Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 13
(1990)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een mager boek doorspekt met het vet van andere schrijvers. Robert Burtons The Anatomy of Melancholy als bron van Vermakelyk Wagen-praatje van Jacob Campo Weyerman.Ga naar eind1.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hearers. They will rush into all learning, togatam, armatam, divine, human authors, rake over all indexes and pamphlets for notes, as our merchants do strange havens for traffic, [...] As apothecaries we make new mixtures every day, pour out of one vessel into another; and as those old Romans robbed all the cities of the world to set out their bad-sited Rome, we skim off the cream of other men's wits, pick the choice flowers of their tilled gardens to set out our own sterile plots. Castrant alios ut libros suos per se graciles alieno adipe suffarciant (so Jovius inveighs): they lard their lean books with the fat of others' works. Ineruditi fures, etc.Ga naar eind7. Dit fragment is afkomstig uit The Anatomy of Melancholy (1621) van Robert Burton. De schrijver fulmineert in de inleiding van dit boek tegen letterdieven, en dat heeft Weyerman blijkbaar aangesproken. Voor de bezorgers van Baron van Syberg (1733) zal Burton geen onbekende zijn, alleen, daar betrof de ontlening (vooralsnog) één alineaGa naar eind8., terwijl in het Vermakelyk Wagen-praatje één-tiende deel van de tekst gebaseerd is op Burtons boek. Voordat ik iets over die ontleningen zeg, wil ik eerst iets meer vertellen over The Anatomy of Melancholy. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Robert Burton en The Anatomy of MelancholyOver het leven van Robert Burton (1577-1640) valt weinig te vertellen. Het speelde zich in alle rust af aan de universiteit van Oxford, waar hij zich in 1599 als student liet inschrijven, en in 1614 zijn academische graden (in de theologie en de wijsbegeerte) behaalde. Burton werd in 1616 als ‘vicar’ (predikant) van St. Thomas Church aangesteld. Verder moet hij bibliothecaris zijn geweest van zijn ‘College’ Christ Church - een passende bezigheid voor een man die, volgens eigen zeggen, zijn tijd grotendeels doorbracht in zijn studeerkamer, temidden van zijn boeken (Burtons privé-bibliotheek bevatte zo'n tweeduizend titels). Die belezenheid vindt haar neerslag in het boek, waaraan hij een groot deel van zijn leven schrijvend en herschrijvend besteedde: The Anatomy of Melancholy. The Anatomy of Melancholy (1621) is zijn enige werk, afgezien van wat Latijnse gelegenheidsgedichten en een satirische komedie, Philosophaster (1615), eveneens in het Latijn. The Anatomy of Melancholy is een aaneenrijging van citaten uit allerhande literatuur, een compilatie van de toen beschikbare kennis met betrekking tot wat Burton ‘melancholie’ noemt. Deze melancholie blijkt ook de belangrijkste drijfveer te zijn tot het schrijven van zijn boek, conform Burtons opmerking: ‘I write of melancholy, by being busy to avoid melancholy. There is no greater cause of melancholy than idleness, “no better cure than business”’Ga naar eind9., zodat we het boek rustig als zijn levenswerk kunnen beschouwen. Burton werd beroemd met dit boek: de drukgeschiedenis illustreert dat. Tijdens zijn leven verschenen er maar liefst vijf drukken van deze folio-pil (de moderne pocket-editie, in zakbijbelformaat, telt meer dan duizend pagina's). Na Burtons dood kwamen er - in iets langzamer tempo - nog drie herdrukken, de laatste in 1676. Gedurende de rest van de zeventiende en de gehele achttiende eeuw werd The Anatomy of Melancholy niet meer herdrukt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gezien deze drukgeschiedenis lijkt The Anatomy of Melancholy een vergeten boek in de ‘eeuw’ van Weyerman. Toch is dit niet helemaal waar: een dagboeknotitie van een zekere Thomas Hearne uit 1734 (de tijd van Baron van Syberg en het Vermakelyk Wagen-praatje) leert dat The Anatomy of Melancholy weliswaar ‘disregarded’ was, en voor een prikje te koop, maar zeker niet vergeten: het boek wordt ‘a common-place for filchers’ genoemd. Een heel beroemde ‘lener’ van The Anatomy of Melancholy is Laurence Sterne, die het boek ‘geplunderd’ moet hebben voor zijn Tristram Shandy (1760). Gevallen van later datum zijn The Essays of Elia van Charles Lamb, en van de andere Romantici: Keats' Lamia, Miltons Il Penseroso.
The Anatomy of Melancholy is op het eerste gezicht een encyclopedisch handboek voor psychische noodgevallen. De titel belooft een volledig overzicht op het terrein van melancholie: What it is, with all the kinds, causes, symptomes, prognostickes & severall cures of it. En inderdaad, in de drie delen van het boek behandelt Burton dat allemaal uitgebreid: ‘diseases in general, diseases of the mind, anatomy in general, anatomy of the soul, definition of melancholy, causes, symptoms of melancholy’, zo luiden de titels van de desbetreffende paragrafen in deel één. Deel twee van het boek is helemaal gewijd aan de verschillende ‘cures’ van melancholie. Deel drie geeft een speciaalstudie van ‘love melancholy’. De overzichtelijke indeling van het boek, de genummerde paragrafen en de uitgebreide synopsis aan het begin van elk deel beloven een gestructureerd overzicht te geven van deze ziekte. Burton zag The Anatomy of Melancholy blijkbaar ook als medisch naslagwerk: hij beweert in zijn inleiding dat hij dit boek schreef om zichzelf te genezen van melancholie en ook om anderen die door deze ziekte gekweld worden, te helpen. Maar het valt mee: tijdens het lezen van The Anatomy of Melancholy blijkt dit handboek een zeer leesbare bloemlezing te zijn van (vak)literatuur. Het aardige is dat Burton, in zijn drang naar volledigheid, iedereen aan het woord laat die iets over zijn onderwerp heeft geschreven. En omdat Burton melancholie heel breed opvat, komt ook bijna iedere - toen bekende - schrijver aan het woord. Dat daarin de klassieken een belangrijke plaats innemen, zal niemand verwonderen, maar Burton citeert ook moderne schrijvers, zoals Shakespeare en Camden. Melancholie