Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 22
(1999)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
Chiliast contra stadhouder: Johannes Rothé (1628-1702)
| |
Het dossier RothéHet reilen en zeilen van Rothé werd in mei 1900 opgetekend door M.G. de Boer, onder de titel Een onrustige geest.Ga naar eind1. De auteur baseerde zich voornamelijk op de pamfletten van de hand van de profeet, archivalia uit de jaren 1674-77, en één van de Vier portretten gepubliceerd door Pieter Bakker in 1744.Ga naar eind2. De laatste zette de toch al groteske geschiedenis nog wat beter in de verf, zonder al te zeer aan nauwkeurigheid in te boeten. De Boer wist te melden dat de Staten van Holland een einde hadden gemaakt aan de apokalyptische activiteiten van Rothé, maar van een proces ontbrak ieder spoor. De profeet had een invloedrijke familie. In de bibliotheek van het Amsterdamse gemeentearchief wordt een dossier bewaard met aantekeningen van H.J. Schouten, gedateerd 15 december 1924, aangaande een Limburgse pastoor ‘en zijn oproerig gedrag te Amsterdam vanaf 1672.’ In de ogen van Schouten was de pastoor ‘een psychopaath’, evenals Rothé. Het dossier bevat verder extracten uit de Resoluties van de Staten van Holland uit de jaren 1674-76, bekentenissen van een plaatsnijder en een letterzetter, en verklaringen afgelegd kort na de arrestatie van Rothé om zijn krankzinnigheid aan te tonen. Daarnaast bevat het dossier vier verhoren van de gevangene.Ga naar eind3. Dit materiaal werpt nieuw licht op enkele fascinerende momenten uit het leven van Rothé en de zijnen. | |
ChiliasmeIn het eschatologische artikel 37 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis is geen sprake van een duizendjarig vredesrijk dat aan de Jongste Dag vooraf zou moeten gaan. De Augsburgse confessie veroordeelde de opvatting ‘dasz vor der Auferstehung der Toten die Frommen das Weltreich besitzen werden und die Gottlosen überall unterdrückt sein würden.’Ga naar eind4. Met een verwijzing naar de Joodse oorsprong ervan werd de chiliastische heilsverwachting verworpen. Het motief van een utopische staat als opmaat voor de grote wereldfinale is terug te vinden in profetische teksten die aansluiten bij de eschatologie uit Daniël: het Boek Henoch, de Apocalyps van Baruch, en het controversiële 4 Esra.Ga naar eind5. Augustinus doorzag de politieke implikaties van het chiliasme. Wie het Rijk Gods op aarde wilde vestigen vormde een gevaar voor de maatschappelijke orde en een bedreiging voor welke aardse autoriteit dan ook. Er was tenslotte maar één Koning. Het | |
[pagina 146]
| |
was zaak dit duizendjarig rijk niet letterlijk op te vatten, maar in geestelijke of allegorische zin. Deze interpretatie dient de orthodoxie, en verklaart de lacune in het laatste artikel van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Op de achtergrond speelde natuurlijk de revolutie die in gang gezet was door de wederdopers en het bloedbad dat daarop volgde. Wie in de zeventiende eeuw getypeerd werd als een ‘Jan van Leiden’, werd als staatsgevaarlijk beschouwd of tenminste van subversief gedrag verdacht Rothé zou dit aan den lijve ondervinden.
Chiliasme impliceerde revolutie. Omgekeerd komen in tijden van maatschappelijke onrust telkens weer chiliastische ideeën aan de oppervlakte, waarbij de Bijbel wordt gehanteerd als revolutionair manifest. Naast profetische en apocalyptische teksten worden de brieven van de apostelen in de strijd geworpen, want ‘waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid’ (2 Kor. 3, 17). Paulus als ‘bevrijdingstheoloog’:Ga naar eind6. Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen (Gal. 3,28). Dergelijke teksten dienden als peptalk tijdens de Engelse burgeroorlog, waarin chiliasten van allerlei slag in de verwachting leefden dat Christus zou komen om Charles I te vernietigen. De executie van de koning in 1649 maakte de weg vrij voor King Jesus.Ga naar eind7.
Radikaal chliasme kwam op dat moment in de Republiek niet voor: de stadhouder overleed in 1650, de Vrede van Munster kon worden uitgelegd als de uiteindelijke overwinning op het Beest uit de apocalyps. De Antichrist was immers katholiek, zijn incarnatie de Paus. In de Republiek van de jaren zeventig waren groeperingen met chiliastische sympathieën niet van plan om het duizendjarig rijk gewapenderhand op aarde te vestigen. Quakers werden wel met argwaan bekeken, want zij waren in hun Engelse jaren in het geheel niet pacifistisch: George Fox beweerde destijds dat ‘the saints shall judge the world,... whereof I am one’.Ga naar eind8. Labadisten werden veelal met rust gelaten; ze kwamen uit de beste families. Velen dachten te leven in een eindtijd. Uit calculaties van Johannes Coccejus (1603-1669) was immers gebleken dat de laatste periode in de wereldgeschiedenis was aangebroken: de wereld zou mooier en beter worden. Het was wachten op betere tijden.Ga naar eind9. Daar mee vergeleken was het gedrag van Johannes Rothé veel radikaler: hij bereidde zich terdege voor en trof zeer praktische maatregelen. | |
GenesisJohannes Rothé kwam uit een rijke, en, zoals zal blijken, ook invloedrijke familie. Zijn grootvader was vanuit Dantzig naar Amsterdam verhuisd, om zich daar te ontwikkelen tot een geslaagd zakenman. Zijn vader, Zacharias Rothé (1595-1656), koopman en suikerraffinadeur, werd een van de bewindhebbers van de V.O.C. Hij trouwde in 1628 met Maria Bas, een vrouw uit het bekende regentengeslacht, die kort na de geboorte van Johannes overleed. Zacharias hertrouwde met Catharina de Vlaming van Outshoorn. Johannes, de eerstgeborene, was een rijkeluiszoontje dat vanaf zijn prilste jeugd ontvankelijk was voor visioenen. Hij meende jarenlang gekweld te worden door de duivel. | |
[pagina 147]
| |
Tijdens de verhoren van 1677 werd onmiddellijk naar zijn academische achtergrond geïnformeerd. Hij verklaarde dat hij vanaf zijn achttiende te Utrecht en Leiden had gestudeerd, maar geen theologische opleiding had gevolgd. Wel had hij tijdens die studieperiode van vier jaar een tijd bij Voetius in huis gewoond.Ga naar eind10. Geen slecht verweer voor een godsdienstwaanzinnige.
