Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 17
(1994)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermdRelaties van WeijermanGa naar eind*
| |
[pagina 16]
| |
Leevensbyzonderheden. Maar waren er nog veel kooplustigen bij wie bovenstaande namen een belletje deden rinkelen? Hennebo was net een jaar ervoor overleden, Arminius lag reeds 10 jaar onder de plavuizen in de Westerkerk en Weyerman leefde ‘schijndood’ in Vianen (Van Veenhuyzen is geen sterfdatum bekend). Hoe bekend waren ze alle vier nog in deze jaren? Over het bekend en vooral het beroemd zijn van Weyerman in deze tijd kunnen we kort zijn. In 1738 liet hij nog regelmatig via de drukpers van zich horen (het jaar ervoor waren respectievelijk De Naakte Waarheyt, Piet fopt Jan en Jan fopt Piet en de Verdeediging [...] tegens Alexander le Roux verschenen). Arminius had, zo blijkt uit het overzicht van zijn werken in het artikel van Daniëlle Geuke in het lustrumnummer, hoofdzakelijk vertalingen geleverdGa naar eind1.. Het enige wat een eventuele koper op grond van diens naam kon lokken, was een associatie met zijn overgrootvader. Hennebo was net een jaar dood en de herinnering aan hem zou nog vers in het geheugen kunnen liggen. Extra aansporing daarbij was het feit dat hij auteur was van het populaire werk De lof der genever, waarvan net in 1736 een herdruk was verschenen, tezamen voor 8 stuivers te koop met het werkje Rouwklachten van den Heere Jacobus Veenhuyzen, over het droevig afsterven van zyn goudvink, kanary, hond en paerdGa naar eind2.. Voor zover mij bekend heeft Jacob Veenhuyzen zich nooit gewaagd op het literaire pad; de rouwklacht was het werk van Hennebo. Aanleiding genoeg om de uitgebreide titel van de Leevensbyzonderheden voor tijdgenoten ‘pakkend’ te noemen. Maar bevatte de combinatie van namen wellicht ook een verwijzing naar de onderlinge band die de vier met elkaar hadden? Na lezing van het boekwerk is het antwoord hierop ‘ja’, maar ook ervoor kunnen we ze plaatsen onder de noemer ‘libertijns groepje vrienden’ zoals Hanou dat deedGa naar eind3.. Ze waren alle vier van ongeveer dezelfde generatie (Hennebo was geboren tussen 1683 en 1691, Veenhuizen in 1682, Weyerman 1677 en Arminius in 1680) en woonden in de jaren twintig allen in Amsterdam. Niet allemaal, zoals Hanou oppert ‘drinkebroers van de grachtengordel’, want hun huizen en de door hen bezochte kroegen waren juist elders gelegen, soms meer in Weyermans buurtje, rondom het huidige Rokin. Ze dronken ook in dezelfde kroeg: ‘De Bahie’ waar volgens overlevering Hennebo, Veenhuizen, Weyerman, Arminius en Van Hoven (toneelspeler) bijna dagelijks tezamen kwamen. Weyerman sprak in de Leevensbyzonderheden vaak over hun gezamenlijk optrekken. Er waren nog meer gelegenheden waarvan men elkaar kende. Ik heb daarbij twee omstandigheden op het oog. De ene is het bezoek aan de notaris Hendrik de Wilde. Arminius had enkele affaires bij deze notaris in zijn jonge jaren, ofwel om als getuige op te treden, ofwel om - wanneer hij in Oost-Indië was - de belangen van iemand te behartigen met betrekking tot de VOC. Maar ook Hennebo, Pieter Poeraat en verschillende leden van de Amsterdamse Schouwburg waren klant van deze notaris, die vooral bekend was bij kermismensen. Verhuur van attracties en tenten verliep vaak via De Wilde, niet in de laatste plaats omdat hij in de jaren twintig gevestigd was op de Botermarkt, pal tegenover de kermis. Door deze notaris kwam ik te weten, en dit als aanvulling op het artikel van Daniëlle Geuke, dat Arminius op 13-09-1706 op zee zat, en ‘met de laatste retourvloot opt schip Donckervlied werden gerepatrieert’Ga naar eind4.. Ook woonde hij in oktober 1716 in elk geval in Amsterdam, omdat hij bij notaris De Wilde kwam met zijn vrouw Henderina Barbara Indiseraven en haar drie zusters om hun broer te | |
[pagina 17]
| |
machtigen bij de VOC de penningen te achterhalen die deze nog schuldig zou zijn aan een andere (inmiddels overleden) broer. Maar er was tussen twee ‘beruchte personagien’ ook nog een familieband. Arminius was reeds vier jaar dood, toen zijn weduwe, die ziek op bed lag, op zondagmiddag om 5 uur notaris De Wilde bij zich liet komen om een testament te makenGa naar eind5.. Ze was op dat moment woonachtig in het Aalmoezeniersweeshuis en had niet veel te vermaken, slechts enkele kledingstukken. Maar interessanter is de begunstigde: Sophia van der Toorn, de huisvrouw van Jacobus Veenhuizen en door haar ‘haar nichtje’ genoemd. Er bestond dus in elk geval een familieband (aangetrouwd weliswaar) tussen Arminius en Veenhuyzen. Dit bevestigt wat Weyerman in de Leevensbyzonderheden zegt, waar hij namelijk Veenhuizen ‘Lauwtjes neef’ noemdeGa naar eind6.. Sophia kreeg een witte gestikte en een chitse rok. De executeur van het testamen was Cornelis van den Broek, door haar (mevrouw Arminius) haar neef genoemd. Ik heb de familiebanden niet helemaal nageplozen. Toen Jacobus Veenhuizen in 1713 op 31-jarige leeftijd huwde met Sophia, was hij vergezeld van zijn moeder Helena van den Broek. Vast familie van bovengenoemde Cornelis. Overigens woonde Sophia op de Anjeliersgracht, en was Jacobus wijnkoper aan 't Karthuyser kerkhof, vlak in de buurt dus. Leverde hij Hennebo, behalve een stevige voorraad vloekenGa naar eind7. ook drank voor diens kroegen? Of is hij later iets anders gaan doen? Uit bovengenoemd testament blijkt dat er niet alleen tussen de mannen, maar ook tussen hun vrouwen een relatie bestond. Wellicht speelden ook deze relaties een rol in de samenstelling van de titel. |
|