| |
| |
| |
Boekbesprekingen en signaleringen
M.C.M. Corporaal, Wicked Words, Virtuous Voices. The Reconstruction of Tragic Subjectivity by Renaissance and Early Restauration Women Dramatists. [Proefschrift-editie Groningen 2003]. Handelseditie mogelijk nog in 2003. Voor nu nieuwsgierigen zie www.ub.rug.nl (doorklikken naar M.C.M. Corporaal) voor de digitale versie.
Voor de toneelliefhebbers onder ons wil ik graag de aandacht vestigen op de uiterst leesbare dissertatie van Marguérite Corporaal, die ze op 8 mei jl. in Groningen succesvol heeft verdedigd. Haar overtuigend beargumenteerde stelling is dat de in de Engelse Renaissance en Vroege Restauratie als Wicked Words verdacht gemaakte treurspelen van vrouwelijke auteurs (vrouwen die toen in het openbaar het woord voerden, werden als ‘hoeren’ betiteld) feitelijk de taal van Virtuous Voices representeren, waarmee de vrouwelijke auteurs hun vrouwelijke personages hebben toegerust.
Hoofdbestanddeel van haar boek vormen de vanuit genderperspectief geanalyseerde en geïnterpreteerde tragedies uit de periode 1570-1680 van achtereenvolgens Mary Sidney, Elizabeth Cary, Margaret Cavendish, Katherine Philips, Elizabeth Polwhele en Aphra Behn. Aan iedere auteur gaat een biografische notitie vooraf, met vermelding van ander literair werk, activiteiten op sociaal terrein en reacties van tijdgenoten. Aardig te weten is bijvoorbeeld dat de 1595-editie van een in de Nederlanden vaak geciteerde - en dankzij Theodore Rodenburgh invloedrijke - verhandeling van Philip Sidney, A defense of poesy, is geredigeerd door zijn zuster Mary, die na zijn dood in 1586 trouwens met algemene instemming ook diens patronagerol overnam.
JCW-lezers zou ik er hier echter op willen wijzen dat Corporaal haar toneelanalyses binnen een ruim raamwerk plaatst. Ze opent haar boek met enerzijds de toenmalige sociaal-culturele en politieke context, inclusief de prominente misogyne traditie. Anderzijds interpreteert ze met een genderblik vrouwelijke en mannelijke personages in een reeks tragedies van bekende mannelijke auteurs met hun obsessieve aandacht voor de dood, gesitueerd binnen de toenmalige fallocratische traditie. Onder die mannelijke auteurs bijvoorbeeld stukken als Othello en Titus Andronicus van William Shakespeare, waar ons aller Jacob Campo nogal eens aan refereert. Het levert voor Shakespeares beeldvorming van mannelijke en vrouwelijke personages mooi aanvullend materiaal op. Het biedt tevens een boeiend overzicht van het genre zoals dat in Engeland werd beoefend en hoe beide seksen de marges van de literaire conventie hebben benut. De uitgebreide bespreking van zoveel treurspelen uit deze lange periode is bovendien een nuttige aanvulling en nuanceert het in onze lage landen dominante beeld dat er toen hoofdzakelijk zogenoemde revenge-dramas voorkwamen. Interessant is ook dat tal van Engelse vrouwelijke (toneel)auteurs hun pijlen richtten op de veroordeling van Eva als de alleen-schuldige aan ‘de val’, reden dat vrouwen daarom tot in alle eeuwigheid hun mond zouden moeten houden. In de Nederlanden is op toneelgebied bijvoorbeeld Meynarda Verboom met haar reactie in 1664 op Vondels Adam in ballingschap een vroege bekende (zie het standaardwerk Met en zonder lauwerkrans 1997). Corporaals materiaal prikkelt om als de wiedeweerga toneel van Nederlandse makelij aan de gender-vork te prikken.
W.R.D. van Oostrum
| |
De ijkpunten geijkt. Speciaalnummer van het Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 29 (2003) 1. Hilversum, Verloren 2003. Geen ISSN. 96 blz., Prijs 13,50 euro.
