Signaleringen
Gerrit Paape. De Bataafsche Republiek, zo als zij behoord te zijn, en zo als zij weezen kan: of revolutionaire droom in 1798: wegens toekomstige gebeurtenissen tot 1998. Bezorgd door Peter Altena, met medewerking van Mireille Oostindië. Nijmegen, Uitgeverij Vantilt, 1998, 120 blzz. Fl. 24,90.
Elke hereditie van een tekst door Paape behoeft niet te worden aanbevolen. Nog minder wanneer de tekstbezorging in handen is van een editeur als in de titel genoemd. In dit blad is een aankondiging dan ook meer op zijn plaats dan een bespreking: de lezers van dit blad zullen immers hopelijk onverwijld tot aanschaf van ‘een nieuwe Paape’ overgaan, en hun eigen oordeel vormen. Of zij dienen dat te doen. Ik volsta hier met een idee te geven van de inhoud van Paapes tekst, en ga niet over tot een overwegen van alle mogelijke benaderingen (verhaalstructuur, utopie, milleniarisme, politieke achtergronden van 1798, en wat dies meer zij). In zijn uitleiding deelt Altena daar trouwens een aantal zaken over mee, op heldere wijze.
Balsamon is een revolutionair voor wie het geluk van de samenleving vooropstaat. Hij meent dat je eenieder die geen ‘wijsgeer’ is, of kan zijn, daarbij best een handje mag helpen. Zijn ouderwets-denkende (gereformeerde) knecht Celanor bijvoorbeeld, en zijn aap, houden van gepofte kastanjes. Zij zijn geen wijsgeren. Maar hebben zij niet iets méér in hun mars? Balsamons afkeuring drijft de aap tot zelfmoord. Uit zijn nagelaten briefje (!) blijkt dat hij de groene steen in zijn kop nalaat aan Balsamon, om hem met behulp daarvan inzicht te geven in wat de wereld werkelijk zou kunnen of moeten zijn. Ondanks de angsten van Celanor lost Balsamon de steen in wijn op. Beiden drinken. Niets gebeurt. Maar na hun nachtrust blijken zij wakker geworden te zijn, in een samenleving die veranderd is. Het is 1998. Celanor vindt bij ontwaken bijvoorbeeld alles verdwenen wat dient tot uiterlijke verfraaiing: pomade, poederdozen, schoensmeer. Celanor bespeurt hierin de hand van de duivel; maar Balsamon, als waar wijsgeer, bewaart zijn kalmte. Hij krijgt bezoekt van de grijsaard Lijsidor, die hem informeert over de huidige stand van zaken. De Bataven, die hun lesje geleerd hebben, zijn nu het gelukkigste volk in Europa. Intriganten en onkundigen (of dat nu kruideniers zijn, dan wel professoren en dominees) zijn uit het bestuur verwijderd. Er zijn nu een soort openbare examens voor politici, om uit te maken of zij praktische goede bestuurskundigen zijn. Zo zijn er meer en andere maatregelen genomen.
Celanor is inmiddels de straat opgegaan, en valt van de ene verbazing in de andere. Een glas jenever kan hij nergens meer krijgen; men weet niet eens wat het is. Zijn liefje Cecilia lijkt als twee druppels water op de oude Cecilia, maar is ineens zedig en beschaafd.
Dat leidt tot discussies over het nieuwe nationale onderwijs, en over het feit dat vrouwen gelijkberechtigd zijn en hun talenten overal kunnen demonstreren. Verder blijkt: iedereen werkt, klaplopers krijgen verplichte arbeid opgedragen). Alle grond wordt ontgonnen. Inlandse industrie is op een hoger plan gekomen en rendeert beter. De oude kerkgebouwen zijn ingestort en nooit meer opgericht. Het Opperwezen, zuivere godsdienstigheid. wordt erkend; maar kerkelijkheid, sectarisme, dogmatisme bestaat niet langer.
De tekst wordt even abrupt afgerond als het geval is bij Schasz' Reize door het Aapenland: ‘Balsamon had nog een menigte vragen, toen hem een onzichtbare hand hard genoeg aanstootede, om hem te doen ontwaken. Hij zag in de rondte, bevond zig in zijn eigen huis, en in het jaar 1798 [...]’. Allerlei vragen uit het begin (wat moet dat toch met die aap?) worden zo niet erg bevredigend opgelost. Toch wel een beetje een Paape-probleem.
De bezorger besteedt in zijn Nawoord aandacht aan deze tekst als utopie, mede wanneer vergeleken met teksten van Wolff en Fokke Simonsz; aan het leven van Paape vooral tijdens de revolutietijd; aan de thematiek, en aan de personages. Een aanwinst.
A. Hanou