kan van alles inhouden: hallucinaties, zonnesteken, verliefdheid, rouw, jaloezie, geloofstwijfel, voedselvergiftiging etcetera. Burton behandelt als mogelijke oorzaak van melancholie onderwerpen als ‘loss of liberty’, ‘death of friends’, ‘poverty and want’, maar ook - heel modern - een moeilijke jeugd; en-heel eigentijds - de stand der sterren, de invloed van boze geesten en de ongezonde lucht die bijvoorbeeld rond Venetië heel wat ellende veroorzaakt. Burton komt op deze manier bij de meest bizarre onderwerpen terecht. Zijn betoog onderbreekt hij voortdurend met allerlei merkwaardige anecdotes, verhalen, voorbeelden, spreuken en gedichten. Karakteristiek voor The Anatomy of Melancholy is de rijkdom aan citaten. In elke paragraaf discussieert Burton met tientallen andere schrijvers. Het mag dan ook geen wonder heten dat The Anatomy of Melancholy ook in later eeuwen nog zo populair was: het werd als onmisbaar beschouwd bij het maken van een belezen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
indruk in conversatie en schrijfwerk. Maar ook vanwege het leesplezier werd The Anatomy of Melancholy gewaardeerd. Samuel Johnson beschouwde het boek als ‘the perfect bedbook’, en het is meer dan dat. The Anatomy of Melancholy gaat over alles wat menselijk is, en Burtons persoonlijke, ironische kijk op de ongemakken en ondeugden van de aardbewoners, helemaal in de stijl van Democritus, de lachende filosoof, maakt het tot een plezier om te lezen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ontleningen in het Vermakelyk Wagen-praatjeWat een opluchting: Weyerman is niet de enige ‘lener’ van The Anatomy of Melancholy geweest, en sterker nog, we kunnen hem nu schikken onder beroemdheden als Sterne en Keats. Hoewel The Anatomy of Melancholy - in ieder geval in de zeventiende eeuw - niet vertaald is, en ik ook nog geen andere ontleningen aan The Anatomy of Melancholy ben tegengekomen, is het, gezien Weyermans belangstelling voor de Engelse letteren, niet zo vreemd dat Burtons boek in zijn werk is opgedoken. Misschien heeft Weyerman, tijdens één van zijn reizen naar Engeland, goedkoop een exemplaar op de kop kunnen tikken - misschien had een boekhandelaar(!) het hem wel aanbevolen: The Anatomy of Melancholy was in de achttiende eeuw immers gedevalueerd tot verantwoord citatenboek. Weyerman gebruikt The Anatomy of Melancholy op verschillende manieren: allereerst als citatenboek, als hij de Latijnse citaten waarmee de reizigers in het Vermakelyk Wagen-praatje hun gesprekken opsieren, via The Anatomy of Melancholy in zijn boekje terecht laat komen. Van de andere manier van ontlenen heb ik al een voorbeeld laten zien: de tekst van Burton wordt daarbij vertaald, of liever: bewerkt, en komt (soms wel, soms niet) met Latijns citaat en al terecht in het Vermakelyk Wagen-praatje. Deze manier van ontlenen is van meer inhoudelijke aard. Weyerman gebruikt The Anatomy of Melancholy, behalve als citatenboek, ook als medisch naslagwerk en als satirische bron. Al deze vormen van ontlening zullen nu wat uitgebreider aan de orde komen. Ik wil aan de hand van een schema, een indruk geven van Weyermans manier van werken. Tegelijk wordt deze nieuwe informatie verwerkt in opmerkingen over de annotaties van Gérardine Maréchal in haar uitgave van het Vermakelyk Wagen-praatje. Het schema hieronder geeft een volledig overzicht van de parallellen tussen Weyermans tekst en die van Burton. Elke passage is ‘genummerd’ met een letter; ik zal daarmee steeds verwijzen. In de tweede kolom staan de pagina's van de recente uitgave van het Vermakelyk Wagen-praatjeGa naar eind10. waar de desbetreffende passage is te vinden. In de derde kolom staan de vindplaatsen in The Anatomy of Melancholy van de uitgave van 1676Ga naar eind11., de meest contemporaine die tot mijn beschikking was. In de vierde kolom tenslotte staan de pagina's vermeld van de moderne pocket-editie van H. JacksonGa naar eind12.. De afkorting SP verwijst naar de Satyricall Preface in The Anatomy of Melancholy. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
The Anatomy of Melancholy als medisch naslagwerk
Aan het begin van het Vermakelyk Wagen-praatje staan ontleningen, die afkomstig zijn uit de paragrafen ‘Concerning the patient’ (2.1.4.2), ‘Of Physic which cureth with medicines’ (2.4.1.1) en ‘Precious stones, metals, minerals, alteratives’ (2.4.1.4). Zoals de titels al aangeven, is het onderwerp van deze paragrafen de geneeskunde. Weyerman gebruikt de informatie uit Burtons boek voor zijn discussie aan het begin van het Vermakelyk Wagen-praatje, waarin dokters en kwakzalvers over de hekel gehaald worden (p. 31-79). Deze discussie is begonnen met de klacht van de dame over ‘pyn aan het hart’. De oudste heer in het reisgezelschap biedt haar daarop wat ‘goudpoeder’ aan, en de dame knapt zienderogen op. De jongste heer informeert dan spottend of dat drinkbaar goud niet zo'n kwakzalversmiddel is, waar de boekhandelaren tegenwoordig de kost mee verdienen. Daarmee is het thema van Vermakelyk Wagen-praatje geïntroduceerd: de verkoop van kwakzalversmiddelen door boekhandelaren, het hoofdonderwerp van de satire. En de ruzie tussen de beide heren is begonnen. De oudste heer voelt zich geroepen om zijn goudpoeder, en de kwakzalvers te verdedigen door de geneesheren aan te vallen. Daarna is het de beurt van de jongste heer, die de geneeskunde verdedigt en op zijn beurt de kwakzalvers | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Illustratie van E. McKnight Kauffer uit The Anatomy of Melancholy, ed. London, The Nonesuch Press, 1925
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aanvalt. Weyerman gebruikt in deze discussie fragmenten uit bovenstaande paragrafen uit The Anatomy of Melancholy (passage A, B, C, D en G). Deze ontleningen (in ieder geval A, B, C en D) zijn goed te herkennen in de discussie, omdat ze afwijken van de rest van de argumentatie van de beide heren (die vooral uit denigrerende opmerkingen en sterke verhalen bestaat, met andere woorden: satirisch van aard is) door hun serieuze toon en vertoon van geleerdheid. De redenaties van de beide heren zijn globaal gesproken (zie schema hieronder) op dezelfde manier opgebouwd:
