Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 11
(1988)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Hermes en de hermetikaGa naar eindnoot*
| |
[pagina 2]
| |
daar dat hij Hermes de Argus-doder is, en niet Hermes Trismegistus. Zijn tekst luidt als volgt: Hermes Trismegistus was een Egyptisch Filozoof, die gebloeit heeft na Mozes. Hy is d'eerste geweest, door wiens toedoen de Wysgeerte, die de Egyptenaren binnen den omtrek van de Starrekunde en de wiskunde bepaalden, begon te ontluiken. In zyne eige taal heeft hy een samenspraak, waar in eene Asclepius ingevoert wort, opgestelt.Ga naar eindnoot6. Dit is geheel konform de legende. Het onderscheid tussen Hermes Trismegistus en Hermes de zoon van Maia, is terug te vinden in De natura deorum van Cicero.Ga naar eindnoot7. Hermes leefde rond de tijd van Mozes - dit is belangrijk - en kreeg daardoor een gigantische autoriteit: hij mocht dan wel een heiden wezen, maar als tijdgenoot van de schrijver van Genesis kreeg hij toch ongetwijfeld een klap van de openbaring mee. De ‘eige taal’ waar Hermes zich van bedient, is natuurlijk het egyptisch: Thoth had de hiëroglyfen immers zelf uitgevonden. De tekst waar Weyerman op duidt heet Asclepius - ik kom daar zo meteen nog op terug.
Voor ik op de teksten van Hermes inga, wil ik eerst in het kort uitweiden over Egypte. Egypte is - bij wijze van spreken - het Mekka van het esoterisch denken; althans in de ogen van de esoterici van alle tijden. Als het uiteindelijk niet uit Egypte komt, dan deugt het ook niet. (Dit inzicht heerst ook buiten de vrijmetselarij). Naar ik hoop ten overvloede wil ik vermelden dat het godsonmogelijk is, dat de hermetische teksten egyptisch zijn van oorsprong. De egyptische ‘filosofie’ - als je die zo zou willen betitelen - is niet conceptueel, maar bestaat uit mythen. De hermetische filosofie bestaat uit abstrakta, en is bijgevolg grieks - met weliswaar wat egyptische (Alexandrijnse!) opsmuk.Ga naar eindnoot8. De aantrekkingskracht van alles wat egyptisch was, lag uiteraard in de raadselachtige hiëroglyfen die Thoth (Hermes) zelf had uitgevonden, en waaruit ‘latere’ filosofen als Pythagoras en Plato hun wijsheid hadden geput. In de tijd van Weyerman is de autoriteit inzake hiëroglyfen nog steeds een jezuïet: Athanasius Kircher (1602-1680), een man die in zijn tijd wereldberoemd was, alles van alles wist, en er bovendien over schreef, maar er geen konklusies uit kon trekken. Kircher was de eerste die de verwantschap tussen het coptisch en het egyptisch ontdekte,Ga naar eindnoot9. maar hij werd in zijn ontcijfering belemmerd door de kanonieke opvatting van de hiëroglief, zoals vastgesteld door de hellenistisch platonist Plotinus (205-270). Al in diens tijd was het fonetisch karakter van de hiëroglief verloren gegaan. Plotinus had vastgesteld dat de hiëroglief de weergave was van een Idee (in platoonse zin): hiëroglyfen openbaarden de ideale wereld van de ziel.Ga naar eindnoot10. - De hiëroglief verzwakt in de loop van de tijd tot zinnebeeld of embleem, en in die betekenis wordt de term ‘hieroglyfisch’ ook door Weyerman gehanteerd.Ga naar eindnoot11. Overigens noemt Weyerman het werk van Kircher een enkele keer terloops.Ga naar eindnoot12.
Ik keer nu terug tot Hermes Trismegistus, de vermeende Egyptenaar die christelijke waarheden had voorvoeld, en aan wie ‘latere’ filosofen als Orfeus, Pythagoras, en Plato schatplichtig waren geweest. De tekst van Hermes Trismegistus die Weyerman aanhaalde in zijn Rotterdam- | |
[pagina 3]
| |
sche Hermes is getiteld Asclepius. Deze tekst was al vroeg in druk voorhanden via het werk van Apuleius van Madaura (ca. 123), een satiricus die verdacht werd van magie, en auteur van Metamorfosen die gewoonlijk bekend zijn onder de titel De gouden ezel. Weyerman noemt hem een enkele keer.Ga naar eindnoot13. Van Apuleius werd verondersteld dat hij de vertaler was van de hermetische Asclepius - Hermes zelf schreef immers in het egyptisch. Deze tekst bevat een berucht geworden magische passage waarin Hermes uit de doeken doet hoe de Egyptenaars hun beelden bezielen: min of meer een uiterst vage handleiding om een demon in een beeld te stoppen, met als resultaat vermoedelijk iets als een homunculus, golem, of zo u wilt: robot. Augustinus gaat nogal te keer tegen deze vorm van spirituele manipulatie; scheppen moet je aan de schepper overlaten, dunkt mij.Ga naar eindnoot14. Het feit dat Apuleius werkelijk de vertaler zou zijn wordt in de loop van de tijd betwijfeld. Scriverius bijvoorbeeld gelooft er niet in op stilistische gronden. Van enige ‘doorwerking’ van deze tekst in het werk van Weyerman of in dat van Van Swaanenburg heb ik tot op heden geen spoor kunnen vinden. Er zijn hier en daar wat Asclepius-afschriften bewaard gebleven; waarschijnlijk voer voor filologen.Ga naar eindnoot15. - Iets als ‘magie in de Republiek’? Ik durf er nauwelijks aan te denken.