In 1652, tijdens de Eerste Engelse Oorlog, zag hij God in het Haagse bos: soo quam op een laten avonstont Godt als in een swaer tempeest tot mij, en ick sagh sijn aengesight als in een vyer, daer uyt Hij tot mij sprack: Ick neeme u aen tot mijn knecht om de werelt mijn oordeelen voor te dragen: vemeedert u en leght u in sack en assche.Ga naar eind11. Als boeteprediker trok hij door het land, maar vond geen gehoor. In datzelfde jaar reisde hij naar Frankrijk, behaalde een graad in de rechten te Orléans, en verviel in waanzin. Zijn knecht uit die dagen verklaarde in 1677 dat iedereen de indruk had dat Rothé of ziek, of gek, of zwak van hersenen was. Om die reden ging een voorgenomen huwelijk in Orléans niet door. Rusteloos reisde Rothé naar Engeland om het duizendjarig rijk en de komst van een koning te verkondigen. In Exeter werd hij prompt in de gevangenis gezet, maar kwam vrij door bemiddeling van Nederlandse diplomaten.Ga naar eind12. Hij had geen ongelukkiger moment kunnen kiezen. Het jaar daarvoor had Cromwell het zogeheten Parliament of Saints ontbonden, om te voorkomen dat chiliasten de regering zouden domineren. Deze radicale puriteinen, of Fifth Monarchists, waren de vromen die het vredesrijk zouden besturen, de vijfde monarchie (na de Babylonische, Perzische, Griekse en Romeinse). De heiligen grepen vanzelfsprekend naar de wapenen en keerden zich tegen Cromwell. Quakers die van deze groepering niet te onderscheiden waren, werden gevangen gezet Angst voor quakers droeg in bepaalde mate bij tot de Restauratie van Charles II in 1660: mensen die bezittingen te verliezen hadden verkozen de oude constitutie boven de anarchie van het innerlijk licht. Wanneer de kerk zou worden geleid door degenen die het licht van de geest deelachtig waren geworden, dan dreigde het staatsbestuur op een analoge manier in handen te komen van ‘natuurlijke’ leiders.Ga naar eind13. In Exeter werd de subversieve profeet Rothé gefouilleerd en opgesloten. Tijdens de verhoren van 1677 verklaarde hij in moeilijkheden te zijn geraakt doordat men een briefje in zijn mouw had gevonden met de tekst ‘Veniet ex alto & Dabit regem populo suo Deus.’ Dit had naar zijn zeggen geen betrekking op de Protector of een werelds vorst, maar het verwees naar het rijk Christi. Hij droeg de tekst al sinds zijn twaalfde jaar bij zich.Ga naar eind14.
Zacharias Rothé liet bij zijn dood in 1656 een vermogen na van f269.000,- Zijn zoon Johannes is vier jaar later te vinden in het gevolg van Charles II, wanneer deze terugkeert naar Engeland. Tijdens deze onverklaarbare flirt met de Antichrist wordt Rothé in de adelstand verheven.Ga naar eind15. In deze tijd verkeert hij in het gezelschap van Samuel Hartlib (1600-1662), een vriend van Comenius en Dury, en schrijver van de utopie Macaria (1641). Hartlib zette zich in voor maatschappelijke hervorming op basis van de pansofische ideeën van Comenius, die sterk gekleurd waren door chiliastische denkbeelden. Comenius had Hartlib bezocht in 1641. Daar schreef hij zijn programmatische Via Lucis, een | |
[pagina 148]
| |
pansofisch werk dat voorlopig ongepubliceerd bleef. Vanwege de dreigende burgeroorlog konden de hervormingsplannen geen doorgang vinden, en verliet Comenius het land, om zich na omzwervingen te Amsterdam te vestigen in 1656. Op 10 juli 1660 trouwde Rothé met een dochter van Samuel Hartlib, Anna genaamd. Pepys noemde Rothé in zijn dagboek ‘a great fortune for her to light on, she being worth nothing in the world.’Ga naar eind16. Financiële ondersteuning kwam de Hartlibs zeer gelegen, want Samuel was in 1660 het pensioen kwijtgeraakt dat Cromwell hem had toegekend voor bewezen diensten bij de hervorming van kerk en onderwijs. Sir John and Lady Rothé staken het Kanaal over met een schip van de koninklijke vloot, gearrangeerd door Pepys, en vestigden zich op hun buitenhuis Oud-Wulven, tussen Utrecht en Houten. John Dury (1596-1680), wiens gehele leven in het teken stond van de vereniging van de protestantse kerken, kwam naar Oud-Wulven, dat het hoofdkwartier werd voor zijn missie, die in het licht werd gezien van het naderende vredesrijk. Een jaar later vestigde Dury zich in Kassel.Ga naar eind17. In de zomer van 1661 keerden Johannes en Anna terug naar Londen, waar hun zoon Samuel werd geboren, genoemd naar de profeet wiens moeder Hanna heette (Johannes was genoemd naar Johannes de Doper, zoon van Zacharias). Even zag het ernaar uit dat Rothé een positie zou verwerven aan het Engelse hof, of in de Republiek, - in dienst van de koning - in de nabijheid van de elfjarige Willem III, die werd opgevoed door zijn moeder, Mary Stuart, de zus van Charles II. Dury schreef een verzoekschrift waarin Rothés talenkennis werd benadrukt en zijn loyaliteit met de Stuarts. De petitie werd niet gehonoreerd. Het is een open vraag in hoeverre een mislukte carrière van betekenis is geweest in de waanzin van Rothé. In ieder geval werd de prins, wiens opvoeding hij had kunnen beïnvloeden, zijn grootste vijand. Rothé keerde terug naar Oud-Wulven. Later was Pieter Bakker kennelijk nog op de hoogte van Rothés Engelse connecties: hij ‘teelde by een Lady 5 Soonen’ wist deze te melden. Volgens een verklaring van zijn toenmalige personeel was hij ook in zijn buitenhuis rusteloos, ten prooi aan visioenen, en werd hij door melancholie gekweld.Ga naar eind18.