Eerst geven ze een wetenschappelijk referaat ten beste over oorsprong en geschiedenis van de geneeskunde (uiteraard met verschillende visies), gevolgd door nog wat losse argumenten; dan illustreren ze hun standpunt met voorbeelden van dokters en kwakzalvers. Zulke ‘colleges’ zijn natuurlijk heel passend voor ‘twe over rype Heren, beyde mannen van studie, beleezenheid, en ervarenheid’, maar we herkennen de stijl van Weyerman toch meer in de
De reden hiervan is duidelijk: Weyerman vertaalt in deze referaten min of meer letterlijk Burtons tekst. Ter illustratie geef ik hier de ‘originele’ tekst van passage A en B, de bron van de referaten van de oudste en de jongste heer op pagina 40-43 en pagina 57 van het Vermakelyk Wagen-praatje: The devil himself was the first inventor of it: Inventum est medicina meum, said Apollo; and what was Apollo, but the devil? The Greeks first made an art of it, and they were all deluded by Apollo's sons, priests, oracles. If we may believe Varro, Pliny, Columella, most of their best medicines were derived from his oracles. Aesculapius his son had his temples erected to his deity, and did many famous cures; but, as Lactantius holds, he was a magician, a mere impostor, and as his successors, Phaon, Podalirius, Melampus, Menecrates (another god), by charms, spells, and ministry of bad spirits, performed most of their cures. The first that ever wrote in physic to any purpose was Hippocrates, and his disciple and commentator Galen, whom Scaliger calls fimbriam Hippocratis; but as Cardan censures them, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
both immethodical and obscure, as all those old ones are, their precepts confused, their medicines obsolete, and now most part rejected. I acknowledge it a most noble and divine science, insomuch that Apollo, Aesculapius, and the first founders of it merito pro diis habet, were worthily counted gods by succeeding ages, for the excellency of their invention. And whereas Apollo at Delos, Venus at Cyprus, Diana at Ephesus, and those other gods, were confined and adored alone in some peculiar places, Aesculapius had his temple and altars everywhere, in Corinth, Lacedaemon, Athens, Thebes, Epidaurus, etc., as Pausanius records, for the latitude of his art, deity, worth and necessity. Vanwege de Burtoniaanse afkomst van deze fragmenten wordt nu bijvoorbeeld het epithethon ‘duivels’ van de god Apollo, uitvinder der geneeskunde, begrijpelijk. Als zeventiende-eeuwse dominee beschouwt Burton de heidense god uiteraard als een duivelse geest. In zijn hoofdstuk Religious Melancholy beweert hij bijvoorbeeld ook dat de voorspellingen van de Griekse orakels werken van de duivel zijn. Bij het vergelijken van de beide teksten blijkt dat Weyerman af en toe een loopje neemt met de tekst van Burton. Zo verandert hij Burtons citaat uit Lactantius over Aesculapus ‘he was a magician, a mere impostor’ in ‘die Eskulaap [was] nog groter Tovenaar als Doktor Faust’. En de ‘sommigen’, die Galeen (Galenus) de ‘zelfkant van Hippocrates’ noemen, blijken een plurale tantum te zijn van Scaliger, die Galenus inderdaad fimbriam Hippocratis noemt.
De hoeveelheid vertaalde tekst is niet zo groot, maar over de invloed van deze passages op inhoud en structuur van dit gedeelte van het Vermakelyk Wagen-praatje valt wel iets meer te vertellen. Deze twee passages zijn gelicht uit paragraaf 2.4.1.1 en dat blijkt een belangrijke paragraaf te zijn voor de discussie in het Vermakelyk Wagen-praatje. Burton voert in die paragraaf een debat op tussen de voor- en tegenstanders van ‘Physic, which cureth with medicine’. Die ‘medicines’ zijn ‘Pharmaceutics’, medicijnen door apothekers gemaakt op basis van mineralen en metalen. Goed beschouwd zijn deze medicijnen de voorlopers van onze moderne geneesmiddelen, vervaardigd door de farmaceutische industrie. Geen punt van discussie tegenwoordig (hoewel...) maar in Burtons tijd lag dat blijkbaar anders. Burton laat eerst de tegenstanders aan het woord komen (‘many cavil at this kind of physic’), dan verklaart hij zichzelf voorstander (‘I acknowledge it a most noble & divine science’), tenslotte besluit hij met een gematigd standpunt (‘this kind of physic is very moderately and advisely to be used’). De overeenkomst van Burtons discussie met die van Weyerman is opvallend. Weyerman legt de oudste heer de woorden van de tegenstanders van Burton in de mond (A), de jongste heer die van de voorstanders (B). Verder ‘ontkent’ de jongste heer een argument (het citaat van Plinius) van de tegenstanders, door hem voor gek te verklaren (C). Weyerman heeft zich, wat deze passages betreft, keurig aan Burtons scheiding tussen voor- en tegenstanders gehouden. Zo keurig, dat ik aanneem dat deze discussie in paragraaf 2.4.1.1 hem op het idee gebracht moet hebben om een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soortgelijke discussie te beginnen in het Vermakelyk Wagen-praatje. Gezien het thema van het Vermakelyk Wagen-praatje, de verkoop van kwakzalversmiddeltjes door boekhandelaren, is het niet echt nodig om nog iets over artsen te zeggen. Zij krijgen in de rest van het boekje dan ook heel weinig aandacht. De reden dat Weyerman de artsen er nu toch bij sleept in deze discussie, ligt in het feit dat hij een passende ‘tegenpartij’ nodig heeft. Een ander argument voor deze stelling: in ander werk van Weyerman zijn dokters en kwakzalvers één pot nat wat hem betreft. En eigenlijk blijkt ook in het Vermakelyk Wagen-praatje, uit de verhalen over Woodward, Bombast en Dubelair, dat dokters en kwakzalvers niet voor elkaar hoeven onder te doen. De uitslag van het twistgesprek tussen de beide heren luidt: onbeslist. Het was Weyerman er in deze schijn-discussie blijkbaar alleen om te doen beide partijen, dokters en kwakzalvers, zoveel mogelijk zwart te maken. Toch speelt hij ze tegen elkaar uit, en de afhankelijkheid van deze discussie aan die van Burton is volgens mij de reden daartoe.
