Boekbespreking
R.P.L. Arpots, Vrank en Vry, Johannes le Francq van Berkheij (1729-1812). Molenhoek 1990 (Diss. Nijmegen 1990). ISBN 90-9003619-9. Te bestellen door f 55,50 over te maken op postbanknummer 1959294 t.n.v. R. Arpots te Molenhoek.
Betje Wolff rekende in 1777 Johannes le Francq van Berkheij tot ‘misschien de eenigste ware Dichter die wij thans hebben’. Deelden velen in die tijd dit positieve oordeel, nu ruim 200 jaar later wordt Berkheij niet zozeer als dichter bewonderd maar geniet hij vooral bekendheid om zijn Natuurlijke Historie van Holland (9 dln., 1769-1811). Het leven van Berkheij heeft zich echter niet beperkt tot de dichtkunst en de natuurlijke historie.
Berkheij werd geboren in 1729 in Leiden, waar hij het grootste gedeelte van zijn leven zou doorbrengen. Hij verkeerde er in intellectuele en creatief-kunstzinnige milieus. Op zestienjarige leeftijd begon hij aan een apothekersopleiding; daarnaast schreef hij zich in bij de Leidse tekenacademie Ars Aemula Naturae. In Leiden deed hij allerlei belangrijke contacten op. Zo kwam hij via zijn tekenlessen in aanraking met de medicus Petrus Camper. Zijn aanzienlijke verzameling naturaliën trok de aandacht van enkele hoogleraren van de Leidse universiteit, die hem daarop verzochten beheerder te worden van het Kabinet van Natuurlijke Historie. Berkheij werkte hier nauw samen met de Zwitserse natuurkundige Allamand, hoogleraar in de wijsbegeerte en wiskunde, die hem stimuleerde tot het volgen van een universitaire studie. Berkheij rondde deze af in 1760 met een dissertatie over een botanisch onderwerp.
Intussen was Berkheij in 1756 lid geworden van het Leidse toneelgezelschap ‘Veniam pro laude’. De leden hiervan schreven zélf zinnespelen die ze later uitvoerden, organiseerden muziekavonden en schreven gelegenheidsgedichten. Het is in die omgeving dat Berkheij's dichterlijke aspiraties werden aangewakkerd. Zijn debuut was 't Bataafsch Athene; in drie herderskouten, dat verscheen in het jaar van zijn promotie. Het werk is een lofzang zowel op Leiden als op zijn hoogleraar medicijnen Adriaan van Roijen. De reacties op dit werk waren niet onverdeeld gunstig: vooral stijlfouten werden hem verweten.
In 1761 moest Berkheij, wegens huwelijksproblemen in opspraak geraakt, min of meer noodgedwongen naar Amsterdam vertrekken, waar hij zich vestigde als arts. Naast zijn werk zag hij kans mee te doen aan enkele prijsvragen op het gebied van de natuurlijke historie die door de Hollandse Maatschappij der Wetenschappen in Haarlem uitgeschreven werden. Een aantal malen lukte het hem daadwerkelijk een prijs te winnen. Vermoedelijk is het de prijsvraag ‘Wat is er tot nog toe over de natuurlijke historie van ons vaderland geschreven [...]’ waarop Berkheij antwoordde met een eerste ontwerp voor zijn Natuurlijke Historie van Holland, een soort handboek voor de natuurlijke historie met een geografische beschrijving van Holland gevolgd door observaties van de Hollanders: hun kleding, taalgebruik, omgangsvormen, vrijetijdsbesteding en rituelen. Door deze - weliswaar gekleurde en vaak op oudere publikaties over dit onderwerp gebaseerde - rake karakterisering is dit werk een rijke cultuurhistorische bron. Zo krijgen we aardige typeringen van bijvoorbeeld de Leidenaar, die bij het minste of geringste de straat oploopt als er een lege koets met zes paarden of een Hoogduitse jood passeert, en die veel morsiger is dan de nette Haarlemmer. Berkheij tekende in veel gevallen zelf de illustraties en schema's in dit boek. (In de Leidse universiteitsbibliotheek bevindt zich onder signatuur 638 E 1- 12 een exemplaar met handgekleurde illustraties waaruit blijkt hoe fraai ze zijn).
In 1773 treffen we Berkheij weer aan in Leiden, als lector verbonden aan de Leidse universiteit. Zijn lectoraat kwam tien jaar later door politieke uitlatingen in de knel. Al in 1766 had hij in Rhynlands wedspel duidelijk zijn orangistische sympathieën kenbaar gemaakt. Toen in 1783 door de patriotten in Leiden een vrijkorps werd samengesteld, keurde hij dit in een pamflet openlijk af. Gevolg: het patriots-gezinde universiteitsbestuur schorste hem. Een reeks processen volgde, waarbij onder anderen Willem Bilderdijk als zijn advocaat optrad. De hoge proceskosten dwongen Berkheij in datzelfde jaar tot verkoop van huis en bibliotheek. Z'n mond houden tegen de patriotten deed hij echter niet, integendeel. Anti-orangisten reageerden met felle tegenaanvallen en pesterijen, en omdat hij zijn schulden niet kon betalen, belandde hij in nieuwe processen. Zelfs zijn