Rothés kennis van de internationale verhoudingen kwam goed van pas toen de geest Gods weer over hem vaardig werd. In 1668 maande hij het volk opnieuw tot bekering, in een pamflet ondertekend met Johannes R. Servus Dei. Vier jaar later traden zijn profetische gaven pas echt aan het licht: in januari 1672 verscheen Eenige profetiën ende revelatiën Gods, waarin hij voorspelde dat de Fransen en de Engelsen het land zouden binnenvallen. Na een apocalyps van Europese omvang zou het duizendjarig rijk aanbreken. Een leger gelovigen zou optrekken vanuit Engeland en de Republiek om het kwaad en zijn trawanten te vernietigen. Als toekomstige vredevorst zou Rothé in eigen persoon zijn intrede doen in Amsterdam, het Nieuwe Jerusalem. | |
Pastoor HoubieDe Limburgse pastoor die H.J. Schouten in 1924 wist te traceren, werd in 1639 geboren te Maaseik als Theodorus Huberti Dircksz. Hij werd pastoor van Rotem, een gehucht ten zuiden van zijn geboorteplaats. Hij ontmoette Rothé in het huis van Comenius (1592-1670), die vanwege zijn radikale ideeën de naam had een apokalyptische visionair te zijn. Comenius had in 1668 zijn Via lucis (uit 1641) gepubliceerd. In 1669 vermeldde hij in het chiliastische Clamores Eliae de namen van zijn geestverwanten, waaronder Rothé, Serrarius, Breckling en Seidenbecher. Comenius beriep zich ook | |
[pagina 149]
| |
uitdrukkelijk op chiliastische tendensen in het werk van Böhme, en vooral op de roep om algehele reformatie uit de manifesten van de Rozenkruisers en de utopische ontwerpen van J.V. Andreae, hun geestelijke vader.Ga naar eind19.
De pastoor kreeg van Johannes Rothé al snel een belangrijke taak in het heilsplan. Hij zou de bekering van de joden op zich nemen, volgens Romeinen 11 een voorwaarde voor de komst van de Verlosser en de aanvang van het duizendjarig rijk.Ga naar eind20. Overigens werd, in de periode voorafgaand aan Houbi's aktiviteiten, onder de joden ook daadwerkelijk een messias verwacht die zou komen uit het oosten, Sabbataj Tsewie, een profeet die direkt tot de Islam overging toen hij door de Turken gevangen werd genomen in het apokalyptische jaar 1666.Ga naar eind21. De verwachtingen bleven gespannen. Houbi liet zich rond Pasen 1672 in het bijzijn van Rothé besnijden door een jood te Ouderkerk. Later dat jaar verklaarde hij, met zeven katholieken als getuigen, dat hij het geloof niet verzaakt had, maer wel om door middel van de besnijdenisse soo veel te beter ommgangh ende communicatie met de Joden alhier te hebben ende deselve tot het Catholijcq Christen Gelooff te brengen volgens de vermaninge ende 't exempel van den Zalichmaker Christus Jesus ende den heijligen Apostel Paulus ende sijnen discipel TimoteusGa naar eind22. De pastoor verscheen voor de notaris als ‘Theodorus Theodori Houbi alias Theodorus Huberti Dircksz.’ De annalen vertellen niet hoe de besneden pastoor zich van zijn taak heeft gekweten. In de volgende jaren werd hij enkele keren gevangen gezet, weer vrijgelaten, en uiteindelijk verbannen. Toen hij toch terugkeerde naar Amsterdam, werd hij voor een jaar in het tuchthuis opgesloten.Ga naar eind23. Daar zat hij nog toen Rothé werd gearresteerd. Op verzoek van diens familieleden legde de gedetineerde pastoor op 12 januari 1677 een verklaring af, waarin hij uiteenzette dat hij Rothé had leren kennen bij Comenius, en hem daarna regelmatig had bezocht om over de inkomsten van zijn pastorie te spreken. Rothé gaf de pastoor vier ducatons, en later ten huize van een jood waar Houbi verbleef, ongeveer duizend rijksdaalders ‘voor de thiende, die hij [Rothé] verstont, aen hem deposant schuldigh te sijn.’ De arme pastoor probeerde te weigeren, maar Rothé bleef aandringen en schonk hem later nog vijf tot zes honderd gulden, ‘tot supplement van deselve thiende’, benevens zijn geschriften. Deze werden bij de arrestatie van Houbi in beslag genomen.Ga naar eind24. Rothé verklaarde op 15 februari 1677 dat Houbi ‘sigh uijtgaff voor een man, met wien Godt ijts besonders voor hadde, tot bekeringh van de Joode’, en bevestigde dat hij hem ‘de tiende van sijn middelen’ had geschonken, hetgeen neerkwam op ongeveer 3500 gulden. Zijn vrijgevigheid kwam ‘uyt een goddelijcke ingevinge die hem 10 a 12 jaer op 't hart [had] gelegen, dat hij eens een tiende van sijn goet soude moeten geven.’ Tegen de verbijsterde Houbi had hij gezegd: ‘ick en geeff het U niet maer den Heere, om het selffde in 't werck des Heeren te gebruycken.’Ga naar eind25. Houbi maakte geen bezwaar. Rothé zag hem aan voor Melchisedek aan wie Abraham een tiende had geschonken volgens Genesis 14, 20. Rothé was een vermogend man met een missie. Dat was al gebleken in 1673. | |