In eerdere afleveringen van de Mededelingen JCW zijn twee van de vier delen van de zogenoemde IJkpuntenreeks besproken: 1650: Bevochten Eendracht en 1800: Blauwdrukken voor een samenleving. Daar is toen ook enige aandacht besteed aan het gebrekkige genderperspectief. Lezers die zich daarin konden vinden, zullen nu verblijd zijn met opgemelde publicatie. Het is de neerslag van een in het voorjaar van 2002 gehouden symposium ‘Evaluatie van het NWO-onderzoeksprogramma “Nederlandse cultuur in Europese context” uit het perspectief van vrouwengeschiedenis en genderstudies’. Het initiatief voor deze dag lag bij de Vereniging voor Vrouwengeschiedenis, het Centrum voor Gender en Diversiteit aan de Universiteit Maastricht en de Stichting Vrouwengeschiedenis van de Vroegmoderne Tijd en borduurde voort op de eerdere discussie uit 1993 tussen ‘vrouwengeschiedenis’ enerzijds en ‘de gevestigde geschiedwetenschap’ anderzijds. Centraal thema toen was de gebrekkige wijze waarop gender-inzichten uit vrouwengeschiedenis werden gerecipieerd en geïntegreerd in de gevestigde geschiedwetenschappelijke orde. Toen was er een sprankje hoop dat het toch nog een heel klein beetje goed zou komen.
De delen rolden van de pers en daarmee werd het tijd voor een slotdebat. Op een frisse dag in het voorjaar van 2002 was het zover. Per deel gaven steeds twee specialisten een kritische analyse en evaluatie, terwijl een van de deel-redacteuren een weerwoord verzorgde. Voor 1650 Marijke Meijer Drees (‘Een mannelijke discussiecultuur’), Ariadne Schmidt (‘Zelfstandig en bevoogd: speelruimte van vrouwen rond 1650’) en Marijke Spies; voor 1800 Stefan Dudink (‘Verwijfd of gender als symbolische categorie rond 1800’), Els Kloek (‘Vrouwen in de publieke ruimte’) en Joost Kloek. Mineke Bosch plaatste de
| |
| |
discussie in een historische context en gaf een algemeen gender-commentaar. Algemene conclusie: er is werk gemaakt van het meer zichtbaar maken van de bijdrage op velerlei gebied van vrouwen, maar dit heeft niet geleid tot een consequent ‘herschrijven van de geschiedenis’ c.q. tot het herijken van bestaande traditionele beeldvorming. Vooral is er zeer mager tot nauwelijks & niet gebruik gemaakt van bestaand genderonderzoek. De ‘onwilligheid van de macht en een zekere onbevattelijkheid voor vernieuwing’ alsmede ‘de geheel andere verhouding van de meeste gevestigde historici en genderhistorici tot de taal, die in theorieën over gender zo'n centrale rol speelt’, verklaart dat van integratie van het genderperspectief in alle IJkpuntdelen eigenlijk dan ook geen sprake is. Het leverde aardig verhitte discussies op en wederom voorstellen ‘hoe dan wel’. Van harte aanbevolen.
W.R.D. van Oostrum
| |
Michiel Christiaan Plomp, ‘Een voortreffelyke liefhebbery’. Het verzamelen van tekeningen door voorname liefhebbers in de Republiek en later het Koninkrijk der Nederlanden, 1732-1833. Proefschrift Groningen. RUG 2002. 2 banden. 352 + [146] blzz. ISBN 90-3671738-8. Niet in de handel.
Holland is het mekka van tekeningenverzamelaars in genoemde periode (stelling 4). In 1732 verscheen dan ook te Amsterdam de eerste moderne veilingcatalogus waarin tekeningen individueel beschreven stonden. Het verschijnsel van het speuren naar en bijeenbrengen van tekeningen in een zogenaamde Atlas staat in dit boek centraal. We ontmoeten bijvoorbeeld H. de Wacker van Zon, een vroege Troostverzamelaar. In de tweede band vind men een aantal bibliografieën of lijsten die voor vele lezers nuttig kunnen zijn. Zoals: een overzicht van tekeningenverzamelaars, een overzicht van veilingcatalogi van kunstenaars, een dito van veilingcatalogi van prentenverzamelingen, een lijst van kunstbeschouwingen bij Concordia et Libertate 1797-1806, en nog veel meer. Dit rijke boek heeft geen index. Verschillende historische disciplines hebben tegenwoordig wel min of meer door dat een bibliografie nodig is: maar of dissertaties bruikbaar zijn want ontsloten, lijkt van minder belang.