Laten we Burtons onderwerp van discussie en dat van Weyerman eens vergelijken. Heeft Weyerman er goed aan gedaan zich op Burton te baseren, en is de overenting geslaagd te noemen? Ikzelf vind wat dat laatste betreft alvast van niet. Als Weyerman The Anatomy of Melancholy als medisch naslagwerk heeft gebruikt, dan is zijn informatie verouderd, het onderwerp dat hij koos niet geschikt en bovendien heeft hij Burtons stof niet begrepen, althans niet correct gevolgd. Ten eerste vind ik het nogal vreemd dat een voorstander van kwakzalvers zo afgeeft op de goden van de geneeskunde (het referaat van de oudste heer, op p. 40vv.) Dat is volgens mij een schijntegenstelling: zowel artsen als kwakzalvers zijn twee loten aan dezelfde stam. De oudste heer overtuigt mij dan ook meer van zijn voorkeur voor de kwakzalvers, wanneer hij aan het einde van zijn betoog een samenvattende vergelijking geeft tussen dokters en kwakzalvers (p. 54, 55). Daarin gebruikt hij geen ‘wetenschappelijke’ argumenten, maar ‘sociale’, en het verschil is meteen duidelijk: de rijke ‘Stads Eskulapen’, de artsen dus, laten zich goed betalen, terwijl de arme ‘Theatrale Marktdoktooren’ goedkoop zijn. Maar de kwakzalvers zijn door de ervaring die ze hebben, veel kundiger dan de heren artsen, die ‘de kranken byspringen met voorschriften, ter loops nageschreven uyt de aloude of uyt de hedensdaagsche Medicynboeken, zonder de aldergeringste ervarenheid, keus, nog oordeel’Ga naar eind13.. Een volgend punt waardoor de discussie in het Vermakelyk Wagen-praatje er niet duidelijker op wordt, is het feit dat de oudste heer, degene die het goudpoeder heeft aangeboden, in zijn verdediging daarvoor een tegenstander van medicijnen blijkt te zijn! Op pagina 43-45 gebruikt hij namelijk weer een aantal argumenten uit Burtons paragraaf 2.4.1.1, de argumenten van de tegenstanders van de geneeskunde (en dus ook medicijnen, of ‘Pharmaceutics’). De voorkeur van de oudste heer gaat uit naar ‘Moeder Natuur’, beter dan ‘alle de hedensdaagsche Recipes en Decipes onzer gedoodverfde geneesheren’Ga naar eind14.. Zijn ideaal is de ‘vierkanten boer’, die geen ander medicijn gebruikt dan een ‘dagelyksche oeffening, en een gestadige matigheid in spys en drank’Ga naar eind15.: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
the country people use kitchen physic, and common experience tells us that they live freest from all manner of infirmities that make least use of apothecaries' physicGa naar eind16. Verder spreekt de oudste heer zijn afkeur uit over de ‘Heeren, die gantsche Artzenywinkels innemen’ waardoor ‘'s Menschen lighaam’ verzwakt', net zoals ‘het tin verslyt door het dagelyks met loog te schuuren’Ga naar eind17.: [...] many are overthrown by preposterous use of it, and thereby get their bane, that might otherwise have escaped [...] Because there be no such medicines which do not steal away some of our strength, and rob the parts of our bodyGa naar eind18. De citaten hierboven maken duidelijk dat ook deze argumenten afkomstig zijn uit The Anatomy of Melancholy, paragraaf 2.4.1.1. Weyerman had ze beter achterwege kunnen laten, want de afkeer van de oudste heer van medicijnen is in tegenspraak met zijn gebruik van het goudpoeder, een ‘Pharmaceutic’ bij uitstek, volgens Burton tenminste. Deze veroordeelt dit ‘aureum potabile’ (letterlijk: het drinkbaar goud) aan de hand van citaten uit Erastus, vanwege ‘the corrosive waters which are used in it’Ga naar eind19. (inderdaad is goud alleen op te lossen in sterke zuren, bijvoorbeeld zwavelzuur!). Het goudpoeder van de oudste heer in het Vermakelyk Wagen-praatje is waarschijnlijk anders van samenstelling: het wordt opgelost in ‘onvervalschte Kurasssou Brandewyn’ en richt verder geen schade aan. Maar om terug te keren tot het punt van discussie: Weyerman had, als hij zich consequent aan Burtons betoog had willen houden, de oudste heer beter een kruidendrankje kunnen laten aanbieden. De laatste inconsequentie in de discussie: de jongste heer kraakt de kwakzalvers af in de figuur van Bombast (G), die zich ook al van ‘overgehaalde mineralen’ bedient, onder andere van het ‘drinkbaar goudt’Ga naar eind20.. Maar op deze manier veroordeelt de voorstander van geneeskunde het gebruik van de bijbehorende medicijnen, en dat klopt niet. Wel reageert de jongste heer hiermee adequaat op het medicijn van zijn tegenstander (hij keurt met dit verhaal het drinkbaar goud af), maar zoals we al gezien hebben, was dat goud van een ander soort. Weyerman gebruikt Burtons scheldkannonade tegen Paracelsus hier voor het karakteriseren van de kwakzalver Bombast: Ja hy [Bombast] dreygt het vuur uyt den Hemel te zullen halen, gelyk Prometheus [...] hy snorkt dat een droppel van zyne overgehaalde mineralen, meer velds zal aflopen in de domeynen der qualen, als een once van de geneesmiddelen der ordinare Geneesheren. Ook scheld hy de Medikamenten der Nederlandsche Doktoren, voor weeragtige walgelyke dranken, onregelmatige pillen, en paardesmeden poeders, welke zelfs den Cykloop Polifeem de hairen te berge zoude doen ryzen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Paracelsus and his chemistical followers, will fetch fire from heaven, will cure all manner of diseases with minerals [...] He brags, moreover, that he was primus medicorum, and did more famous cures than all the physicians in Europe besides, ‘a drop of his preparations should go farther than a dram or ounce of theirs’, those loathsome and fulsome filthy potions, heteroclitical pills (so he calls them), horse medicines, ad quorum aspectum Cyclops Polyphemus exhorresceret. Het zal duidelijk zijn dat Weyerman zich niet veel heeft bekommerd om Burtons inhoud. Hoewel de discussie in het Vermakelyk Wagen-praatje het karakter heeft van een wetenschappelijk debat, snijden de argumenten geen hout. De beide heren weten niet waar ze het over hebben als ze over de geneeskunde praten. Blijkbaar stond Weyerman