VoorbereidingenJohannes Rothé had in 1673 de nodige voorzieningen getroffen voor de op handen zijnde gebeurtenissen. In dat jaar publiceerde hij een lijvig pamflet, met in de titel | |
[pagina 150]
| |
chiliastische frases ontleend aan Openbaringen 21, en de ‘apokatastasis’ uit Handelingen 3,21: EEN NIEUWE HEMEL en AERDE. Het Nieuwe Jerusalem. De Wederoprechtinge aller dingen, volgens (Actor.3.21.) De Koningk MELCHIZEDECK, (Gen: 14.18. Hebr. 7.1.) De Baniere (of) Standaert Gods, De Werelt voorgestelt tot een heylige opmerckinge. Een Voorloopende Tydinge van 't volgende Nieuws voor ISRAEL. Het pamflet bevat twee illustraties. De tweede stelt de wederkomst van koning Melchisedek voor (alias Houbi?), en de wederopstanding van de beenderen, het visioen uit Ezechiël 37. Op de eerste afbeelding staat een menigte geschaard rondom een standaard met een banier. Aan de voet van de standaard ligt een leeuw. Naast het aura waarin dit geheel is vervat staat een gewapende militie. De betekenis van deze prent is minder symbolisch dan men geneigd zou zijn te denken. In het pamflet geeft Rothé ‘De beschrijvinge van de twaelf Helden Godts: Hare dienst, en ghereetschap: En yeder sijne wacht omtrent de Standaert des Heere.’ Yeder van haer sal een spietse hebben van vyftien voeten langh. Een Swaert, en een Helmet met een Borstwapen, als in d'oorlogh gebruyckt wort. [...] De Piecken sullen in drie deelen verdeelt worden, yeder deel vijf voeten langh, met schroeven in malkanderen vastgemaeckt [...] Daer sullen Tenten geslagen worden rontomme de Standaert, waer in de Helden Gods hare wacht houden sullen; yeder sal sijne eygene Tente hebben, en sal yeder sijne Tente met sich voeren; en deselve sal sijn van groen geweeven Linnen, bequaem gemaeckt tegens regen en wint. [...] Oock sal daer een nacht-wake gehouden werden, en een Lantaern sal by den Standaert staen van groene coleur en met hooren-werck rontomme beset om door te lichten, en voor regen en winden bewaert te sijn. [...] De Swaerden sullen van Yvoor het hant-gevest sijn; even de selfde materie als de ringe aen de Vaene des Standaerts is: voor aen het eynt sal een hooft van een Leeuw gehouwen sijn, in de Figure als de Leeuwen-hooft besyde de Standaert leggende is: de rest tot het Swaert behoorende sal van koper sijn, na de Figure als aen de Standaert is.Ga naar eind26. Oog voor detail kon Rothé niet ontzegd worden. Uit het laatste verhoor op 25 februari 1677 bleek dat hij dit alles daadwerkelijk in die jaren had laten uitvoeren. Op de vraag wat hij bedoelde met de standaard en de leeuw, antwoordde hij dat het ‘een inspiratie [was] die hij oordeel[de] van god te komen’, iets onverklaarbaars dat ‘van booven [was] ingegeven’, waaraan hij wel moest gehoorzamen. Vervolgens werd hem gevraagd ‘op wat tijt hij het wapentuijgh als harnassen, helmetten, piecken, sabels, spa, bijl, tendt, lantarenkamer, basuijnen, als anderen [had] laten maken.’ In 1673-74, luidde het antwoord. Ten slotte werd hem een om een beweegreden gevraagd. Johannes Rothé antwoordde: dat god de heere, voor hadde hem benevens andren, als een instrument te gebruijken tot d'opregtinge en herstellinge aller dingen die hij gevangene door de komste Cristij te gemoet sagh, volgens het gene hij uijt de schrifture heeft kunnen begrijpen. | |
[pagina 151]
| |
daer door tot Cristen te brengen, en dat de Leeuw Juda gelijck de arcke des verbonts eertijts een sigbaer teken van de tegenwoordigheijt gods betekende alsoo oock dese Leeuw Juda soude sijn een teken van de jegenwoordigheijt Cristij.Ga naar eind27. Hierna werden de verhoren met de gebruikelijke formule afgesloten. Men wist genoeg. Den Godt Israels en syne baniere (coll. Bibliotheca Philosophica Hermetica)
| |
Enkele van de twaalf heldenWaardoor kon Rothé zijn gang gaan in 1673 en de jaren die daarop volgden? Hij was vermogend en werd daardoor niet stante pede in het dolhuis opgesloten. Het politieke klimaat was gunstig voor onheilsprofeten en chilastische diplomaten voor een duizendjarige vrede. In de jaren zestig braken er epidemieën uit, en zoals altijd waren er ongunstige conjuncties: het jaar 1666 droeg het teken van het beest. In 1672 staken de Fransen de Rijn over en bezetten Utrecht. Duitse legers vielen de oostelijke provincies binnen. Met de Britten waren er eerder al conflicten. Door het uitkomen van de voorspellingen en het vooruitzicht van belastingverlaging in het Nieuwe Jerusalem vergaarde de profeet de nodige aanhangers, onder wie een gerenommeerd theoloog als Alhart de Raadt (1640-1716), kortstondig professor te Harderwijk, zijn vriend Johannes Goethals (1650-1728), zoon van de gelijknamige predikant die aan het doodsbed stond van Frederik Hendrik, en Willem Gozewijn | |