[ah]
| |
R.N. Ferro (inl. en commentaar), Suasso's kookrecepten. Een Portugees-joods kookboek uit de 18e eeuw. Z.p. 2002. ISBN 90-6446-025-6. 96 blzz. Prijs 17,50 euro.
‘Hachee van rundvlijes. Snijd rundvlees in dobbelsteenen en set het op met sop en gehakt tijm en mazulijm kappers en hanchovis en stoof het kort afals gij het opschept doet om de rand van de schootel gebraade broot.’
Kookrecepten van deze aard gevonden in een handgeschreven receptenboekje van rond 1800. De gerechten zijn zowel koosjer als niet-koosjer. Voor de liefhebbers die niet genoeg hebben aan stenen tafelen. Bovendien met een dessert: een advies hoe dertig van deze recepten te bewerken volgens de moderne keuken. Pas op: de index op de gerechten (p. 71-76) bevindt zich vóór dat dessert.
[ah]
| |
J.C. Kort met medewerking van R.C. Hol, Wassenaer, de oudste. Het archief van de familie Van Wassenaer van Duvenvoorde in Hollands perspectief. Inventaris van het archief van de familie Van Wassenaer van Duvenvoorde, 1226-1996. Hilversum, Verloren 2002. ISBN 90-6550-668-3. 136 blzz., ill. en cd-rom. Prijs 13,50 euro.
Een bekend versje luidt: ‘Brederode, de edelste - Wassenaer, de oudste - Egmond, de rijkste - Arkcl, de stoutste’. Van de vier genoemde families bezit alleen het geslacht Van Wassenaer een zeer uitgebreid familiearchief - en trouwens ook nog eens een prachtig vormgegeven eigen website: www.wassenaennet (met toegang tot de archiefinventaris). De vroegste vermelding in een officiële akte van de familie met de toenaam ‘Van Wassenaer’ dateert van 1200. Leden van de familie komen dan hoog in de sociale hiërarchie voor, want verbonden aan het grafelijk hof. Het door de familie zelf bewaarde oudste archiefstuk is uit 1222, dat van de tak Van Duvenvoorde dateert van vier jaar later. Ter vergelijking: pas in 1275 wordt ‘Amsterdam’ voor het eerst in een officieel document vermeld!
De inventaris verschaft toegang op Van Wassenaer-archieven in zowel het Nationaal Archief (voorheen ARA) als in openbare en particuliere archieven en bibliotheken in Nederland, in Namen (België) en in Vornholz (Duitsland). Oudere (enkel op fiches beschreven, maar ook gepubliceerde) inventarissen zijn geactualiseerd in die zin dat ze binnen het nieuwe indiceersysteem zijn gebracht en een concordans (p. 102-119) geeft zowel de oude als de nieuwe nummering. Voorafgaande aan de beschrijving van de inventaris, en de geschiedenis daarvan, worden de verwantschaprelaties en de functies die personen hebben bekleed, met bronvermelding beschreven. Zoals bekend zijn talrijke (mannelijke) leden prominent aanwezig in onderscheiden bestuurslagen in de 17e en 18e eeuw. Ook biedt het boek genealogieën van de tak Van Du(i)-venvoorde en de andere familietakken Van Wassenaer. De cd-rom geeft hierop specifiek toegang: 22 aanverwante hoofd-families van Van Duvenvoorde en 64 aanverwante hoofd-families van andere takken. De opbouw volgt steeds een onderscheid in stukken van persoonlijke en van zakelijke aard. De persoonlijke stukken zijn gegroepeerd naar familieleven, loopbaan, eigendommen en financiën, voogdij en nalatenschap.
| |
| |
Het is noodzaak de inventarislijst van 3400 nummers (met een totaal van 247 pagina's) op de cd-rom met behulp van de inhoudsopgave in het boek te raadplegen. Het is echter meer dan jammer en soms lastig dat noch bij de inhoudsopgave in het boek, noch bij de concordans of als eerste pagina op de cd-rom de betreffende paginanummers zijn opgenomen. Desondanks wordt deze ‘leeswijzer’ archiefzoekende en archiefonderzoekende campisten aanbevolen.
