P. den Boer [red.], Beschaving. Een geschiedenis van de begrippen hoofsheid, heusheid, beschaving en cultuur. Nederlandse begripsgeschiedenis 3. Amsterdam, AUP 2001. 360 blzz. ISBN 90-5356-477-2. Prijs f 69,-.
Het derde deel in de reeks, begonnen met de behandeling van de begrippen ‘Vaderland’ en ‘Vrijheid’, en op dezelfde wijze opgesteld: essays telkens betrekking hebbend op kleinere perioden uit de gehele Nederlandse geschiedenis, vanaf Middeleeuwen tot op heden. Omdat de auteurs lang niet alles overzien en elk slechts een bepaald type bronnen benut, leidt zulks tot nu toe tot een reeks waarin de delen veel weg hebben van een symposiumbundel. Zo'n bundel kan waardevolle zaken bevatten.
In een nuttig inleidend, fors uitgevallen artikel beschrijft Den Boer de ontwikkelingen binnen begripsgeschiedenis; bijvoorbeeld het probleem dat men methodisch wel moet aannemen dat in eerdere perioden al bepaalde betekenisinhouden (deels afgedekt door verschillende woorden/begrippen) bestonden voordat één relevante etiketwoord ging bestaan in een latere periode (inderdaad: een hachelijke veronderstelling). Hierbij schetst hij ook de contouren van het begrip ‘beschaving’, in overdrachtelijke zin bestaand vanaf eind 17e, en als zodanig echt gangbaar geworden in de 18e eeuw. Het wordt pas rond 1900 verdrongen door het begrip ‘cultuur’, terwijl andere talen dan het Nederlands ook in het derde kwart van de achttiende eeuw begrippen ontwikkelden als civilisation/civilization die eerste een dynamiek en proces aanduidden, daarna een toestandscategorie.
Voor onze periode zijn uit deze bundel vooral van belang: A. Hietbrink, ‘De deugden van een vrije republiek. Opvattingen over beschaafdheid in de achttiende-eeuwse republiek’; deels: R.A.M. Aerts en W.E. Krul, ‘Van hoge beschaving naar brede cultuur. 1780-1940’ en J. van Eijnatten, ‘Protestantse schrijvers over beschaving en cultuur’. Hietbrink gebruikt vooral de bekende smalle basis van teksten, de ‘spectators’, voor zijn onderzoek. Hij bestrijdt overigens terecht Buijnsters' opinie dat die bladen geen politieke effecten hadden (206); zij waren juist expressie van een militante republikeinse ‘beschaving’. Ook Eijnatten wijst (261) op het proces-karakter van het begrippenpaar Verlichting en Beschaving.
Het boek heeft een apart, zeer goed uitgewerkt trefwoordenregister.
[ah]