[pagina 152]
| |
Huygens (1645-1699), telg uit een Arnhems regentengeslacht. Alle drie hadden zij in Leiden gestudeerd.Ga naar eind28. De Raadt verdedigde in 1673 zijn overleden leermeester Coccejus en het chiliasme in zijn Apologia veritatis quam provocavit clariss. (dum viveret) Samuel Maresius. Een volgeling van Rothé, Everard van Someren, vertaalde een belangrijk gedeelte van dit werk onder de titel: De vyfde monarchie, ofte 't ryke der heyligen (1674). Huygens bekostigde de vertaling. Ook de briljante maar geëxalteerde spiritualist Quirinus Kuhlmann (1651-1689) sloot zich aan bij Rothé en brak in 1673 zijn rechtenstudie te Leiden af. Hij zag de chiliastische denkbeelden in de theosofie van Jacob Böhme werkelijkheid worden en riep de Broeders van het Rozenkruis op de gelederen te versterken. In 1674 publiceerde hij bij Loth de Haes in Leiden zijn Neubegeisterter Böhme, begreiffend Hundert funftzig Weissagungen, mit der Fünften Monarchi oder dem Jesus Reiche des Holländischen Propheten Johan Rothens übereinstimmend. Bij dezelfde uitgever verscheen een Nederlandse vertaling van hoofdstuk 15 en 16. Ondanks de vele overeenkomsten die Kuhlmann signaleerde, liet het zich raden dat Rothé geen Böhmist genoemd wilde worden, autonoom profeet als hij was.Ga naar eind29. | |
Een chiliastische preekbeurtOp 28 januari 1674 preekte Everard van Someren in Rotterdam over de vijfde monarchie naar aanleiding van Daniël 2, 44-45. Zijn optreden werd bijgewoond door de predikanten Ridderus en Grebber, die de vrijmoedige uitspraken van de proponent met gehoest beantwoordden. Toen Van Someren verklaarde dat het verwachte koninkrijk niet geestelijk zou zijn, maar ‘uyterlyck en lichamelyck’, was een hoestbui ontoereikend. De predikanten schreeuwden hem toe dat hij een quaker was, en de aanwezige burgemeester Van Maerssen liet hem met geweld uit de kerk zetten. Triomfantelijk riep Van Someren nog dat de preek al gedrukt was, zodat men het een en ander desgewenst kon nalezen. Gijsbert Beijer, een Rotterdams profeet die Rothé tot het einde der tijden trouw zou blijven, had de tekst laten drukken en verspreiden. Hij werd ettelijke malen gedagvaard, maar verscheen niet.Ga naar eind30. De ideologische achtergrond van de preek werd gevormd door de Apologia veritatis van Alhart de Raadt. Johannes Rothé reageerde direct met profetische verwensingen aan het adres van de predikanten en de burgemeester. De gedeputeerde van Rotterdam deed onmiddellijk zijn beklag bij de Staten van Holland die vervolgens op 6 februari de verwanten van Rothé met klem verzochten de onruststoker op te sluiten. De vrouw en vrienden van Rothé deden hun best, vooral toen het familiekapitaal geconfisceerd dreigde te worden, maar zij moesten tot hun leedwezen aan de Staten mededelen op 17 juli van datzelfde jaar dat Johannes met de noorderzon was vertrokken.Ga naar eind31. | |
ExodusRothé had het land verlaten: de tijden waren op handen. Na veertig weken zou hij met zijn volgelingen terugkeren om het duizendjarig rijk te stichten. De parafernalia van de uittocht zijn hierboven beschreven. De standaard en de leeuw werden uit de opslag gehaald; bij een zeilmaker in Enkhuizen had hij tenten laten maken. Deze tenten werden in februari 1675 in beslag genomen en verkocht. Furieus voorspelde Rothé dat de bewoners van Enkhuizen als slaven zouden worden verkocht. | |
[pagina 153]
| |
Toen kort daarna een schip uit die stad door de Turken werd gekaapt, zag hij daarin de vervuling van zijn profetie.Ga naar eind32. Maar zover was het nog niet. Vanuit zijn schuilplaats verzocht hij de Staten om een vrijgeleide, en maande de stadhouder zich bij hem te voegen: Heer Prins. Ghy strydt tegen Godt, soo strydt Godt tegen U. Meynt Ghy tegen Godt yets te vermogen? Neen. De groote Godt sal U haest tot schande brengen; ghy verhaest Uw val en Uw eynde nadert. Gedenkt myne woorden en bekeert U, voor het te laat is.Ga naar eind33. In het toekomende rijk had de stadhouder natuurlijk geen noemenswaardige funktie, en diens uit de aard der zaak overmoedige streven naar souvereiniteit impliceerde een vorm van afgodsdienst, zoals verderop zal blijken. De chiliast voorzag ook grote maatschappelijke hervormingen. Hij schreef: Het noodighste in een Lant en volck te verbeteren, is het leven, handel, en wandel van yeder mensch, beginnende van de Hoofden: Regenten, Kerckelijcken, en Politijcken, en soo voort gaende tot den minste in den Lande. En alsoo Godt een Godt van ordre is, soo sal de Heere de Hoofden van een regeeringhe voor alle andere dingen eerst