[WRDvO]
| |
Jozef Huyghebaert, Van spiegels en uilen. Facetten van het 18de-eeuwse Zuid-Nederlandse literaire leven. Brussel 2002. Cahiers Studiecentrum 18de-eeuwse Zuid-Nederlandse Letterkunde 22. 132 blzz. Prijs 12,50 euro.
Deels eerder verschenen opstellen, van een wat andere aard (ook: beter geschreven) dan we doorgaans in deze reeks vinden. Men vindt onder andere stukjes over: het negenblaaike (katteletter, Vlaamse letter, gotische letter) en het gebruik daarvan voor Nederlandstalige teksten: de bakker en rederijker Frans van Hollebeke (1747-1803) uit het Vlaamse Middelburg, die nogal wat schreef over de pastoor van Lapscheure (gest. 1755), een soort nationale figuur wegens zijn eigenaardige manier van doen en bon mots; een herhaald opgevoerd toneelstuk over de Guldensporenslag waarvan de tekst nog niet achterhaald is; Livinus Verkruysse (1670-1742) als uitgever van toneelstukken; het succes van het Vlaamse volkstoneel in het derde kwart van de eeuw en de pogingen van de overheid dat succes in te dammen; Jacob Toussaint Neyts en zijn toneelgezelschap: de toneelman en poppenspeler Gerard Bulteel (geb. 1744); de dichtwedstrijd van Rumbeke (1803). Al met al tamelijk levendig.
[ah]
| |
Marita Mathijsen, De gemaskerde eeuw. Amsterdam, Em. Querido's Uitgeverij, 2002. ISBN 90-214-7466-2. 268 blzz. Prijs 45 euro.
Over de negentiende eeuw, vooral vóór 1880: Marita Mathijsen acht de Tachtigers overschat, de periode daarvoor onderschat. Het boek is verdeeld in paragrafen, handelend over de ook hier onbedwingbare erotiek; over ziekten, het gezin, het geloof en andere zaken (niets over wijsbegeerte, kunst en dergelijke). Vrij veel achttiende-eeuwse voorbeelden.
[ah]
| |
Adriaan van der Willigen, Fred G. Meijer, A Dictionary of Dutch and Flemish Still-life Painters Working in Oils, 1525-1725. Leiden, Primavera Press, 2003. ISBN 90-74310-85-0. 232 blzz. Prijs 41 euro.
Dit is een nieuw lexicon: deze Adriaan (gest. 2001) is niet de bekende auteur (1766-1841) van een geschiedenis der schilderkunst. Het lemma over een de lezers bekende schilder luidt: ‘Jacob Campo Weyerman (9 Aug 1677 - 9 Mar 1747) al. Campovivo. Born near Charleroi on campaign. Taught at Breda by Ferdinand van Kessel. He continued his training with Thomas van der Wilt at Delft and with Simon Hardimé. Early in his career he worked at Bodegraven (see Daniel van Beke, above) and London (1704) but little is known about his activity as a painter. He was more interested in other activities, travelling extensively in Europe and writing about various subjects (including his books on Dutch painters - largely and loosely paraphrasing Houbraken). Soon after he settled at the Hague in 1738, his vitriolic pen landed him in jail, where he died. Flowers Amsterdam/Bois-le-Duc: Cambridge: Karlsruhe: Kassel (doc). Fruit etc. Mentioned but no examples known.’
Het zal duidelijk zijn dat met betrekking tot de waardering van Weyermans geschriften over schilderkunst de verwachte studie van Eva Boom welkom zal zijn.
[ah]
| |
W.L. Braekman, Leven en werk van de Gentse rederijker Jacobus Hije (1667-1749). Brussel 2002. Cahiers Studiecentrum 18de-eeuwse Zuid-Nederlandse Letterkunde 21. 76 blzz. Prijs 7,50 euro.