Burtons discussie niet duidelijk voor ogen, en heeft hij her en der wat argumenten uit The Anatomy of Melancholy overgenomen om zijn discussie in het Vermakelyk Wagen-praatje een geleerd tintje te geven. Het ging Weyerman dan ook niet om de inhoud van Burtons boek. De discussiestructuur van paragraaf 2.4.1.1 heeft hem echter wel tot voorbeeld gediend. Weyerman maakt van Burtons tegenstander van ‘pharmaceutics’ een dokterhater (de oudste heer), en van Burtons voorstander een kwakzalverhater (de jongste heer). De meest in het oog springende tegenstellingen nam hij eruit over, met de meest algemene argumenten. De details in de discussie (wel wetend dat zijn publiek niet zat te wachten op de finesses van een verjaard debat over minerale medicijnen) gebruikt Weyerman zonder zich om de inhoud te bekommeren - wat de discussie in het Vermakelyk Wagen-praatje er niet duidelijker op maakt. Het ging Weyerman wat Burtons boek betreft om zijn aardige voorbeelden (bijvoorbeeld de onverwacht negatieve uitspraak van PliniusGa naar eind21. over de geneeskunde (C), toch een autoriteit op dat gebied) en om zijn taal. Weyerman neemt bijvoorbeeld de alliteratie over van Burtons ‘loathsome and fulsome filthy potions’ (G) en vertaalt het als ‘weeragtige walgelyke dranken’, waarna hij de ‘horse medicines’ eveneens laat allitereren: ‘paardesmeden poeders’. Waar Weyerman Burtons tekst te serieus vindt, maakt hij deze wat smeuïger door zelf wat onzin in te lassen. Op deze manier van vertalen en bewerken kom ik straks nog terug. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
The Anatomy of Melancholy als satirische bronDe andere ontleningen in het Vermakelyk Wagen-praatje zijn, afgezien van enkele uit het hoofdstuk ‘Religious Melancholy’, allemaal afkomstig uit het voorwoord van Burtons boek, ‘Democritus Junior to the Reader’, ook wel Satyricall Preface genoemd, naar het satirische gedeelte ervan. De ontleningen van Weyerman concentreren zich rond een paar pagina's van juist dat satirische gedeelte. Deze Satyricall Preface heeft een speciale functie in The Anatomy of Melancholy. Burton wil hier zijn lezers van de noodzaak van zijn boek overtuigen door vast te stellen dat de melancholie een kwaal is van de gehele mensheid: ‘All the world is melancholy, or mad, dotes, and every member of it’. Verrassend is de betekenisverschuiving melancholie-dwaasheid: ‘Folly, melancholy, madness, are but | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
one disease, delirium is a common name to all’. Deze gelijkschakeling stelt Burton in de gelegenheid om een eersteklas satire op de dwaasheid van het mensdom te leveren, te vergelijken met Erasmus' Lof der Zotheid. Burton start een ‘brief survey of the world’, waarin hij zich in de positie plaatst van Democritus, de filosoof die lachte om de gebreken der mensheid, en waarin hij als in een theater elke keer weer een nieuwe vorm van dwaasheid laat opkomen. Na een korte uiteenzetting over het ontstaan van de dwaasheid laat Burton zien waar ze allemaal is te vinden: in de kerken, het krijgsbedrijf en de rechtszaal. Dan gaat hij verder met dwaasheid in het algemeen. Het gedrag van de mensen is gebaseerd op geldzucht en eigenliefde. Iedereen probeert zich mooier voor te doen dan hij is, en past zich aan bij alles en iedereen waar maar profijt is te halen. Van alle dieren, zo beweert Burton, lijkt de mens nog wel het meest op een kameleon. ‘What dost thou think Democritus would have done, had he been spectator of these things? Sure I think he would break the rim of his belly with laughter’, is Burtons commentaar hierop. Hij voegt de daad bij het woord en geeft een aantal voorbeelden van mensen die niet zijn wat ze lijken, omdat ze zich bevinden in een dwaze, een omgekeerde wereld: To see a servant able to buy out his master, him that make shoes go barefoot himself [...]. To see a man turn himself into all shapes like a chameleon, or as Proteus [...] to act twenty parts and persons at once for his advantage [...] to rage like a lion, bark like a cur, fight like a dragon, sting like a serpent [...] to be a wise man at home, a fool abroad to make others merryGa naar eind22.. Burton besluit dit algemeen overzicht met een drietal argumenten voor de stelling dat iedereen dwaas is, en toont met bijbelteksten en theologische geschriften aan dat het niet anders kan, of ‘young, old, middle age, all are stupid, and dote’. De enige wijze op aarde is een Stoïcijn (‘For he is wise that can command his own will’), maar niemand beantwoordt aan dat ideaal. Burton ‘could produce such arguments till dark night’; daarom laat hij zijn ‘bewijzen’ rusten en gaat verder met speciale vormen van melancholie: die van planten (helleborus), metalen (lood), dieren (vogels in kooien), koninkrijken (een ‘zieke’ staat). Ook de staat Engeland is melancholiek, en nadat Burton een beeld heeft gegeven van de dwaasheid van zijn vaderland, en de dwaasheid van de naties in het algemeen (chauvinisme) besluit hij zijn satirisch overzicht. Burton start nu, bij wijze van tegenvoorbeeld, een beschrijving van zijn ideale staat, ‘a new Atlantis, an Utopia of mine own’. Maar dat hoort al niet meer tot het satirische gedeelte van Burtons voorwoord. Weyerman vond - uiteraard - alleen dit satirische stuk interessant en hij neemt er behoorlijk wat tekst uit over. In het Vermakelyk Wagen-praatje concentreren zich de ontleningen op drie plaatsen: nadat de reizigers uitgeruzied zijn over het verschil tussen geneesheren en kwakzalvers, pakken ze gezamenlijk de feilen van boekhandelaren aan. Aan het slot van deze samenspraak geven ze aandacht aan de verkoop van kwakzalversmiddelen. Ze bespotten de boekhandelaren en hun klanten, en maken ze belachelijk met behulp van vergelijkingen uit de literatuur. Voor die literatuur baseert Weyerman zich op Burton (H-L). Nadat de heren uitgelachen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn, vinden ze het tijd