veranderen, en soo voort gaende tot het volck. [...] Dit pleidooi voor revolutie op bijbelse grondslag en Rothés niet aflatend vermanen van Willem III zouden hem uiteindelijk fataal worden. Op 24 maart 1674 trok een betekenisvol noodweer over het land. De volgende dag was het Pasen, het feest van de wederopstanding. Die dag verliet Rothé Amsterdam, vergezeld door een aantal volgelingen waarover de Hollandsche Mercurius later schreef dat er verschillende personen bij waren, die anders ‘van geen onevene hersens waren’, maar groot vertrouwen hadden in de profetieën. De twaalf helden weken uit naar de omgeving van Hamburg, waar ze tot augustus bleven. Wat zich daar precies heeft afgespeeld, is niet uitgezocht, maar een oude Böhmist uit Leiderdorp die in zijn jonge jaren de betrokkenen kende, memoreerde in 1730 dat destijds Johannes Goethals gevangen werd genomen, terwijl Alhard de Raadt en Willem Gozewijn Huygens erin slaagden te ontkomen. Een en ander lijkt zich te hebben afgespeeld in Buxtehude bij Hamburg, blijkens een spotprent met gedicht, getiteld: Visioen van de tyden der eeuwen Geopenbaert aen de Propheten en Propheten kinders Jan Rothe, Culman, en Someren, de Raat, en andere Strijders onder de Geestelijcken Standaert te Boxtehoe by Sinte Reynuyt.Ga naar eind35. | |
De spotprentHet drama speelt zich af in een tuin met bloemperken en enkele bomen. Aan de linkerkant wordt de tuin omsloten door een houten schutting, aan de achterzijde door de gevel van een huis. Rechts daarvan is tussen twee boomstammen door in de verte enige bebouwing te zien, en de spits van een kerktoren. Twee van de drie vensterluiken zijn gesloten; in de deur staat: Centrum vi atur; boven de deurpost is een borstbeeld aangebracht. | |
[pagina 154]
| |
Rechts op de voorgrond is Rothé onder een grote pompoen gekropen. Hij ziet twee dieren boven de schutting uitkijken, een kalf en een bok. Achter hem kantelt de tafel, met daarop een paar goudse pijpen, een karaf, en een schotel. Rechts aan de tafel, achter een boomstam, staat De Raadt. Hij draagt een bril. Links aan de tafel wordt Kuhlmann door een boerenknecht afgerost, en verweert zich met een Bijbel. Naast hem rijdt Van Someren op een hond. Op de voorgrond links komt de eigenaar van het kalf en de bok aanlopen met uitgestrekte arm. Onder de prent staat in twee kolommen een gesprek op rijm, met uitleg in de marge: De propheeten besich met disputeeren zijnde, geschiedt aen Jan Rothe een Visioen. Hy siet een kalf boven een bock over de schutting. De eene rijt op den hofhont, meynende dat hy op Biliams Eesel sit. Rothe kruipt onder een pompoen. Rothé verklaart: Mijn oogen klaren op; ick sie, ick sie, ick sie, een beest,
De starn van een jarige var, Caput calvinum,
Sijn stem verheffende, super capricorninum.
Een paer voetjes twee paer voetjes.
Kuhlmann: Quid sibi vult, quid significat?
De Raadt: Soetjes frater, soetjes.
Rothe: Dat Calfshooft is het recht bescheyt,
Van onse kercks onnoselheyt;
't Verheft hem boven de Bocken-kop,
Soo sal ons Regnum klimmen op,
| |
[pagina 155]
| |
En over de hoornen, hoc significat prophetice.
Exaltabitur, 't moet al voor de geestelijcken Standaert wijcken.
[...]
De Raadt: Waer is den beecker van suyverheyt Frater tibi.
Kuhlmann: gaer wol ich doe die bescheyt.
Vivat mille annos vinum falernum.
Crescat poculum fraternum.
Sets' an sets' an, Mirlieber Compaen,
Und las dich das glaeslijn tom halse ingaen,
Souf gaer aus, souf gaer aus,
Hoe wollen wie triomfieren,
Wen wy to houp regieren.
Doesent jaer aus.
Rothe: Ja mijne carissimi, dat sal een rijck zijn,
De minste van ons sal Koningen gelijck zijn;
Alle goederen gemeen, de werelds kinderen tot slaven,
De koningrijken onder u verdeelt, al wat ons lust, sonder lopen of draven,
Sonder sieckt sonder sucht sonder kruching of steening
Sonder Taxatie, Quotisatie, Cohieren of Leening.
[...]
Rothé memoreert de gevangenschap van zijn aanhang: Dat blaten van 't Calf dat moet ons vermanen,
Ons kleyne kuddeken, in suchten in tranen,
In boeyens gekluystert,
De eigenaar van de beesten en zijn knecht verschijnen ten tonele: Boer: Wat heft dit te beduyden,
Du betovert mijn beesten met din proheteren, du narren bist dol,
De olde proheeten sint doot, de jonge schitmen den hals vol.
Knecht: Bruyt van hier met je proffetyen.
Kuhlmann: och! ontsiet de schrift.
Knecht: [...] Spiegelt jou aen je maets, verlost die uyt de boeyen,
Door jou Engelen legioenen, men salder doen bloeyen,
Jou tot exempel, gy bint samen te waert,
Om onder ons te leven, men salje tussen hemel en aert,
Op Ravesteyn aen 't Ey, verheven doen prijcken,
Om door een hennipe venster jou verlosser te kijken.
