Boekbespreking
Jozef Smeyers, Jozef de Wolf en zijn gevecht met ‘Den Geest der reden’. Brussel 1987. Cahiers van het Studiecentrum 18de-eeuwse Zuidnederlandse Letterkunde nr. 2, 29 pp.
Jozef Smeyers kiest als uitgangspunt van zijn beschouwing Den geest der reden, behelzende deftige aenvallen en overtuygingen tegen de onkundige leeraers, een ‘fel rationalistisch en antireligieus gekleurd werkje’. Dit anonieme geschrift, in 1777 zogenaamd in Amsterdam uitgegeven, schrijft Smeyers - in navolging van het gerucht en Gobbers - toe aan De Wolf. De toeschrijving krijgt bij Smeyers nieuwe fundamenten, hoewel ik niet zou willen beweren dat De Wolfs auteurschap niet meer betwist kan worden. Beweringen van tijdgenoten vormen geen sluitend bewijs, zij bevestigen slechts de hardnekkigheid van het gerucht.
Den geest der reden richt zich terloops tegen Ph. Bernaert, professor in de theologie aan het Gentse seminarie. De Wolf, die in 1774 tot priester gewijd werd, moet hem zeer gehaat hebben. Toch is Den geest der reden allerminst een ondubbelzinnige afrekening met Bernaert, evenmin is het de felle antireligieuze tirade, waarvoor de tekst soms gehouden wordt. Na een onbarmhartige rationele toetsing van religieuze waarden volgt immers een gedeelte, waarin van een dergelijke toetsing juist afstand genomen wordt. Alsof de lezer eerst tot scepsis wordt verleid om aldus verleid weer op het rechte pad gebracht te worden.
Of Den geest der reden een belangrijke literaire tekst is, kan op grond van Smeyers' studie moeilijk bepaald worden. Weliswaar wordt de tekst enkele malen geciteerd, maar dat biedt te weinig houvast. Erg imponerend kan ik het geciteerde - moeizaam betogende verzen - intussen niet vinden.
Literair slaagde De Wolf dan misschien niet, last kreeg hij alleszins - een onbedoeld succes.
Wie op grond van de titel mocht denken dat Smeyers vooral Den geest der reden onderzoekt, komt bedrogen uit. Smeyers, die zijn doelstelling wel erg impliciet laat, is op zoek naar echo's van de geruchtmakende tekst in later werk van De Wolf. Stellig hoopt hij daarmee - behalve De Wolfs auteurschap van Den geest der reden andermaal te bevestigen -de continuïteit in De Wolfs oeuvre aan te tonen. Een riskante onderneming, want wie Den geest wil horen, hoort soms al te gemakkelijk. Smeyers overtuigt niet altijd, omdat duister blijft hoe idiosyncratisch de Verlichting van Jozef de Wolf eigenlijk is. Waarin Smeyers zeker slaagt, is het portretteren van een schrijvend priester die de rede tracht te volgen zonder de godsdienst te hoeven opgeven. De vasthoudendheid van De Wolf, slechts matig gewaardeerd door de kerkelijke autoriteiten, doet sympathiek aan. Moed is een zeldzaam artikel, omdat het slecht betaald wordt.
De studie van Smeyers is even intrigerend en verwarrend als Jozef de Wolf zelf. Als introductie is dit Cahier niet geschikt - het zal ook anders bedoeld zijn, maar hoe anders wordt niet goed duidelijk. Een goede introductie biedt het artikel van W. Gobbers in Studia germanica gandensia 7 (1965). Wie die introductie gemist heeft, komt bij Smeyers in de problemen. Wie Gobbers gelezen heeft, zal bij Smeyers niet zo veel nieuws ontdekken.
Nogal onpraktisch lijkt mij het ontbreken van een goede bibliografie, dat wil zeggen met vermelding van vindplaatsen. Gobbers laat zijn lezers minder in het ongewisse: voor de meeste werken van De Wolf is de U.B. Gent de vindplaats. Voor de kritische lezer is het evenmin mogelijk Smeyers steeds te volgen in psychologiserende karakteristieken, bijvoorbeeld waar hij ‘een stuk persoonlijke, pijnlijke levenservaring’ vermoedt bij regels van De Wolf, die waarachtig niet zo persoonlijk zijn. Intrigerend blijft de figuur Jozef de Wolf. De belangstelling voor leven en werk van deze ‘verlichte’ priester wordt door Smeyers' studie zeker gewekt. Wat ligt meer voor de hand dan de uitgave van Den geest der reden als een van de volgende Cahiers? Een uitgave van De klap-bank der heeren en De klap-bank der juffers - beide ook in de K.B. Den Haag zou daarop mogen volgen.
Blijkens een folder van het studiecentrum is Smeyers' studie inmiddels ‘uitgeput’, hopelijk vinden Smeyers c.s. voldoende energie om hun zo charmante reeks voort te zetten.
Peter Altena