Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 16
(1993)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||
De Clapstraat te Breukelen
| |||||||||||||||
Het Ronde Dorp van BreukelenIk moet heel ver terug in de geschiedenis beginnen. Het gebied ten noorden van Utrecht was in de Romeinse tijd en de vroege Middeleeuwen een van zuid naar noord strekkende landstreek langs de rivier de Vecht, waar mensen konden wonen, en uitgestrekte veengebieden aan de oost- en westkant daarvan, waarin mensen lange tijd slechts met veel moeite wisten door te dringen. In die rivierstreek werd de nederzetting Breukelen gesticht. Het was in oorsprong een woerd-dorp, dus een groepje boerderijen, dicht bij elkaar gebouwd bovenop een door mensenhanden gemaakte lage woonheuvel of terp. Daarbij werd gebruik gemaakt van de al aanwezige oeverwal van de rivier de Vecht. Een verwijzing naar de ontstaanswijze ligt besloten in de oude naam het Ronde Dorp van Breukelen. Wanneer de eerste mensen zich hier blijvend vestigden, is niet precies bekend. De Romein Plinius de Jongere, die in de tweede eeuw van onze jaartelling de Vecht afvoer, berichtte dat er langs de rivier zeer weinig en armzalig volk woonde, op hoogten die ze zelf aanlegdenGa naar eind1.; onzeker is echter of onder de woerden die hij waarnam zich ook ons oer-Breukelen bevond. Voor het Ronde Dorp van Breukelen werd een strategisch gunstige plek gekozen, aan de noordkant van een splitsing van de rivier de Vecht. De westelijkste van de twee rivierarmen heeft de vorm van een grote lus of meander en draagt thans achtereenvolgens (vanaf het splitsingspunt) drie verschillende namen: Danne, Kerkvaart en Aa. Deze rivierloop is de oudste en was gedurende de eerste twaalf eeuwen na Christus nog de belangrijkste. De oostelijkste rivierarm ontstond als de afsnijding van de oude meander. Tussen de beide rivierarmen lag een groot riviereiland met rivierklei. Op de Breukelse woerd lagen aanvankelijk slechts twee, loodrecht op elkaar staande wegen, een zuid-noord weg en een oost-west weg. Van deze twee was de oost-west weg, ongeveer evenwijdig aan de oudste rivierloop, in het begin de belangrijkste. Zij eindigde in een op de oeverwal gelegen bos met daarin de godentempel. Van de parallel aan de huidige Vecht lopende zuid-noord weg zou het deel vanaf het kruispunt naar het noorden later de Clapstraat gaan heten. | |||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||
De villa van BreukelenIn de zesde en zevende eeuw was het gebied langs de rivier de Vecht Fries. De Friezen hebben geschiedkundig een fors probleem nagelaten, want zij legden hun geschiedenis niet schriftelijk vast. Wat we over hen weten, is voornamelijk pas in de achtste eeuw opgeschreven, tijdens de Frankische tijd. Toen Breukelen nog deel uitmaakte van het Friese koninkrijk, was de meeste grond nog in handen van vrije boeren. Maar er was ook al een grootgrondbezitter, uit het geslacht van Ado, die over bijna de hele lengte van het gebied rond de rivier verspreid bezit wist te verwerven. De zevende eeuw was een onrustige tijd, want vanuit het zuiden deden de Franken herhaalde pogingen om hun rijk verder uit te breidenGa naar eind2.. Onder de steeds weer terugkerende dreiging van oorlog veranderde de sociale structuur rond Breukelen. Iedere vrije man was verplicht zijn koning in de strijd te volgen en moest zelf maar zien welke maatregelen hij nam voor de veiligheid van zijn achterblijvende gezin en bezittingen. Dat werd voor veel boeren een ondraaglijke last. Zo kwam menige kleine boer ertoe zijn stukje land af te staan aan de grootgrondbezitter. Meestal kreeg hij het daarna in pacht van hem terug. Weliswaar raakte de boer op deze manier economisch afhankelijk van de heer, werd hij een zogeheten horige, maar de heer had nu de taak