Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 25
(2002)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Twee pistolen uit De VaartGa naar eind*
| |
[pagina 31]
| |
vader en broers notaris waren. In 1729 werd hij door de Staten Generaal aangesteld als ‘Ontfanger van Convoyen en Licenten’ aan de Vaart.Ga naar eind6. Deze functie hield in dat hij toezicht hield op de inning van in-en uitvoerrechten. Maandelijks werden de ontvangsten naar het Admiraliteits-College in Amsterdam gestuurd. Deze in- en uitvoerrechten waren sinds de zeventiende eeuw de belangrijkste bron van inkomsten van de Admiraliteit, die het bewind voerde over zeezaken, en met deze gelden zeelieden, oorlogsschepen en dergelijke betaalde.Ga naar eind7. Gezien de positie die de Vaart had als belangrijk knooppunt voor zowel Utrecht als Amsterdam in de handel met Duitsland en het zuiden, was dit een zeker geen onbelangrijke functie. En er ging zeer veel geld in om. Regelmatig moesten familieleden van Van Lobbregt aan de Admiraliteit van Amsterdam bevestigen dat ze borg stonden voor Van Lobbregt. Door zijn functie had Van Lobbregt ook contacten met andere belangrijke Amsterdammers, bijvoorbeeld met de gewichtige, want vierhonderd pond zware Hendrik Bicker, schepen in Amsterdam en advocaat fiscaal van de Admiraliteit. Rond 1734 gaf Van Lobbregt zijn notarispraktijk in Utrecht op en ging aan de Westzijde van de Vaart wonen, waar ook het kantoor van de Admiraliteit was. Inmiddels had hij, zoals hij dat in een request aan het gerecht van Utrecht omschreef ‘amour gemaakt aan Emmerina van Hoven’, maar hoewel hij meerderjarig was weigerde zijn vader toestemming te geven voor het huwelijk. Overigens zonder opgaaf van redenen. Juist omdat hij meerderjarig was, kon het huwelijk niet tegengehouden worden en in juli 1736 trouwde hij in De Vaart met Emmerina van Hoven. Zijn schoonmoeder zou hem in de komende jaren nog regelmatig via een lening van geld voorzien. Geld dat hij in onroerend goed belegde, want tot zijn overlijden in 1759 kocht en verkocht hij verschillende panden in de Vaart en Vianen. Onder meer was hij enige jaren eigenaar van de herberg De Roos in Vianen, waar Weyerman over schreef. Ook verkocht hij in 1749 een pand aan Samuel Jacobs, de joodse vleeshandelaar waar Weyerman twintig jaar eerder een forse schuld voor geleverd lams-, schape- en kalfsvlees had uitstaan. Een niet onbelangrijk en vermogend man dus, waar Weyerman een bijzondere band mee had. Kun je je erover verbazen dat Weyerman op dit niveau een contact had en niet alleen schulden maakte bij de plaatselijke middenstand, nog pikanter in dit verband is de nevenfunctie die Van Lobbregt bekleedde. Hij was namelijk in november 1736 benoemd tot Raad ordinaris in de Camer van Justitie in Vianen. Zijn eerste ‘Ordinaris Regtsdag’ is op 28 november 1736, samen met Abraham Jacob van der Dussen en Hendrik van Dortmond. Hoewel het college eens per veertien dagen bijeen kwam, was er op de dag dat Weyerman de lening met Van Lobbrecht in Vianen sloot, geen zitting. In zijn functie van raadsheer zou Van Lobbregt tijdens zijn ambtsperiode nog regelmatig met Weyerman te maken krijgen en werd hem waarschijnlijk spoedig duidelijk dat hij zijn twee pistolen niet meer terug zou zien. |
|