De tweede hermetische tekst die ik aan de orde wil stellen, is het zogenaamde Corpus Hermeticum: volgens sommigen dé sensatie van de Florentijnse renaissance. Het oorspronkelijke Corpus werd in 1460 gevonden in Macedonië door een zekere Leonardo van Pistoia, een agent van Cosimo de Medici. Het bestond uit een verzameling van veertien nogal syncretistische traktaatjes, die gewoonlijk worden aangeduid als van ‘stoïsch-platoonse’ strekking.Ga naar eindnoot16. Dit klinkt tegenstrijdig, en dat is het in feite ook: het Corpus bevat een veelheid aan filosofische concepten, die variëren van platoonse transcendentie en ‘absolute geest’, tot stoïsch pantheïsme en het daarmee gepaard gaande materialisme. Dat gaf allemaal niet. Dit was immers de ‘oerbron’ van alle wijsheid, waaruit Pythagoras en Plato geput hadden. Dat deze bron een beetje troebel was, was gelegen in het feit dat Hermes Trismegistus een heiden was, die de waarheidGa naar eindnoot17. - en dat is natuurlijk de christelijke waarheid - met de nodige vervorming doorkreeg: ‘with a lot of distortion but enough sustain’ - om met Jimi Hendrix te spreken. De hermetische traktaten werden in het latijn vertaald door Marsilio Ficino (1433-1499), en verschenen in 1471 in druk.Ga naar eindnoot18. De triomftocht van Hermes Trismegistus nam een aanvang.
In het werk van Weyerman is van het Corpus Hermeticum nauwelijks iets terug te vinden.Ga naar eindnoot19. In feite komen de florentijnse filosofen er allemaal een beetje bekaaid vanaf. Pico della Mirandola bijvoorbeeld verschijnt in de tijdschriften als ‘Prins Picus’,Ga naar eindnoot20. die spreekwoordelijk veel talen sprak - min of meer een omgevallen Calepinus - en niet als hermetisch filosoof en kabbala-expert. Van Ficino noemt Weyerman het kommentaar op Plato's Symposium - de dialoog over de Eros - maar met de bedoeling om over dit onderwerp bepaald geen platoonse opmerkingen te maken.Ga naar eindnoot21.
De hermetische teksten die ik tot nu toe heb genoemd - Asclepius en het Corpus Hermeticum - worden gewoonlijk bestempeld als de filosofische hermetika. In de | |
[pagina 4]
| |
loop van de tijd is daaraan aandacht besteed vanuit de geschiedschrijving van de hellenistische filosofie, en door kerkhistorici die zich bezig houden met gnosticisme.Ga naar eindnoot22. Naast filosofisch hermetisme bestaat er iets als technische hermetika, waarbij u moet denken aan magie, astrologie, en alchemie, de meer pragmatisch gerichte occulte wetenschappen onder het patronaat van Hermes Trismegistus. In déze gedaante - die van vader van de alchemie - treedt Hermes op in Syberg, waarover ik zo meteen nog kom te spreken. (Het Corpus Hermeticum heeft met Syberg niets van doen). Overigens is het wellicht goed te vermelden dat het onderscheid tussen filosofische en technische hermetika voor de 18e-eeuwer niet bestond. Hermes was Hermes. Punt uit.