een goed evenwicht te zoeken tussen zijn militaire verplichtingen jegens de koning en een afdoende bescherming van het thuisfront. Zo werd het grootgrondbezit overheersend. Om het toegenomen bezit in en rond Breukelen beter te kunnen beheren stichtte de grootgrondbezitter daar een villa of vroonhoeve, waarvan Attinga, uit het geslacht Ado, de hoofdbewoner of villicus werdGa naar eind3.. Zijn woning, de villa in engere zin, kwam langs de oudste van de twee rivierlopen te staan, tegenover de plek waar de tempel lag. In termen van nu: direct ten westen van het restaurant Het State Wapen/l'Escargot, waarin de Weyermanstichting op 22 augustus 1992 haar bijeenkomst hield. Die villa werd later meestal aangeduid als de Breukelerhof of de Hofstede De PoelGa naar eind4.. In 718 werd het gebied rond Breukelen definitief deel van het Frankische Rijk. Meteen kwamen toen ook de Christelijke geloofspredikers naar hier. Van de villicus en zijn familie, die een goede verstandhouding hadden met de Franken en open stonden voor het Christendom, kregen ze alle medewerking. Rond 720 preekte Bonifatius in Attingahem, zoals Breukelen toen werd genoemd, en verving hij hier de Friese godentempel door een kapel of kerk, die hij naar zijn gewoonte aan Sint Pieter wijddeGa naar eind5.. In de loop der eeuwen groeide dat godshuis uit tot de huidige dorpskerk. Twee keer trad er een splitsing op onder de erfgenamen van de villicus, die in de loop der tijd de familienaam Van den Poel waren gaan dragenGa naar eind6.. De eerste keer, in de vroeg-twaalfde eeuw, leidde dat tot de bouw van het kasteel Ruwiel, in het landelijk gebied aan de Aa, en het ontstaan van het adellijke geslacht Van Ruwiel (Van Ruele)Ga naar eind7.. De tweede keer, rond het midden van de dertiende eeuw, leidde de boedelscheiding tot de bouw van een tweede villa bij het dorp zelf, tussen de Clapstraat en de Vecht, ruim 200 meter ten noorden van het oude kruispunt van wegenGa naar eind8.. Daarmee nam de status van de Clapstraat natuurlijk aanzienlijk toe. Die Clapstraat was toen al deel van de doorgaande weg over land van Utrecht via Maarssen en Breukelen naar Loenen en verder. Voor het grootste deel volgde die weg de vermoede- | |||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||
lijk in de twaalfde eeuw aangelegde westelijke Vechtdijk. Bij Breukelen boog die dijk evenwel om het Ronde Dorp heen, waarbij wel de villa en de kerk binnendijks waren komen te liggen, maar het oude dorp buitendijks was gebleven. Het volgen van de zuid-noord weg door het dorp heen was korter, bood meer afwisseling en leidde langs de plaatselijke herberg en diverse handwerkslieden. De klap waaraan de Clapstraat zijn naam ontleende, was een tol met een klaphek, waar doorgaande reizigers tolgeld moesten betalen. | |||||||||||||||
Clapstraat afgedaald tot het niveau van een gewone dorpsstraatOmstreeks 1260 ontstond het geslacht Van Nijenrode, als afsplitsing van het geslacht Van RuwielGa naar eind9.. Nadat de Van Nijenrodes hun kasteel hadden gebouwd en andere zaken op orde hadden gebracht, begonnen ze aan het vestigen van een zo sterk mogelijke machtspositie in Breukelen en omgeving. Door huwelijken en aankopen wisten ze steeds meer bezittingen en rechten aan zich te trekken. Omstreeks 1365 trouwde Gijsbrecht II van Nijenrode met de erfgename van de Hofstede De PoelGa naar eind10. en bij een grote aankoop in 1474 werd Gijsbrecht III eigenaar van de villa aan de Clapstraat en alles wat daar toen aan toebehoordeGa naar eind11.. Het Breukelse machtscentrum lag daarna in kasteel NijenrodeGa naar eind12.. De villa aan de Clapstraat, aan de oostzijde waarvan toen vermoedelijk nog maar vier huizen stonden, werd in 1474 door Gijsbrecht III van Nijenrode in gebruik gegeven aan Geertruid Dorland, dochter van