om de echtelieden van deze ‘Marriage a raison’ eens aan het woord te laten komen. De camera wordt nu gericht op herberg De Olifant, waar de kwakzalvers bij elkaar gekomen zijn om zich te beraden over deze nieuwste ontwikkeling. De aanval op de boekhandelaren is een redevoering die een aaneenschakeling is van passages uit Burtons boek (M-Q). Van de vergadering van de boekhandelaren in Het Parlement van Engelant wordt eveneens een rechtstreeks verslag geleverd, en daar is (bijna) geen woord Hollands bij (R-X). De ontleningen heb ik her en der verspreid in de Satyricall Preface teruggevonden. Hier en daar heeft Weyerman wat uit het betoog van Burton geplukt, en diens satirische opmerkingen op het mensdom in het algemeen betrokken op zijn eigen kwakzalvers en boekhandelaren in het Vermakelyk Wagen-praatje. De kwakzalver Jantie Klimop bijvoorbeeld gebruikt Burtons woorden (zie bovenstaand citaat) om zich tegen de boekhandelaren af te zetten: Ik een Boekverkoper! Neen, neen, ik kan niet streelen gelyk een patryshond, niet tieren als een leeuw, niet byten als een draak, nog steken als een serpent [...] Ik zou Socrates niet konnen uythangen binnens huys, en voor klugtzot scheep komen buytens deurs. Neen, neen, ik ben Jantie klimop [...]Ga naar eind23. Het heeft weinig zin om Burtons betoog en dat van Weyerman hier te vergelijken. Zowel de kwakzalvers als de boekhandelaren maken gebruik van Burtons satirische opmerkingen. Ik zal me daarom beperken tot het geven van steeds één voorbeeld uit elke concentratie ontleningen, om te laten zien hoe Weyerman Burtons tekst heeft bewerkt, en hoe Burtons tekst van invloed is geweest op die van hem: To see a scrivener better paid for an obligation, a falconer receive greater wages than a student: a lawyer get more in a day than a philosopher in a year, better reward for an hour than a scholar for a twelvemonth's study; him that can paint Thais, play on a fiddle, curl hair, etc. sooner get preferment than a philologer or a poet. Weyermans bewerkingstechniek heeft P.J. BuijnstersGa naar eind24. eerder gekarakteriseerd met de trefwoorden ‘concretisering, stilistische versiering en erotisering’. In voorgaande passage (K) blijkt dat deze manier van bewerken ook voor Burtons tekst opgaat. Weyerman past zijn tekst aan de Nederlandse situatie aan, door de ‘greater wages’ van de advocaat om te wisselen in ‘Zeeuwsche Ryksdaalders’ en ‘sesstuyvers stukken’. Verder maakt hij van de anonieme ‘fiddler’ ‘den berugte Locatelli, Bergamasque Harlequyn van de fiool’, en concretiseert hij de mythologische ‘him that can paint Thais’ tot zijn collega-schilders Kornelis Troost en Jacob de Wit. Kortom: waar Burton volstaat met een korte, onpersoonlijke aanduiding, geeft Weyerman steeds een uitgebreide, concrete ‘zotheid der natuur’, liefst een bekende van hem. Hij breidt Burtons opsomming nog uit met eigen voorbeelden: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een oude totebel, zo dor als het hoorn van een Scheepslantaren, snapt een jongen Mof op tot voldoening haarer zwavellusten, onderwyl dat haar zappige Dogter legt te kriewelen op een eenzaam ledikant. Dit leek me wel een aardig voorbeeld van ‘erotisering’ van Burtons tekst. Aan het slot van deze passage geeft Weyerman nog een laatste ‘zotheid der natuur’: de kwakzalver Hans Donder, die meer mensen ombrengt dan er ‘Gauloisen leggen begraven op de oevers van de Donau’. De herinnering aan de slachting die aan deze rivier heeft plaatsgevonden, brengt Weyerman tot het volgende lyrische commentaar:
Alwaar 't onzaglyk kroost van Gallus legt bedolven.
En sluymert op 't muziek der Duytsche watergolven.
G. Maréchal verduidelijkt de historische kontekst van dit gedichtje: het gaat hier om een veldslag tijdens de Dertigjarige Oorlog (1618-1648). Maar waarom laat Weyerman zich hier inspireren door een oorlog die voor hem allang geen actualiteit meer was? Volgens mij heeft Weyerman hier nog de kontekst van passage I, de klacht van de oorlogsweduwe Andromache, in het achterhoofd. Burton behandelt daar, in het kader van zijn satirisch overzicht, de gruwelen van de oorlog. Hij verwijst daar ook naar de voor hem wèl actuele Dertigjarige Oorlog: ‘the late civil wars in France, those abominable wars where, [...] so many myriads of the commons were butchered up, with sword, famine, war, [...] with such feral hatred, the world was amazed at it’.Ga naar eind25.
Ook in volgende passage (P) betrekt Weyerman de voorbeelden van Burton op de Nederlandse situatie, bijvoorbeeld als hij de ‘drievoet’ laat aanspoelen op Scheveningen en Katwijk; en hij ‘versiert’ het daaropvolgende gevecht erom als volgt: In former times they had but seven wise men, now you can scarce find so many fools. Thales sent the golden tripos, which the fishermen found and the oracle commanded to be ‘given to the wisest’, to Bias, Bias to Solon, etc. If such a thing were now found, we should all fight for it, as the three goddesses did for the golden apple, we are so wise: we have women politicians, childeren metaphysicians; every silly fellow can square a circle, make perpetual motions, find the philosopher's stone, interpret Apocalypsis, make new theorics, a new system of the world, new logic, new philosophy, etc. Nostra utique regio, saith Petronius, ‘our country is so full of deified spirits, divine souls, that you may sooner find a god than a man amongst us.’ [...] elk een zou 'er het mes om trekken; zy zouden 'er allen om pluyshairen, gelyk de drie naakte Godinnen oudtydts malkanderen krabden en beten om het eigendom van den gulden Appel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verder breidt hij Burtons tekst uit met eigen voorbeelden: de gouden driepoot wordt niet alleen naar Bias en Solon gestuurd, maar ook ‘van Herodes tot Pilatus, van den os op den esel’. Jammer dat Weyerman dat niet heeft gedaan met bijvoorbeeld de ‘Vrouwen staatkundigen’ en de ‘Kinders overnatuurkundigen’.
