Rectificatie
Het lustrumnummer (1992, afl. 3) opende met het artikel ‘Ligt op de Kandelaar’ van Peter Altena. Helaas zijn enkele correcties en aanvullingen van de auteur niet verwerkt bij het kopij-klaar maken van het nummer. Met de verontschuldigingen van de redactie volgen ze hier alsnog:
p. 74, 5e alinea: ‘Zelfs in het geval...maçonnieke belang’ vervangen door:
Voor die twijfel is echter weinig reden: George Smith, ‘A.B. & Lect. Math. Meester in een Openbaare Loge van Vrye-Metzelaars te Amsterdam’, aan wie Begin, Opkomst is opgedragen, staat als auteur vermeld op de titelpagina van een manuscript, getiteld Various Tracts concerning Freemasonry, or the Royal-art en gedateerd op 175743. Smith was vermoedelijk lid van een Engelstalige loge die op een Engelse of Schotse constitutie werkte. In aanmerking komt de loge ‘Concordia et Unitas’. De heer Kwaadgras liet me weten dat in het Resolutiënboek van de Groote Loge, in een verslag van de bijeenkomst van de Groote Loge op 6 augustus 1758 sprake is van zekere Smith in verband met de loge ‘Concordia et Unitas’: ‘Zynde ten opzigte van gemelde Smith door de Groote Loge geresolveert, dat dezelve in geene Loge ooit ofte ooit zal kunnen worden ontfangen, als hebbende veele énorme en schreeuwende faiten teegen de Broederschap begaan [...].’44
Welke ‘schreeuwende faiten’ Smith verweten worden, valt niet precies te zeggen. Loslippigheid wellicht? Onthulde Smith te veel en te vaak? Discretie was niet bepaald zijn voornaamste deugd: in besloten kring maakte hij geen geheim van zijn aandeel in de Openhartige Catagismus, ja hij snoefde zelfs over het welslagen van de mystificatie.
Intussen heeft de toeschrijving van de verradersgeschriften aan Woolston en Weyerman weinig met bescheidenheid te maken, maar alles met het maçonnieke belang. Al was er in maçonnieke kring mogelijk enige twijfel of op deze manier het belang het beste gediend werd.
De bijbehorende noten:
43. Manuscript in collectie G.O.N.: sign. 122 C 10. Dhr Kwaadgras veronderstelt in een brief, d.d. 6-2-1992, dat in Begin, opkomst van J.L.J.W.D. naar dit ‘zo fraai gebonden’ manuscript verwezen wordt. Begin, opkomst in bibliotheek G.O.N.: sign. 1 C 1.
44. Resolutiënboek van de Groote Loge I, p. 20. Opgave ontleend aan brief van dhr Kwaadgras, d.d. 6-2-1992.
Terzijde: in 1803 publiceerde Jan Antoon Frans Pauwels (1747-1823) in Antwerpen Het licht op den Kandelaar. Het maçonnieke gehalte van dit werk heb ik nog niet kunnen bepalen.
Ook noot 39 had een aanvulling:
39. M.n. Roger Lund (zie noot 37). Arno van den Brand wees me op een interessante passage in The Merry Thought van omstreeks 1730, waarin behalve ‘Woolston, and all such learned Sophi's’ ook de ‘Free-Masons’ het moeten ontgelden. Douglas Knoop, G.P. Jones, Douglas Hamer (ed.), Early Masonic Pamphlets. London, 1978, p. 236. Vrijdenkers en vrijmetselaars worden in één adem genoemd: de voorbode van identificatie?