De Gentse rederijkerskamer De Fonteine werd in 1701 heropgericht. De kuipersbaas en azijnfabrikant Hije is een medewerker van het eerste uur en blijft twintig jaar lang actief. Braekman geeft op basis van tot nu toe nauwelijks benutte handschriften met teksten door deze toen bekende Gentse figuur, informatie over zijn werk. Daartoe behoren vier zangspelen, opgevoerd in de in 1717 opgerichte Gentse schouwburg Het Gangsken. Dit boekje bevat een inhoudsopgave van de handschriften, met soms een stukje van de tekst: zo bij ‘De vrouwen assamblé in den kaffi en den the’. - Hije lijkt een vrij levendig schrijver, met enig talent.
[ah]
| |
François Valentyn, Omstandig Verhaal van de geschiedenissen en zaaken het kerkelyke ofte den godsdienst Betreffende, zoo in Amboina, Als in alle de Eylanden [...] Benevens een Fraaye Verhandeling der boomen [...]. Franeker, Van Wijnen 2002. ISBN 90-5194-228-1. 516 blzz. Prijs 141,50 euro.
Facsimile-heruitgave van de eerste band (1726) van het derde deel van Valentijns Oud en Nieuw Oost-Indien. In dit deel voornamelijk zaken betreffende de geschiedenis, flora en fauna van Ambon.
[ah]
| |
| |
| |
François Valentyn, Oud en Nieuw Oost/Indiën. Derde deel, tweede stuk. Franeker, Van Wijnen 2003. ISBN 90-5194-229-X. 70+260+114 blzz. Prijs 141,50 euro.
Dit deel uit deze facsimile-editie bevat onder meer de beschrijvingen van Celebes. Borneo, Bali, Tonkin, Cambodja en Siam.
[ah]
| |
De drekpoëten. Uit het werk van Salomon van Rusting, Jan Goeree, Hermanus van den Burg en consorten. Amsterdam, Uitgeverij 521, 2002. Sandwich-reeks (onder redactie van Gerrit Komrij) 2. ISBN 90-76927-30-8. 48 blzz. Prijs 12,50 euro.
Tot de in de titel genoemde consorten behoren: Jan van Gyzen, Jan Pook, Jakobus Rosseau, Jan de Regt en enkele anoniemen. Niet alles is fecalisch van aard. In zijn drie-en-een-halve pagina lange inleiding stelt Komrij dat hij de benaming drekpoëten wil reserveren voor tijdgenoten van Pieter Langendijk (dichters na Focquenbroch). Het boekje heeft meer het karakter van een relatiegeschenk dan van bloemlezing. Men kan hooguit spreken van een kleine bijdrage aan de annalen van het anale.
[ah]
| |
F.A. de Chateaubriand, De melancholie van het graf. Bewerking van vertaling van ‘Le Génie du Christianisme’ uit 1821. Met een nawoord van Martin Ros. Soesterberg, Aspekt, 2002. ISBN 90-5911-29-3. 120 blzz. Prijs 14 euro.
Deze teksten uit het oorspronkelijk in 1800 verschenen boek van deze begaafde auteur ademen een romantische geest van (meestal) landelijke religie; maar wel in christelijke sfeer. ‘Wij hebben een jonge geestelijke dochter in de kist zien liggen, van wie het voorhoofd door bleekheid de linnenband waarmee het bedekt was, evenaarde. Een kroon van witte rozen was om haar hoofd gestrengeld [...]’ (p. 39-40): Ary Scheffer had het kunnen schilderen. Deze vorm van christendom schroomt niet andersdenkenden voortdurend van mauvaise foi te betichten (de godloochenaar schrikt zwetend wakker wanneer hij een kerkklok hoort (p. 8); de religieuze plechtigheden van de Oudheid waren flauwekul; etc.). Heel leesbaar. Cultuurhistorisch een must.
Pagina 118 meldt dat gebruik gemaakt is van de vertaling in 1821 te Rotterdam verschenen en dat daar door Rita Hulsman een moderne versie van gemaakt is zonder een woord of zin van Chateaubriand te wijzigen. Als dat waar is zou ik toch iets gedaan hebben aan ‘Boussuet’ (p. 36), ‘peligianisme’(p. 64) en vele andere begrippen en personen die niet op de juiste manier voorkomen.
