Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24
(2001)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
De Oprechte Onvervalschte Laplandze Courant
| |
[pagina 88]
| |
zaamheid), als de berichten en advertenties wijzen in die richting. Nummer 1 opent met het volgende bericht (fol. 1 r): Doesburg Op de Grenzen van Afrika, den 9den van de toekomende Maand. Zo eeven krygen wy hier met brieven over Schermerhorn tyding uit het Middelpunt van Turkyën, dat het Poelsnippen, Kalkoenen en Endvoegelen-Vlees, aldaar zeer gewild was, om dat zy de Muselmans geen Wind-Eijeren leggen. In tegendeel waaren de Varkens 'er zo overvloedig, dat men ordres ter Inkoop, zo in Engeland, Vrankrijk als Westphalen gecontramandeerd had; en de prys der Weesper Moppen en Gouwse Hyligmaker was sedert de laa[t]ste post aanmerkelyk gestygerd. Aanleiding om de krant na waarschijnlijk (2 februari) 1761 te situeren, geeft het volgende: Van Oost-Indien word gemeld dat [...] de lui aldaar van kou moeder naakt langs straat [loopen]. De Vrouwelyke termometers staan hier op 300 Graaden boven nul. (nr. 2, fol. 1 verso). Dorothée Sturkenboom vestigde in haar artikel over de thermometer als een genderspecifieke metafoor de aandacht op het vertoog d.d. 2 februari 1761 in De Vrouwelyke Spectator of de tegenwoordige Waereld-beschouwster (bij F.H. Demter, Amsterdam) over het gebruik van dit instrument als indicator voor het vrouwelijke driftleven. Na deze datum, zegt zij, komt de vermelding van ‘de vrouwelijke thermometer’ meer voor.Ga naar eindnoot3. Andere plaatsen vestigen de aandacht op de jaren 1767-1768. Bijvoorbeeld de referentie aan ‘Knollendam’ (nr. 4, fol. 1 verso). Het brengt de gedachte boven aan de Boere Bruiloft, of Het Huwelijk van Moddeworst en Griet Beerdberg door Joh. Buma. gedrukt ‘Te Knollendam, Ten dienste der Bruiloftgasten, 1767’. Een bericht uit ‘Kuilenberg’ maakt melding van een ‘zeeker Heer’, die bezig is ‘op eigen kosten uit een byzondere Devotie een weeuwen Hofje te stichten [...]; daarin wil hij weduwen onderbrengen ‘die welëer door zyn woekeren verarmd zyn’ (nr. 2, fol. 1 recto). Bekend is uiteraard het blijspel Doctors goudbeurs of Weduwen-societeit in onrust onder de zinspreuk Veylig onder moordenaars, waarvan het eerste deel in 1757 verscheen en een vervolg in 1760. In 1767-1768 echter ontstaat een discussie tussen F.H. van der Beets en J. van der Hey Jacobzn over het fenomeen weduwenbeurs. De eerste publiceert over het falende beleid tot nu toe en doet voorstellen ter verbetering (1767 en 1768 bij P. van Os in Den Haag), de tweede wederlegt dit (1768 bij Erven F. Houttuyn in Amsterdam); gerecenseerd in de Nieuwe Vaderlandsche Letter-Oefeningen 1769, I pp. 34-6, 121-2, 210). Een ander bericht rekt de tijdlat nog iets verder op: Schelmstein, by Nieuwstad, den 9den van Sloop de Boel. Les Frères desrober en Larron, gepriviligeerde Maradeurs van het Regiment der Geäbandoneerde Eerlykheid, en Ridders van de Ordre der verloopen' Reputatie, die het WETBOEK van Aron Abrahams, en de CARTOUCHÏANA van den Hedendaagsche Koopman op hun duimpje hebben [...] (nr. 6, fol. 1 recto). Maar hoofdzakelijk is er vooral veel raadselachtigs en de vraag is dan ook: heeft een uwer ooit van deze courant gehoord?
NASCHRIFT Inmiddels heeft een der redacteuren. Ton Jongenelen, mij gezegd ‘bijna zeker te weten’ wie de auteur van deze periodiek is - een naam die ik hier uiteraard niet zal onthullen. Inzage van de 6 nummers bevestigde zijn vermoeden. Zie ook: T. Jongenelen, Van smaad tot erger [...]. Amsterdam 1998, nr. 87; uit de vermelding hier blijkt dat nr 5 en/of 6 voor 22 oktober 1763 zou(den) zijn uitgegeven. Kortom: wordt zeker vervolgd. (VO) |
|