Gijsbrecht Dorland, die een erkende bastaardzoon was van Gijsbrecht II van NijenrodeGa naar eind13.. Daarna volgde een reeks van burgerbewoners. Het geslacht Van Nijenrode kende een groot aantal bastaardkinderen. In het algemeen werd er goed voor hen gezorgd, maar die zorg strekte zich in de regel niet nadrukkelijk ook uit naar de nakomelingen van die buitenechtelijke kinderen. Gewoonlijk assimileerden die geleidelijk in de gewone Breukelse bevolking. Veel dichter bij de dorpskern dan waar de villa lag, begon de woonbebouwing aan de Clapstraat na 1474 aanmerkelijk toe te nemen, vooral door toedoen van kleinkinderen van Henrick de bastaard van Nijenrode. Ook tussen hun huizen en de villa kwamen er enkele huizen bij. In totaal stonden er aan de oostzijde van de Clapstraat rond 1540 inmiddels dertien huizenGa naar eind14.. Daarna ging de woningverdichting nog verder. Door een en ander kreeg de Clapstraat steeds meer het karakter van een gewone dorpsstraat. | |||||||||||||||
Het Rampjaar 1672-1673Vanaf het midden van de zeventiende eeuw werd de Vechtstreek steeds populairder bij rijke Amsterdamse kooplieden en regenten. Velen van hen kochten er een boerderij, als buitenverblijf, of lieten nabij de Vecht een nieuw huis bouwen. Deze ontwikkeling werd ruw onderbroken. In 1672 viel het leger van de Franse koning Lodewijk XIV de Republiek binnen, waar het werd tegengehouden door de in werking gezette Waterlinie. Daardoor werd Breukelen een dorp in de Franse frontlinie. Nagenoeg de gehele bebouwing van Breukelen (met als belangrijkste uitzonderingen de als gevangenis gebruikte dorpskerk en de ridderhofstad Oudaen) werd door de | |||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||
bezettingsmacht vrijwel met de grond gelijk gemaaktGa naar eind15.. Ook de huizen aan de Clapstraat trof dat lot. Na dat Rampjaar volgde de wederopbouw. De meeste huizen werden op hun oude fundamenten weer opgetrokken, al of niet met enige vertraging. De oude villa aan de Clapstraat, die daarvoor nog als patriciërswoning in gebruik was, werd evenwel niet herbouwd. De vernielde Vechtbuitens werden, voor zover bekend, alle hersteld. Het stichten van nog steeds meer buitenhuizen langs de Vecht werd al spoedig weer hervat. Het beroemde boek De Zegepraalende Vecht, voor het eerst gepubliceerd in 1719, maakt duidelijk hoezeer in een halve eeuw ook rond Breukelen het landschap dicht bij de Vecht van karakter was veranderdGa naar eind16.. Ook diverse huizen tussen Clapstraat en Vecht waren nabij de rivieroever voorzien van een theekoepel. Maar verder had die straat toen nog in hoofdzaak het karakter van een dorpsstraat. Daarmee komen we in de tijd die u in het bijzonder interesseert, die waarin Jacob Campo Weyerman enkele jaren in Breukelen doorbracht. | |||||||||||||||
Een aantal bewoners van de Clapstraat in 1726-1727Uit de kohieren van de dorpslasten ‘ingaande primo Mey 1725 en te verschijnen ultimo April 1726’ en die van de twee jaar daarnaGa naar eind17. licht ik het volgende lijstje van bewoners van huizen in een deel van de Clapstraat:
De volgorde der huizen in deze ‘Uytzettinge van de Dorpslasten’ is van zuid naar noord. Minder dan de helft van deze bewoners van de Clapstraat was zelf eigenaar van het huis waarin zij zaten; de meesten waren huurders. Door deze gegevens te combineren met informatie uit het Archief Dorpsgerechten (Rijksarchief Utrecht) en het historisch archief van de Historische Kring BreukelenGa naar eind18. valt bij benadering na te gaan waar het huis waarin Weyerman woonde, moet hebben gestaan. | |||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||