De helft van het boekje (p. 59-118) wordt in beslag genomen door wat de titelpagina zegt te zijn: een nawoord door Martin Ros. Inderdaad tekent deze (p. 118). Eerlijk gezegd geloof ik dat slechts p.107-118 van Ros zijn. Wat daaraan voorafgaat is inderdaad lawaaiierig genoeg om van Ros te kunnen zijn maar lijkt rechtstreeks door iemand uit het (negentiende-eeuws?) Frans vertaald, is vaak onbegrijpelijk, en bevat nogal wat flamingantismen. Ros zelf schrijft veel beter: ‘Wij staan ook nu weer aan het begin van een brandende eeuw, die zich opmaakt ook definitieve uitspraak te brengen over het christendom. zoals men dat al wist aan het begin van de negentiende eeuw.’ (p. 110). ‘Ons geloof in de hoop, waarvan Chateaubriand zo'n briljante weerschijn gaf, zal blijven, óók bij de enkele duizenden die verdoold en beangstigd de weg wijzen naar de laatste heilige plekken om HEM en om Christus te eren’ (p. 113). Mijn hemel...
[ah]
| |
Michiel Koolbergen, Een Hollandse Crusoë. Dagboek van de verbannen VOC-dienaar Leendert Hasenbosch op het onbewoonde eiland Ascension A.D. 1725. Leiden, Menken Kasander & Wigman, 2002. ISBN 90-74622-23-2. 296 blzz. Prijs 24,50 euro.
Degelijk speurwerk naar de schrijver van en realiteit achter een in 1728 in het Engels verschenen journaal van een op Ascension in 1725 wegens sodomie afgezette Hollander. Engelsen vonden aldaar zijn journaal, nooit de man. Het blijkt de scheepsboekhouder Leendert Hasebosch te zijn geweest, uit Den Haag. Koolbergen reconstrueert zijn levensloop. Het manuscript is nooit teruggevonden; in de editie heeft misschien Defoe de hand gehad.
[ah]
| |
Cora Laan, Drank & Drinkgerei. Een archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek naar de alledaagse drinkcultuur van de 18de-eeuwse Hollanders. Amsterdam, De Bataafsche Leeuw, 2003. ISBN 90-6707-557-4. 232 blzz. Prijs 39,50 euro.
Dit is de tamelijke onbekende kant van de Hollandse drinkcultuur in het dagelijks leven, zowel wat betreft alcoholica als het gebruik van koffie en thee. Tevens wordt het drinkgerei besproken. Er wordt gebruik gemaakt van de inhoud van beerputten in Vlaardingen en Delft, schilderijen, teksten.
En passant veel over de gang van zaken in herbergen en de types vertrekken daarin. De consumptie van alcohol vond plaats in het voorvertrek, koffie/thee werd in de ‘baijert’ daarachter gedronken. Gemakkelijk geschreven, goed onderbouwd, zeer informatief.
[ah]
| |
| |
| |
Jozeph Michman and Marion Aptroot, Storm in the community. Yiddish pamphlets of Amsterdam Jewry 1797-1798. Selected, translated, and introduced by - Cincinnati, Hebrew Union College Press, 2002. ISBN 0-87820-220-X. 528 blzz. Prijs 62,50 euro.
Op 1 augustus 1797 verscheen te Amsterdam de eerste aflevering van de Diskursn fun di naye kille, een blad van verlichte joden behorende tot de naye kille (de ‘Nieuwe Licht Gemeente’). Zij verzamelden zich in onder meer Felix Libertate dat naar emancipatie en integratie streefde. De letter was Hebreeuws, de taal jiddisch. Het blad haalde 24 nummers. Het heeft doorgaans de vorm van gesprekken tussen Anshel (een ‘verhollandste’ jood). Yankev (neutraal) en Gumpel (dom en orthodox). Het was bedoeld voor de rond 20.000 Amsterdamse asjkenazische joden, en ageerde tegen de benepen standpunten van de alte kille en de bestuurders daarvan.