| |
De terugkeerNa het Duitse avontuur was Alhard de Raadt een zenuwinzinking nabij en legde zijn ziel en zaligheid in de handen van Johann Georg Gichtel (1638-1710), een Böhmist aan de Lauriergracht, met wie hij tien jaar bevriend zou blijven. Gichtel was in alles de tegenpool van Rothé: straatarm, geen profeet, en de rust zelve aangezien de hemelse bruid Sofia zich alleen wilde tonen aan een rustig gemoed. Sofia zou bovendien altijd wijken voor de aardse Eva, dus raadde Gichtel aan het huwelijk niet langer te consumeren. De verwarde theoloog en zijn vrouw stemden daarmee in. Goethals en Huygens zochten eveneens het gezelschap van Gichtel. In 1682 gaven zij het verzameld werk van Böhme uit, bekostigd door Huygens. | |
[pagina 156]
| |
Ook anderen verloren het vertrouwen in Rothé, die krampachtig probeerde te redden wat er te redden viel in een geschrift met de titel: Tegens allen, die met een geest van twyfelinge en misduydinge tegens myn persoon en schriften ingenomen syn, maar het was te laat | |
De groote afgodtNadat Rothé en de zijnen richting Hamburg waren afgereisd, werd een spotprent verspreid waarop Willem III was afgebeeld, staande op een sokkel voor het buitenhof. Op de sokkel stond in handschrift: ‘De groote afgodt van Hollant 1674’. Op diverse exemplaren stond voor de mond van de prins het woord ‘Geveynstheyt’ geschreven. Rothé vermaande opnieuw: Noch ditmael moet ik Uwe sonden en grouwelen U voor oogen stellen. Ghy laet U van menschen aanbidden als een Afgodt en ghy staet naar hoogheyt; siet, soo komt daer wrake en oordeel Godts, welcke U om verre slaetGa naar eind36. De prent werd verzonden naar de burgemeesters van verschillende steden, die in april hun beklag deden bij de Staten van Holland. De familie van Rothé wist te verhinderen dat de profeet bij verstek werd veroordeeld, en probeerde er alles aan te doen hem te pakken te krijgen, ook met hulp van de buitenlandse overheid. Rothé zwierf rond in de het noorden, ten prooi aan paranoia. Op 1 augustus trok er een verschrikkelijk tempeest over het land: bomen werden ontworteld, daken waaiden van huizen en kerken, en de bliksem sloeg in de Dom van Utrecht. Rothé zag hierin de hand van God, en hij was niet de enige. In zijn brieven aan de steden regende het vuur uit de hemel en kropen slangen en padden door de straten. Op Vanuit Franeker richtte Rothé zich op 11 oktober tot de advocaat-fiscaal, Johannes Ruysch, en het Hof van Holland: Gij hebt (het is waer) u angst willen betrachten om tegen mij als een crimineel te procederen. Hadt gij de waere vrese gods gehadt en mijn saack recht verstaen gij hadt een beter raet genomen als tegen mij te procederen [...] Hij vermaant ook degenen die hem willen veroordelen: [...] dese menschen moet men aen de galge Hamans [Esther 7,10] hangen welcke sij voor mij bereijt hadden: doet aen dese valsche menschen recht: godt eijst het van u, anders de straffe sal op u en het geheele colegie vallenGa naar eind37. In november 1674 kwamen Engelse diplomaten naar Den Haag om een huwelijk te arrangeren tussen Willem III en Mary Stuart, de dochter van de katholiek geworden James Duke of York, broer van de Engelse koning. Rothé herkende direkt het scenario van de Antichrist en schreef woedende brieven die de stadhouder niet onberoerd lieten. Enigszins paranoïde geworden maakte de prins tegenover William Temple melding van het gerucht dat er met Kerstmis een oproer van drie duizend chliasten zou uitbreken, maar toen de Koning opnieuw werd geboren, gebeurde er niets.Ga naar eind38.
In 1675 werden in verband met de afgodsprent een zetter en een plaatsnijder opgepakt, medewerkers aan een ‘infameus pasquil van J. Rothé. vals profeet’. Juriaan Broeck, de plaatsnijder die het werk had uitgevoerd naar een ontwerp van Rothé, had ook de | |
[pagina 157]
| |
handschriftelijke toevoegingen op zijn conto. Naar zijn zeggen had hij de bijschriften niet uit haat en nijd vervaardigd, ‘maar door bevel van Johannes Rothé, die bij gevangene geoordeelt werd een propheet te zijn.’ Jacob van Velsen, verklaarde slechts twee regels te hebben gezet, waarna twee ‘jongetjes’ in zijn dienst, geheten Pieter en Matthijs, het werk hadden afgemaakt De tekst was gedrukt door zijn knecht Verder verklaarde hij ‘geen proeff gesien te hebben, alsoo het sonder collationeeren van hem gehaelt [was], gelijck noyt voor zijne detentie het afdrucksel van het plaetjen daer op gepleckt gesien [had].’ Geen held, deze zetter.Ga naar eind39. | |
De arrestatieRothé keerde terug en had visioenen waarin Gods toorn over Holland vaardig werd: hij zag een vurige weg die over de Zuiderzee naar Amsterdam voerde, het regende slangen en ander ongedierte boven de steden: Leiden, Haarlem en Den Haag werden geheel verwoest; in Amsterdam werd alleen het oude gedeelte getroffen. Zijn pamfletten hadden intussen een uitgesproken politiek karakter gekregen. Rothé verweet de prins het land door oorlogshandelingen in het grootste gevaar te hebben gebracht. Willem zou bovendien in het geheim katholiek zijn geworden om Mary Stuart te trouwen. De Staten van Holland zetten vervolgens een prijs van duizend gulden op het hoofd van Rothé, waarna de profeet zich even gedeisd hield. In december 1675 eiste de advocaat-fiscaal dat Rothé verbannen zou worden, en zijn bezittingen geconfisceerd. De familie wist dit te verhinderen met een beroep op ontoerekeningsvatbaarheid. Op 8 november 1676 drong Rothé er schriftelijk bij de advocaat-fiscaal op aan een proces aan te spannen tegen Willem III wegens hoogverraad. De prins zou de hand gehad hebben in de moord op de gebroeders De Witt. De stadhouder onderhield bovendien geheime contacten met de Jesuïten en het Vatikaan. Opnieuw machinaties van de Antichrist Met deze missiven kwam een einde aan het geduld van de overheid. Op 1 december 1676 werd de prijs op zijn hoofd verhoogd tot drie duizend gulden; wie de drukker wist aan te wijzen, zou twee duizend gulden opstrijken. Dit waren bedragen waar gewone mensen jaren van konden leven: Rothé was een staatsvijand geworden.