De buitenplaats VroeglustIn de periode tussen 1732 en 1745 werd door een aantal aankopen het terrein gevormd waarop in 1747/48 de buitenplaats Vroeglust werd gesticht. Die aankopen van grond en huizen werden gedaan door François de Haan, koopman aan het Rokin te Amsterdam. In 1732 nam François de Haan drie huizen met erven, tuin en een ‘speelhuis’ (theekoepel), gelegen tussen de Clapstraat en de Vecht, over van de schilder en glasmaker Joost de Peijper. In een van die huizen woonde De Peijper zelf, in het tweede de weduwe De Haan en in het derde Gerrit de Slager. In 1737 kocht François de Haan het huis van de weduwe van Cornelis Jacobsz Rap. In 1745 werd François de Haan eigenaar van twee huizen die Steven Duym in 1731 had gekocht van Goosen Termey. Dat moeten de woningen zijn geweest waarin in 1725-1727 deze Goosen Termey en Sievert Bor woonden. In 1755 kocht François de Haan ook nog het huis van schipper Jan Dorland, dat laatstgenoemde eerder had overgenomen van schipper Jan van Munster; deze had het op zijn beurt in 1731 gekocht van timmerman Albert van Wees. Doordat de buitenplaats Vroeglust nog bestaat (thans Herenstraat 58), is de plek van zeven huizen uit het bovenstaande lijstje gelokaliseerd. Tussen 1880 en 1982 is de particuliere bewoning van Vroeglust onderbroken geweest en diende het de Rooms-Katholieke kerk als pastorie. In die tijd kreeg het aan de zijde van de Herenstraat een gevel die in niets doet vermoeden dat daarachter een voormalig Vechtbuiten schuil gaat. Vanaf de overzijde van de Vecht is gelukkig nog wel het een en ander van de vroegere luister te zienGa naar eind19.. | |||||||||||||||
Het noordelijke buurhuis van WeyermanIn 1724 werd het huis ten zuiden van het latere Vroeglust door de erfgenamen van Jan Cornelisz Scharley verkocht aan Jan van Rooijen. Als belendende huiseigenaren werden toen vermeld noord Goosen Termey en zuid schout Hendrick Block. Van Rooijen verkocht het in 1745 aan William van Dijk, maar het bleef nog tot 1746 verhuurd aan Cornelis Karshof. In 1725-1727 was het vermoedelijk ook een huurwoning. Misschien huurde Jan van der Puijl het toen van Jan van Rooijen. | |||||||||||||||
De huisbaas van WeyermanTen zuiden van Jan Cornelisz Scharley bezaten omstreeks 1715 de erfgenamen van Jacob de Lint een huis, waarvan de positie werd aangeduid als tussen Jan Cornelisz Scharley aan de noordkant en de weduwe van Bastiaan Odijk aan de zuidkant. Laatstgenoemde wordt in andere bronnen vollediger aangeduid als Geertrui Kelfkens, weduwe van Bastiaan van Odijck en eigenaresse van een veerschuit op AmsterdamGa naar eind20.. Haar kwamen we in ons lijstje van Clapstraatbewoners tegen als de zuidelijke buurvrouw van Jacob Campo Weyerman. In 1724 was dat huis niet meer in handen van de familie De Lint, maar van schout Hendrik Block. Hij verhuurde het; in 1724 aan Lambert Gerberts (die f 4,- dorpslasten moest betalen)Ga naar eind21., in het begin van 1725 nog aan Jan Kruyk en daarna gedurende 1725-1727 blijkbaar aan Jacob Campo Weyerman. | |||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||
Dit huis van Hendrik Block vulde niet de gehele perceeldiepte tussen Clapstraat en Vecht. Er was hier sprake van een dubbele bebouwing. Aan de oostkant van de Clapstraat lagen op dezelfde hoogte als waarop aan de Vecht het huis van Block stond, drie kleinere woningen. Hierin zullen ten tijde van Weyermans verblijf in Breukelen naar alle waarschijnlijkheid Van Scherpenzeel, Van der Croon en de familie Woudenberg gewoond hebben. Het door Weyerman van Block gehuurde huis was vanuit de Clapstraat bereikbaar via een steeg. | |||||||||||||||