De laatste groep liet zich niet onbetuigd: als reactie verschenen elf afleveringen van de Diskursn fun di alte kille. Kritiek, roddel, beschuldigingen werden in deze levendige en soms leuke wereldbeschouwelijk-satirische tijdschriften niet geschuwd. In deze uitgave vindt men de originele tekst in de hebreeuwse drukletter, met daarnaast de Engelse vertaling van deze jiddisch-Nederlandse bladen. Commentaar is toegevoegd. Veel over toneel.
Het gebeurt zelden dat Nederlandse periodieken heruitgeven worden. Het is jaloers makend te constateren dat zulks in dit geval mogelijk is. Uiteraard zijn deze bladen een overtuigende demonstratie van het conflict ontstaan als gevolg van de politieke Verlichting, ook in Nederland. Hoe kunnen sommigen daaraan twijfelen?
Er is geen verantwoording betreffende herkomst van de teksten. Desondanks: een grote aanwinst.
[ah]
| |
Alexander O. Exquemelin, Zeerovers. Het journaal van een ooggetuige. 's-Hertogenbosch, Voltaire, 2003. ISBN 90-5848-044-5. 192 blzz. Prijs 22,50 euro.
Herziene uitgave van de 1971-editie van De Americaensche zee-rovers, dat zelf in 1678 bij Jan ten Hoorn verscheen en waarvan korte tijd later vertalingen verschenen in het Duits, Spaans en Engels (dan als: The History of the Bucaniers). De drukken van de Engelse vertaling werden voortdurend aangevuld en dienden weer als basis voor nieuwe Nederlandse uitgaven.
De Franse auteur leefde enige tijd in de Republiek en kende goed Nederlands. Hij beschrijft de belevenissen van boekaniers, kolonisten en inheemsen in West-Indië rond 1670. Zeer korte inleiding.
[ah]
| |
Dirkje Kuik, De patriot. Uit de papieren van een admiraal. Roman. Amsterdam 2003. ISBN 90-295-2548-7. 280 blzz. Prijs 18,95 euro.
Herinneringen van een Nederlander, baron De Snaayer, geboren uit een familie van Nederlandse marine-officieren. Hij wordt opgevoed te Doetinchem en leest Van Alphen en Staring. Hij dient tijdens de Bataafse Republiek (zeer goede beschrijving van de prestaties van de Bataafse vloot bij Gris Nez), is bewonderaar van Bonaparte die hem tot de hoogste posten bevordert. Wanneer Napoleon al afgetreden is houdt De Snaayer nog Stettin bezet tegen de geallieerden. Een kleiner deel van de ‘roman’ beschrijft zijn latere leven in Frankrijk, waar hij sterft in een gekkenhuis.
Geen echte biografie, noch roman, meer een aaneenschakeling van voorvallen en associaties. Vermoedelijk gebaseerd op het leven van Alexander VerHuell (1764-1845).
[ah]
| |
J.C. Streng (ed.), ‘Uw broeder in Apollo’ Brieven en alba amicorum van kunstzinnige Zwollenaren Pieter Leon den Beer Hendrik Doyer Pieter Rutger Feith Rhijnvis Feith Jan Matthijs van Rhijn Lubberus Rietberg Hendrik van Ulsen. Epe 2003. Overijsselse handschriften 12. 100 blzz. [geen ISBN; verkrijgbaar bij J.C. Streng te Epe. Prijs ca 10 euro]
Hierbij onder meer brieven van en aan de uitgever J. Immerzeel, met opmerkingen over diens aankoop van het oeuvre-Feith in 1823, en Feiths conditie op hoge leeftijd. Soms vindt men in andere correspondenties aardige opmerkingen. Zo schrijft Feiths zoon Pieter Rutger in 1833 met betrekking tot de vrijmetselarij: ‘Ik schaam mij nog mijne betrekking tot de Vrijmetselaren niet. Mijn vader echter had er minder mêe op, doch had ook slechts als jong student niet verder dan tot den eersten graad, dien hem misschien niet best medegedeeld was, gebragt’ (p. 41). Index.
