Weyerman over kunstkabinetten
Ter gelegenheid van de tentoonstelling ‘De Wereld binnen handbereik’ in het Amsterdams Historisch Museum (juni-oktober 1992) verscheen het boek De wereld binnen handbereik, Nederlandse kunst- en rariteitenverzamelingen, 1585-1735 onder redactie van E. Bergvelt en R. Kistemaker (Waanders Uitgevers, Zwolle). Dit rijk geïllustreerde werk bevat een 14-tal artikelen van diverse auteurs.
In het openingsartikel beschrijft Roelof van Gelder de groeiende populariteit van de kunstkabinetten in de Nederlanden. In het begin van de achttiende eeuw echter nam die af: collecties werden van de hand gedaan en er werd in toenemende mate denigrerend gesproken over rariteitenverzamelingen. Van Gelder (p. 27) citeert in verband met dit laatste De Rotterdamsche Hermes. In de aflevering van 6 maart 1721 steekt Weyerman de draak ‘met de wereldvreemde verzamelaars van schelpen, insekten en eieren, het uitschot van de natuur, waaronder waardeloze zaken voorkomen die geen “Nooteboome Kabinet” verdienen’.
De passage waar Van Gelder op doelt, beslaat 3½ pagina's en is reeds door André Hanou in zijn artikel ‘Een navolging van de Tatler in De Rotterdamsche Hermes’ onder de aandacht gebracht (Med. JCW 39 (1981), pp. 402-407). Het was zijn conclusie dat Weyerman bij het schrijven van zijn vertoog op zijn minst geïnspireerd was door zijn Engelse voorganger.
L. Snelders-Hanou