Voor een voorbeeld uit de laatste concentratie ontleningen volsta ik met het citeren van enkele beginregels uit de tekst van Burton: To see a servant able to buy out his master [...] To see a man protest friendship, kiss his hand, quem mallet truncatum videre [...] To see men buy smoke for wares [...] To see a man wear his brains in his belly [...] To see a fond mother, like Aesop's ape, hug her child to death [...] To see wise men degraded, fools preferred [...]Ga naar eind26. Weyerman vertaalt uit dit stuk heel wat regels, maar Burtons overzicht heeft hem ook geïnspireerd tot een gelijksoortige opsomming, niet van gevallen van melancholie, maar van kwakzalverij. [...] Immers speelt den Hoveling voor Quakzalver, wanneer hy die hand komt te kussen, welke hy gantsch en gaaf zou willen afknippen met een hakmes of een byl. Den Paap [...] Den Advokaat [...] Den Regter [...] Den Koopman [etcetera] speelt voor Quakzalver [...] De Historie Schryvers spelen voor Quakzalvers [...] het geheelal [is] niet anders als een Quakzalvers Magazyn.Ga naar eind27. Weyermans uitroep ‘het Heelal is een Quakzalvery!’ is een vertaling van Burtons ‘the whole world is melancholy, mad, or dotes’. Zo gemakkelijk als Burton van melancholie dwaasheid maakt, zo verandert Weyerman de betekenis van kwakzalverij in bedrog en dwaasheid. Weyerman start in deze pagina's zijn eigen satirisch overzicht van de wereld, in navolging van Burton. Opvallend is dat hij daarvoor niet alleen tekst uit de Satyricall Preface gebruikt, maar ook het hoofdstuk Religious Melancholy (passage T-W): tussen pagina 134 en 136 van het Vermakelyk Wagen-praatje maakt Weyerman een reuzensprong in The Anatomy of Melancholy. Weyerman heeft de pagina's van Burtons Satyricall Preface al eens eerder gebruikt als bron voor een soortgelijk satirisch overzicht, in een aflevering van De Vrolyke Tuchtheer getiteld: ‘Den mensch- en feylenbelagcher’Ga naar eind28.. Dezelfde opsomming, en dezelfde voorbeelden vinden we hierin terug. Weyerman houdt zich daar vrij letterlijk aan Burtons tekst: elke alinea begint met ‘Ik moet lacghen als ik hoor en zie [...] dat verstandige mannen rook koopen, in stee van gedroogde veenaarde, dat die man die schoenen maakt voor een ander, zelfs barrevoets loopt’. In het Vermakelyk Wagen-praatje gebruikt Weyerman zijn bron veel creatiever. Maar het Democritisch gelach blijft te horen in Vermakelyk Wagen-praatje. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
The Anatomy of Melancholy als citatenboekWeyerman houdt ervan om zijn tekst met Latijnse citaten op te sieren: driekwart van de Latijnse citaten in het Vermakelyk Wagen-praatje is afkomstig uit Burtons boek. The Anatomy of Melancholy fungeert hier als citatenboek; indertijd een volstrekt legitieme actie overigens, om bij het aanhalen van klassieke schrijvers een ‘medium’ te gebruiken en dat onvermeld te laten. Het opsporen van die Latijnse citaten in The Anatomy of Melancholy en ze vervolgens nagaan in de daarin aangegeven bronnen, is alleen leuk voor liefhebbers van hermeneutiekGa naar eind29.. Maar voor andersdenken heeft het ook voordelen. Zo ben ik erachter gekomen, dat Weyerman - tijdelijk - aan leesblindheid heeft geleden. Op pagina 118 van het Vermakelyk Wagen-praatje staat een citaat, dat volgens Weyermans bronvermelding van Math. Geraldus moet zijn (M). Vergelijk je Weyermans vertaling met Burtons tekst, dan blijkt dat het citaat niet van Geraldus is. De armen en de onvergenoegden haaten de vermogenden en de vromen, zy walgen van het tegenwoordig bestier, zy wenschen na een nieuwe regeering, en zy verlangen dat het onderste mag boven buytelen op een stel en sprong. Volgens Burton is dit citaat van Sallustius: hij verwijst met noot b (ik gebruik hier de uitgave van 1676, waar de noten met letters staan aangegeven) naar hem, en geeft de originele tekst: ‘Sall. “Semper in civitate quibus opes nullae sunt bonis invident, vetera odere, nova exoptant, odio suarum rerum mutari omnia petunt.”’Ga naar eind30.
De naam Matth. Geraldus staat op dezelfde pagina, maar iets meer naar beneden, en de aanduiding van de bron ‘In praef. Stud. juris’ onder noot d. Weyerman combineert zijn citaat met een bronvermelding die er niet bij hoort, door een simpele b-d verwisseling. In ieder geval danken we aan dit incidentele geval van leesblindheid het bewijs dat Weyerman uit geen ander boek dan The Anatomy of Melancholy heeft geciteerd. Wat de andere citaten van Burton betreft, heeft Weyerman beter opgelet en ze allemaal keurig overgeschreven, met steeds de bronvermelding van Burton erbij, ook daar waar die bronvermelding helemaal niet blijkt te kloppen. Weyerman zet, in navolging van Burton, als auteur van het citaat van passage C Plinius neer, maar de tekst is onvindbaar in de boeken van zowel Plinius Maior als Minor. Verschillende concordanties zijn erop nageslagen, zonder resultaat. Waarschijnlijk gebruikt Burton een editie met een corrupte tekst, of hij parafraseert de tekst. Gezien het onderwerp van het citaat is het waarschijnlijk afkomstig uit Naturalis Historia van Plinius Maior. Weyerman heeft deze ‘fout’ van Burton overgenomen. Dat is niet zo prettig, maar het is een geruststellend idee dat het citaat in ieder geval bij Burton is | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
teruggevonden. Dat geldt ook voor andere, volstrekt onvindbare auteurs als Petri Oliver, van wie het citaat op pagina 136 (T) moet zijn, en de twee citaten zonder auteursvermelding: (A) ‘Inventum est Medicina meum’ en (K) ‘Qui Thaidem pingere, inflare tibiam, crispare crines, &c.’. Na enig zoekwerk in de bronnen van Burton bleek dat het citaat met betrekking tot de roekeloze Kelten (J), die het als een schandelijke lafheid beschouwen om een bouwvallige muur te ontwijken (‘ut dedecorosum pusarent muro ruenti se subducere: Damasc.’) niet van Damascius is, zoals G. Maréchal beweert, maar van Nicolaas DamasceenGa naar eind31.. Een leukere vondst is dat ‘zeker Mevrouw, welke melaats zynde, alle haare goederen bestede tot het gestigt van een Hospitaal voor melaatsen’ (H), niet koningin Elisabeth is geweest, zoals G. Maréchal in haar annotatie vermeldt. Het citaat komt namelijk niet uit de Annales, de kronieken van deze koningin, maar uit de Magna Britanniae van Camden, een aardrijkskundige beschrijving van Groot-Brittannië. De desbetreffende passage is gevonden in het hoofdstuk over de provincie Wiltshire. In de stad Mayden Bradley staat, volgens de beschrijving van Camden, een hospitaal voor melaatse vrouwen, dat gesticht werd door een dochter uit de familie Bisset. Zij was melaats, en toen het erfdeel van de Bissets werd verdeeld tussen de dochters, gebruikte zij haar deel om dat hospitaal te stichtenGa naar eind32.. Na het lezen van de tekst van Polybios wordt ineens duidelijk wie Weyerman bedoeld heeft met ‘zeker Wetgever’ die de verering van de goden toeliet, niet omdat ‘hy zelfs bygelovig was, maar wyl hy bemerkte dat de stervelingen gaarn hun zegel hangen aan wonderspreuken, en niet quaads durven ondernemen uyt vreeze voor de Goden’ (V). Trouwens, in Burtons tekst staat er al bij wie er bedoeld wordt. De tekst van Burtons bronvermelding bij dit citaat luidt ‘(Lib. 10. Ideo Lycurgus, etc.) Non quod ipse superstitiosus...’ - volgt de rest van het Latijnse citaat zoals dat ook bij Weyerman staat. In Polybios' Historiae, waar dit citaat is gevondenGa naar eind33., vergelijkt hij de beroemde Romeinse generaal Scipio met de Spartaanse wetgever Lycurgus, omdat ze hun plannen (respectievelijk het verslaan van de machtige Carthagers en het instellen van een compleet nieuw wetstelsel) vergezeld deden gaan van de - zogenaamde - goedkeuring van de goden, in de vorm van zelfbedachte orakeluitspraken en voorspellende dromen. Dit omdat ze beseften dat hun gevaarlijke en revolutionaire plannen alleen op zo'n manier door het volk geaccepteerd zouden worden (inderdaad een ‘Quakzalvery, waar voor den Duyvel zyn broek moet neerleggen’). Tenslotte is The Anatomy of Melancholy ook goed als hulpmiddel bij het opsporen van onvindbare citaten in het Vermakelyk Wagen-praatje. Als voorbeeld geef ik het citaat dat van Chrysostomos moet zijn, ‘Hominem te agnostere nequeo’ (F). De eerste moeilijkheid bij het thuisbrengen van dit citaat is dat Chrysostomos, een Griekse schrijver, in het Latijn wordt geciteerd. Vind maar eens precies dezelfde tekst terug in de verschillende Latijnse vertalingen uit die tijd. Bovendien is het citaat erg kort, zodat je niet op de betekenis kunt afgaan bij eventuele parafrases. Ook niet met behulp van het Vermakelyk Wagen-praatje: het is niet duidelijk waar dit citaat bij hoort. G. Marechal kiest voor ‘zeker persoon, die thans naamloos zal zyn’ (rg. 868-9), een onbevredigende oplossing, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
omdat dit geen vertaling is van het Latijnse citaat. The Anatomy of Melancholy biedt hier uitkomst. Het citaat is teruggevonden door de teksten van Burton en Weyerman te vergelijken. Weyerman neemt namelijk, zoals gewoonlijk, mèt het Latijnse citaat van Burton, diens bijbehorende tekst mee: ‘For how’ (saith he [Chrysostomos]) ‘shall I know thee to be a man, when thou kickest like an ass, neighest like a horse after women, ravest in lust like a bull, ravenest like a bear, stingest like a scorpion, rapest like a wolf, as subtle as a fox, as impudent as a dog? Shall I say thou art a man, that hast all the syptoms of a beast?o’ Het citaat van Chrysostomos vermeldt Burton bij zijn tekst, en het Latijn komt exact overeen met dat in het Vermakelyk Wagen-praatje. We beschikken nu over de volledige tekst van het citaat (Weyerman heeft alleen de eerste paar woorden overgenomen) en iets meer informatie over de plaats waar het staat in Chrysostomos werk. Het citaat is nu, ook al zijn de woorden anders, dankzij de ‘diervergelijkingen’, gemakkelijk terug te vindenGa naar eind34.. Het Latijnse citaat hoort dus niet bij rg. 868, maar bij rg. 841: [...] want wie dog zal dien Quakzalver Bombast groeten voor een redelyk Mensch, daar hy schopt als een esel, briescht als een paard, na de Vrouwen loeit als een bul, woed als een beer, verscheurt als een wolf, en steekt als een schorpioen? Durft imant beweren dat dien Bombast een mensch gelykt, behebt met alle de toevallen van een onredelyk dier? Ook hier klopt de vertaling van het Latijn eigenlijk niet. Dat komt omdat Weyerman hier niet het Latijn vertaalt, maar het Engels van Burton. Weyerman gebruikt namelijk dezelfde rhetorische vraag als waar Burton zich van bedient. Burtons weergave van het Latijn in The Anatomy of Melancholy is overal erg vrij. Hij parafraseert meestal het aangehaalde Latijnse citaat (Burton en zijn lezers uit die tijd, beheersten het Latijn zo goed, dat een exacte vertaling een saaie herhaling zou opleveren). Omdat Weyerman zich baseert op Burtons parafrase van het Latijn van (de vertaler van) Chrysostomos, zijn regel 841 en de bijbehorende Latijnse noot geen kopieën van elkaar, het is geen exacte vertaling. Dat maakt het erg lastig om uit te zoeken waar dit citaat bij hoort, en waar het vandaan komt. Via Burton gaat dat wat gemakkelijker. Hetzelfde geldt voor het citaat van Seneca op pagina 117 van het Vermakelyk Wagenpraatje (L). Weyermans tekst ‘Zy smeeken den Heere om iets, het gene zy den Mensch niet zouden durven voorstellen’ is geen vertaling van het citaat in de noot ‘Et quodscire homines nolunt, Deo narrant’, maar een vertaling van Burtons parafrase ‘to ask that at God's hand which they are abashed any man should hear’. Maar dat mogen de liefhebbers van Seneca, Burton en Weyerman zelf nagaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieZonder The Anatomy of Melancholy had Weyerman hele stukken van het Vermakelyk Wagen-praatje niet kunnen schrijven. Het boek is allereerst een belangrijke satirische bron voor hem geweest. Weyerman heeft Burtons satire op het mensdom in het algemeen aangepast aan zijn eigen tijd en situatie: hier in het Vermakelyk Wagen-praatje richtte hij Burtons satire op de Nederlandse kwakzalvers en boekhandelaren. Dat hij zijn bron creatief gebruikte, bewijzen zijn bewerkingstechniek en vooral zijn eigen satirisch inzicht. Een medisch naslagwerk in de strikte zin van het woord is The Anatomy of Melancholy voor Weyerman niet geweest, meer een bron van gewichtigdoenerij. Een andere conclusie is dat de medische kennis van Weyerman behoorlijk gedateerd isGa naar eind35., en zijn beeld van dokters en kwakzalvers niet altijd van zijn eigen tijd. Tenslotte is The Anatomy of Melancholy voor Weyerman een handig citatenboek geweest. Driekwart van de Latijnse citaten in het Vermakelyk Wagen-praatje zijn uit dit boek overgeschreven. Dankzij Burtons boek konden die citaten achterhaald worden (al was soms verder bronnenonderzoek nodig). Verder werden, dankzij de wetenschap dat het om een ontlening ging, sommige duistere passages in het Vermakelyk Wagen-praatje wat helderder. Het feit dat Weyermans tekst een vertaling of bewerking is, leverde de oplossing voor annotatieproblemen. Tijdens mijn onderzoek ben ik min of meer toevallig Burton-ontleningen tegengekomen in ander werk van Weyerman. Dat maakt mij, en anderen hoop ik ook, benieuwd naar meer boeken die Weyerman met The Anatomy of Melancholy op tafel, moet hebben geschreven. |
|