgt dan plots een onverwacht verlicht-theologisch accent; hij recenseert in de letteroefeningen; hij heeft een groot aandeel in de Bijdragen ter bevordering van de schoone
| |
| |
kunsten en wetenschappen). In 1795 is hij lid en voorzitter van de Nationale Vergadering, maar wordt bij de radicale staatsgreep van 1798 tijdelijk gevangen gezet. Daarna blijft hij nog letterkundig actief. Hij was bevriend met Feith. Siegenbeek.
Het belang van Kantelaar lijkt mij voor een groot deel aangetoond wegens zijn positie met betrekking tot Christus. Die is bij hem ‘den verstandigsten en wijsten Leermeester, die immer het wereldrond gedragen heeft’. Vuyk merkt bij deze passage op: ‘Met deze christologie, bevrijd uit de kluisters van de traditionele dogmatiek, was de vervolmaking van het zedelijk bestaan van de mens als kern van de godsdienst gedefinieerd. Theologie werd ethiek.’ (p. 40) Theologie werd ethiek. Deze opmerking verduidelijkt wat in die tijd voor vele Kantelaars ‘christendom’ inhield.
Het zou diegenen die zich voortdurend over ‘christelijke Verlichting’ uitlaten, sieren indien zij op even heldere wijze aangeven wat het begrip ‘christendom’ inhoudt in die steeds weer andere situaties, waarbij men toch dit begrip zonder enige nuancering of uitleg toch voortdurend als algemeen etiket meent te mogen gebruiken. Een echt Vuyk-boek: grondig. Wel wat minder levendig dan zijn delen over de geschiedenis van remonstranten. [ah]
| |
Wim Zaal, Lodewijk Napoleon koning van Holland. Gedenkschriften. Gekozen, vertaald en met getuigenissen van tijdgenoten vermeerderd door - Amsterdam, Arbeiderspers 2005 (2e druk) (Privé-domein 95). isbn 90-295-3836. 218 blzz. Prijs 19,50 euro.
Selectie uit Lodewijks Documens historiques et réflexions sur le gouvernement de la Hollande (1820). waaraan commentaar van tijdgenoten is toegevoegd. Die commentaren zijn vrijwel onvermijdelijk vooral van politieke aard (veel uit Colenbrander). Er wordt nauwelijks aandacht besteed aan Lodewijks betekenis voor de Nederlandse kunst en cultuur. De selectie doet dus wat 19e-eeuws aan en lijkt de historische visies van 1983 (toen de eerste druk verscheen) te representeren. [ah]
| |
John Dehé, ‘Een slaafsch en ongezond bedrijf’. De geschiedenis van het openbaar vervoer in Waterland, 1630-1880. Hilversum, Verloren 2005 (Amsterdamse historische reeks grote serie 33). isbn 90-6550-853-8. 490 blzz. Prijs 39 euro.
Altijd heerlijk: zo'n praktisch boek. Dehé benadrukt dat hij tegenstelling tot de voorgaande studie over dit type vervoer door Jan de Vries uit 1981 waarin vooral het economisch aspect belicht werd, nu de ‘levende wereld’ van de trekschuiten behandelt.
We vinden hier veel informatie over de dagelijkse gang van zaken; bijvoorbeeld afspraken over roken in de roef, de prijzen voor het vervoer van personen, goederen, brieven. We lezen helaas niets over wat men las (Ockers? Ockerse?) of waar Elisabeth Wolff overstapte wanneer zij naar de Beemster moest: maar dat is de schrijver niet kwalijk te nemen. [ah]
| |
Anja Sicking, De stomme zonde. Roman. Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2005. isbn 90-254-2479-1. 174 blzz. Prijs 16,90.
De nieuwste loot aan de stam van hedendaagse romans die spelen tijdens de ‘lange’ achttiende eeuw, heeft als decor het Amsterdam van rond 1730. De ouderloze Anna, 29 jaar oud, vindt een betrekking als dienstbode/huishoudster bij monsieur De Malapert, muziekhandelaar. Terwijl zij haar leven in verleden en heden beschrijft, ontdekt zij geleidelijk aan dat er iets ongebruikelijks gaande is rond haar werkgever en diens vrienden. Diens ontdekte homoseksualiteit leidt tot een publieke terechtstelling.
De ongebruikelijk goede en correcte historische onderbouwing, blijkend uit talrijke details, is te danken aan het feit dat de schrijfster sterk leunt op het proefschrift over homoseksualiteit in de Republiek van Theo van der Meer, Sodoms zaad in Nederland. het ontstaan van homoseksualiteit in de vroegmoderne tijd (1995). Terecht heeft Van der Meer de schrijfster en haar uitgever erop gewezen dat er sprake was van plagiaat, te meer daar Sicking hieruit hele passages heeft overgeschreven, met soms kleine wijzigingen maar zonder enige bronvermelding. Aanvankelijk weigerde men in te gaan op de kwestie die Van der Meer aanhangig had gemaakt, hetgeen te denken geeft over de integriteit van auteur en uitgever, maar inmiddels schijnt te zijn besloten dat in volgende drukken en vertalingen de bron expliciet vermeld zal worden. [ah]
| |
Paul Hoftijzer, Theo Verbeek (red.), Leven na Descartes. Zeven opstellen over ideeëngeschiedenis in Nederland in de tweede helft van de zeventiende eeuw, Hilversum, Verloren 2005. isbn 90-6550-873-2. 108 blzz. Prijs 13 euro.
Vooral over de vroege Verlichting. Bevat onder meer de opstellen ‘Spinoza en de waarheid van de godsdienst’ (Van Bunge), ‘Lodewijk Meijer en de hartstochten’ (Spies), ‘Alweer een radicaal? Hendrik Doedijns en zijn Haegse Mercurius’ (Hanou). [ah]
| |
Immanuel Kant, Dromen. Kritiek van de paranormale ervaring, vert. en inl. Chris Doude van Troostwijk, Kampen, Ten Have 2005 (Agora-reeks). isbn 90-391-0892-7. 154 blzz. Prijs 19,95 euro.
In zijn vroege jaren onderzoekt Kant met welwillendheid de visioenen van Swedenborg en de mogelijkheden van een geestenwereld. In zijn met enige humor geschreven Traüme eines Geistersehers (1766) concludeert hij: met betrekking tot dit alles is niets met enige zekerheid vast te stellen. [ah]
|
|