[ah]
| |
R. Feenstra, met medewerking van Margreet Ahsmann en Theo Veen, Bibliografie van hoogleraren in de rechten aan de Franeker universiteit tot 1811. Amsterdam, KNAW in samenwerking met de Fryske Akademy, 2003. Bibliografie Nederlandsche rechtswetenschap tot 1811 nr. 3. ISBN 90-6984-364-1. 194 blzz. Prijs 29 euro.
Onder bibliografie wordt hier verstaan: alle door deze hoogleraren gepubliceerde werken, zowel van rechtskundige als andere aard. Disputaties tellen mee. Een zeer korte biografische notitie gaat voorop, met verwijzing naar secundaire literatuur. Een enkele keer blijkt het gepubliceerde nauwelijks juridisch: in 1683 verdedigde Ulrik Huber in zeven pamfletten
| |
| |
het aanstellen van een dansmeester ten behoeve van de studenten. Huber raakte trouwens ook slaags over het probleem van de verhouding rede, en gezag van de Schrift. Wie naar Swildens (benoemd in 1809) zoekt, zoekt vergeefs: volgens de samensteller schreef hij niets dat dat als echt juridisch kan worden aangemerkt (p. XII).
[ah]
| |
M.L. Hansen (ed.), Een Grote Tour Hendrick Jordens in Engeland, Frankrijk, Zwitserland en Duitsland 1684-1685. Epe 2003. Overijsselse handschriften 13. 60 blzz. [geen ISBN; verkrijgbaar bij J.C. Streng te Epe. Prijs ca 10 euro].
De titel spreekt voor zichzelf. De Deventer magistraatszoon Jordens is gedetailleerder dan doorgaans in dit soort reisverhalen het geval is. Gedegen commentaar. Zelfs een index.
[ah]
| |
A.H. Huussen jr (red.), Onderwijs en onderzoek: studie en wetenschap aan de academie van Groningen in de 17e en 18e eeuw. Hilversum, Verloren, 2003. ISBN 90-6550-735-3. 350 blzz. Prijs 30 euro.
Bundel opstellen. Zij behandelen onder meer het onderwijs aan de rechtenfaculteit; de theologie van Anthonius Driessen (1684-1748) en diens kritiek op Leibniz en Wolff; de opvatting van Petrus Camper (1722-1789) over schoonheid; en de academische rechtspraak (helder overzicht van geschiedenis en praktijk van de zelfstandige universitaire gemeenschap). Verder vindt men nog stukken over de buitenlandse studenten vóór 1815 (Franeker blijkt internationaler gekleurd dan Groningen), en over het boekenbezit in openbare en particuliere bibliotheken (inclusief die van studenten).
[ah]
| |
Hans Bots & Rob Visser (ed.), La correspondance, 1785-1787, de Petrus Camper (1722-1789) et son fils Adriaan-Gilles Camper (1759-1820). Introduction et lettres I-CXXII. Amsterdam/Utrecht, APA/Holland University Press, 2002. ISBN 90-302-1098-2. 304 blzz. Prijs 50 euro.
In deze jaren verblijft de Groningse emeritus hoogleraar, vanaf 1785 stadhoudersgezind, op zijn buiten en houdt zich (behoudens een uitstapje naar Londen) bezig met zijn onderzoek, voornamelijk de biologie betreffend. Hij geniet Europese vermaardheid. De zoon verblijft juni 1785 tot juni 1787 te Parijs om zich te bekwamen in de natuurwetenschappen. Hij deelt de politieke voorkeur van zijn vader.
De correspondentie handelt vooral over wetenschap, maar staatkundige ontwikkelingen komen niet zelden aan de orde. Deze briefwisseling is een rijke bron voor de wetenschapsgeschiedenis. Voorkomend personen worden van aantekeningen voorzien - maar er is helaas geen index.
[ah]
| |
Hendrik Dijkgraaf, The Library of a Jesuit Community at Holbeck, Nottinghamshire (1679). Z.p. [2003]/ Proefschrift Nijmegen. [Geen ISBN]
Gereconstrueerde bibliotheek van ongeveer 1000 items, en analyse van het bestand. Voornamelijk theologie, hoewel één van de paters zich bezondigde aan literatuur: Spensers Faerie Queene is een unicum in deze verzameling.
[ah]
|
|