Weyermans varende buurvrouwHoewel ik hierbij op dit moment voorzichtigheidshalve een voorbehoud maak, omdat de na-Middeleeuwse geschiedenis van de Clapstraat nog niet systematisch en uitputtend is bestudeerd, denk ik inzake het huis van Geertruid Kelfkens aan het huidige adres Herenstraat 42. Weduwen oefenden in vroeger eeuwen vaak een beroep uit door terwille van het behoud van een bestaansbasis in de voetsporen van hun overleden man te treden. Weyermans buurvrouw Geertrui (of Geertruyd) Kelfkens was evenwel niet door het lot maar door een bewuste benoeming schipperse op Amsterdam geworden. Dat gebeurde in 1708 bij besluit van de zeer geëmancipeerde Anna Pergens, weduwe van Johan Ortt I van Nijenrode. Geertruyd was toen nog de ‘huisvrouw van Bastiaen van Odyck’. Zij vervulde een open plaats die was ontstaan door het overlijden van schipper Hendrik Jansz BakkerGa naar eind22.. Geertrui was niet de enige in Breukelen die een beurtschip exploiteerde. Rond het midden van de achttiende eeuw telde Breukelen zes schippers, van wie er vier op Amsterdam en twee op Utrecht voerenGa naar eind23., een flink aantal voor een dorp met slechts ruim 200 huizen. | |||||||||||||||
De buitenplaats VreedegrondOp het terrein waarop het huis stond waarin Weyerman woonde, alsmede dat van zijn buurman aan de noordzijde stond, in 1778 het buitenplaatsje Vreedegrond. Dat buiten werd in dat jaar door het Haarlemse echtpaar Mr. Johannes Prince en vrouwe Elisabeth Rauwenhof (eerder weduwe en erfgenaam van de heer William van Dijk) verkocht aan de heer Jan Willem Bozee te Amsterdam. Het werd dus eerder dan 1778 gesticht, maar vrijwel zeker na de jaren waarin Weyerman in Breukelen woonde. Het stond aan de Vecht. Tussen Vreedegrond en de Clapstraat waren de drie kleinere huizen gehandhaafd. Het stichten van buitenplaatsen aan de Vecht vond langs de Clapstraat duidelijk later plaats dan in het buitengebied van Breukelen. Het kostte daar ook meer vanwege de aankopen die er voor moesten worden gedaan. In 1791 ging het buiten Vreedegrond door verkoop over op Christiaan van Tarelinck. Ten noorden van Vreedegrond woonde toen J. Craemer (op het buiten Vroeglust) en ten zuiden Willem Doornenwaard (op het adres tegenwoordig genummerd Herenstraat 42). | |||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||
In 1796 werd Vreedegrond eigendom van Joachim Sebastiaan Stroeck, in 1806 van Johannes Hobus. In 1818 gingen de eigendomsrechten via Hobus' schoonzoon Theodorus Henricus Abels over naar mevrouw Gerharda Mooyen, weduwe van W. Cnoop te Breukelen. Omstreeks 1875 was Vreedegrond er niet meer. Op de grond waarop het had gestaan werden toen arbeidershuizen gebouwd. In een daarvan woont thans de in Breukelen zeer populaire ‘ome’ Chris van Elk. Langs zijn huis loopt van de Herenstraat tot aan de Vecht nog steeds een naamloze steeg, die naar Breukelse traditie thans ‘de steeg van Chris van Elk’ wordt genoemd. Aan de Herenstraat staan voor de via deze steeg bereikbare arbeiderswoningen tot op de dag van vandaag drie, weliswaar verbouwde, maar in oorsprong toch enkele eeuwen oude pandjes (Herenstraat 48, 46 en 44). Aan de Vechtzijde van de steeg van Chris van Elk kan men nog een algemene indruk krijgen van hoe Weyerman ooit heeft uitgezien over de Vecht. Aan de overzijde van de Vecht lag toen de buitenplaats Watervoor. In de vorige eeuw werd die afgebroken, waarna op die plek het huis Villa Nova (Zandpad 45) is gebouwd. | |||||||||||||||
Wijziging van de naam Clapstraat in HerenstraatDe vervanging van vrij veel oude huizen door een veel kleiner aantal Vechtbuitens en de verhoging van het gemiddelde welstandsniveau van de Clapstraatbewoners betekenden een kwaliteitsverbetering van die straat. De naam Clapstraat of Klapstraat vond men toen niet meer zo geschiktGa naar eind24.. In plaats daarvan vond de naam Heere(n)straat ingang. Rond 1730 werd de naam Heerestraat reeds zo nu en dan gebruikt als synoniem van Clapstraat. Daarna was er lange tijd veelvuldig sprake van de Heere- of Clapstraat, totdat in de eerste helft van de negentiende eeuw de naam Clapstraat nagenoeg geheel in onbruik raakteGa naar eind25.. |
|