Nog voor de jaarwisseling werd Johannes Rothé gearresteerd. Tijdens een van de verhoren werd hem gevraagd hoe hij gevangen was genomen. Hij antwoordde dat hij zonder pruik het huis uit was gelopen en twee dienaren van de schout tegen het lijf liep die hem vroegen wie hij was. En hij zei tot hen: ‘Ik ben die ik ben.’ De trage dienaren reageerden niet meteen, waarop de profeet herhaalde: ‘Ik ben die ik ben, de knecht des heren.’ Na zo gesproken te hebben werd hij gevankelijk weggevoerd. Rothé vermeldde niet dat hij feitelijk was opgepakt door een groepje Engelsen, waaronder een zekere Herne die vijf duizend gulden opstreek en een ambt verkreeg in dienst van de stadhouder.Ga naar eind40. Ook de drukker, Sierick Paulus, werd gearresteerd, en vervolgens verbannen. De distributeur van de pamfletten, de Rotterdamse profeet Gijsbert Beijer, werd aan de kaak gesteld, en kreeg twee jaar.Ga naar eind41.
De familie van Johannes Rothé verzamelde onmiddellijk getuigenverklaringen waaruit moest blijken dat de gevangene al zeker vijf en twintig jaar krankzinnig was: de knecht uit Orléans, de meid van Oud-Wulven, Houbi, en een vrouw die wist te melden dat Rothé door melancholie werd gekweld. Vorige zomer had zij hem nog zien lopen | |
[pagina 158]
| |
terwijl hij ‘een net met groen achter op sijn rugh onder sijn mantel hadde uijthangen 't welcke soo koddigh stont dat de luijden die sulx sagen daer naer bleven staen kijcken en seijden dat moet een geck wesen.’Ga naar eind42. | |
Het vonnisHoe liep het af met Johannes Rothé? De verhoren werden afgenomen op 11 en 13 januari, en op 15 en 25 februari 1677. Het laatste dossier van het Hof van Holland bevat het intendit inzake Rothé en correpondentie tussen de schout en de advokaat-fiscaal met betrekking tot Beijer en een medeplichtige, gedateerd 7 en 8 januari. Kennelijk werd er haast achter gezet voorzover het minder aanzienlijke profeten betrof. Als er al een proces is gevoerd, dan zijn de stukken spoorloos verdwenen. Pieter Bakker schreef ‘dat Rothe met een Discipel en syn Drukker, 1100 Jaar na het duizend jarig ryk in verseekering wagten mogten.’ Johannes Rothé werd opgesloten in het zogeheten ‘geheime tuchthuis’, een afdeling voor gedetineerden van goeden huize, die daar in de regel werden geplaatst op verzoek van de familie. De vrome chiliast zat vast aan de Heiligeweg. Gichtel was goed op de hoogte. Hij schreef in een brief, gedateerd 16 feb. 1709: Rohté war aus Bürgermeisterlichem Hause hier, und redlich begütert; sein Intent war die Juden zu bekehren. [...] Ich warnete ihn wol, auch seine Helden; er R. aber bezog sich auf Englische Erscheinungen, und war betrogen, dass seine Gesellschaft bald gäntzlich zerstreuet worden; er aber einige Jahr im Zuchthaus aufgeschlossen gelebet, bis er endlich nüchtern worden, aus dem Zuchthaus gelassen, ein Weib genommen, und vor wenig Jahren gestorben istGa naar eind43. Nadrukkelijk noemt Gichtel ook ‘seine Helden’. Anna Hartlib overleed in 1679. Op 3 nov. 1702 hertrouwde te Amsterdam een zekere Catrina Bentze, weduwe van Johannes Rothé.Ga naar eind44.
M.G. de Boer vond aanwijzingen dat de profeet onder curatele stond van zijn zwager, schepen Dirk Bas. In 1691 richtten de verwanten zich tot de Staten met het verzoek hem vrij te laten, hetgeen werd ingewilligd.Ga naar eind45. In datzelfde jaar verschijnen Rothé, Kuhlmann, De Raedt, Van Someren en andere chiliasten in de satirische roman Het leven van Philopater (1691): Welck een gewoel eenen Joannes Rothe over omtrent vyf en twintig jaeren geleden met sijn aenhang die niet kleyn en was, hier over aenrigte en hoe hy sijn Standaert, om na Jerusalem te trecken, midden op de Marckt voor het Stadhuys dorst planten, is daer een iegelijck genoegsaem bekent.Ga naar eind46. In de roman wordt de spot gedreven met calculaties en interpretaties in de stijl van Coccejus door diens adagium te parodiëren: ‘De woorden betekenen alles wat se betekenen konnen.’ Het maakt Derrida hopeloos ouderwets. Hoe groot was de metaforische stap van het licht van de geest naar het licht van de rede? De scepsis van Bayle veroordeelde het chiliasme van Kuhlmann en Comenius. Hobbes publiceerde Leviathan in 1651, tijdens de burgeroorlog waarin chiliasten zo'n belangrijke rol speelden. De Latijnse editie verscheen in de Republiek in 1667 en werd in 1674 verboden: Rothé werd niet bestreden met een atheïstisch werk. Volgens Hobbes bestond religie uit door de staatsmacht gesanctioneerde angsten: in deze visie was | |
[pagina 159]
| |
chiliasme illegaal, bijgeloof verboden, en een politieke theorie op Bijbelse grondslag niet mogelijk.
Pierre Bayle wist in 1700 te melden dat Rothé bespot werd vanwege zijn niet uitgekomen voorspellingen, maar overigens in goede gezondheid verkeerde.Ga naar eind30. De profeten en andere bevlogenen van weleer gingen na de eeuwwisseling gewoon dood: Jane Lead in 1704, Pierre Yvon 1707, Galenus Abrahamsz 1708, Gichtel 1710, Luyken 1712, Fénelon, Alhard de Raadt en Willem Deurhoff 1715, Mme Guyon 1717, Pierre Poiret 1719. Willem III viel op 4 maart 1702 van zijn vale paard, toen het rijdier struikelde over een molshoop. Hij brak een sleutelbeen en stierf, nadat er zich complicaties hadden voorgedaan, op 19 maart - één dag na Johannes Rothé. |
|