Het onderzoek naar de impact van de filosofische hermetika op de ideeëngeschiedenis van de renaissance ging 20 jaar geleden van start met het magistrale boek van Frances A. Yates: Giordano Bruno and the hermetic tradition.Ga naar eindnoot23. Yates betoogt daarin onder meer dat Giordano Bruno (1548-1600) de in zijn tijd nog vrij nieuwe theorie van Copernicus op een magische manier interpreteerde, en daarbij een beroep deed op de hermetika, met name op Asclepius. Dit is tot op heden nog een hot item onder wetenschapshistorici, die door de bank genomen nogal wars zijn van ‘irrationele’ (lees: subjectieve, esthetische, magische) momenten op het heilige pad van de theorievorming.Ga naar eindnoot24. Er moet evenwel gezegd worden dat Yates het nieuwe aspekt - het hermetische - een te groot gewicht heeft gegeven. (Dat is wel haast onvermijdelijk bij eyeopeners, geloof ik). - In Bruno's kosmologische geschriften die over Copernicus handelen is nauwelijks een spoor te vinden van hermetisme. Copernicus was in de eerste plaats een wiskundige. Bruno heeft geprobeerd de metafysische implikaties van de nieuwe theorie dóór te denken, met een beroep op een veelheid aan auteurs, maar niet op Hermes. Anders ligt het met Bruno's ethische geschriften. Daarin probeert hij de religie een nieuw fundament te geven, en wel een ‘egyptisch’ fundament - Egypte was immers de bakermat van alle wijsheid en waarheid. Bruno beroept zich dan wel op de egyptisch gekleurde Asclepius van Hermes Trismegistus, echter met één restriktie: hij gebruikt de tekst alleen ironisch - en dat heeft Yates niet gezien.Ga naar eindnoot25.
De door Yates uitgezette lijnen worden voor de 18e eeuw gevolgd door Margaret Jacob in The radical enlightenment: een ronduit spectaculair en spannend boek.Ga naar eindnoot26. Ik weet wel dat het is bekritiseerd,Ga naar eindnoot27. maar ook al is er maar een fraktie van waar, dan is de Republiek in het begin van de 18e eeuw nòg oneindig veel boeiender dan in het algemeen wordt aangenomen. Wat Bruno betreft bijvoorbeeld, is het heersende idee dat diens filosofie hier nooit een voet aan de grond heeft kunnen krijgen. Van direkte verspreiding van zijn werk in nederlandse vertaling is inderdaad geen sprake. Maar Bruno werd wel in het engels vertaald door de deïst John Toland (1670-1722) - voor Weyerman overigens geen onbekende.Ga naar eindnoot28.
En wát vertaalde Toland? Juist Bruno's ethische geschriften over religieuze her- | |
[pagina 5]
| |
vorming op egyptische grondslag, met daarin de geïroniseerde hermetika.Ga naar eindnoot29. Wie Tolands werk inziet treft daarin alle heidenen aan uit de periferie van Hermes Trismegistus: Pythagoras, Orfeus, Zoroaster. Kennelijk worden zij nu gebruikt op een manier die Ficino in zijn graf zou doen omdraaien: in plaats van verkondigers en voorlopers van de ene christelijke waarheid worden ze aangewend ter relativering ervan.Ga naar eindnoot30.
Een ander voorbeeld aangaande Bruno in de Republiek. In het begin van de 18e eeuw wordt te Amsterdam ettelijke malen een franse tekst gedrukt onder de titel: Le comte de Gabalis ou entretiens sur les sciences secrètes.Ga naar eindnoot31. Een bizarre tekst die ook opduikt in de tijdschriften van Weyerman.Ga naar eindnoot32. In het tweede deel van het boek, met als ondertitel: Touchant la nouvelle philosophie - dat is uiteraard de filosofie van Descartes verschijnt Bruno als Cartesiaan avant la date, en wordt ook daadwerkelijk gewezen op de overeenkomst in doktrine van beide filosofen. Deze overeenkomst is gelegen in de materialistische werkelijkheidsopvatting van beiden, die teruggaat op Lucretius, of zo u wilt: Democritus van Abdera. Zoals u weet had de radikale lezing van het werk van Descartes theologische implikaties die alle predikanten in opstand bracht. Waar lag dit aan? - In de materialistische werkelijkheidsopvatting verdween God zelf als super-transcendentie, en kwam terecht óf in een uithoek van het universum als aanstichter van alle ellende die zich verder rustig houdt, óf hij was overal, met als resultaat: pantheïsme. In zijn meest ernstige vorm leidde dit tot het spinozistische ‘deus sive natura’, dat als konsekwentie had dat de scheppingsdaad als zodanig verdween, en bijgevolg de wereld eeuwig bestond.
Wanneer Bruno zo gelezen kon worden,Ga naar eindnoot33. en ook daadwerkelijk werd, zou dat dan ook konsekwenties kunnen hebben voor de hermetische filosofie? Toen ik deze eventuele implikatie besefte, werd er al snel een materialistische geest [!] over mij vaardig, maar hierover zo meteen meer.
Hoe stond het met het Corpus Hermeticum in de Republiek? Ik weet het niet echt, maar ik heb het idee dat de voorwaarden voor de verspreiding ervan aanvankelijk niet erg gunstig waren. In het Italië ten tijde van Bruno werd Hermes ingezet om het gezag van Aristoteles te ondermijnen.Ga naar eindnoot34. De teksten van de oudste filosoof ter wereld waren immers platoons, of zoals ik eerder opmerkte: stoïsch-platoons. Een Aristoteles-versus-Plato-debat op grote schaal heeft in de Republiek te enen male ontbroken. Die voedingsbodem was er dus niet. (Later draaide alles hier om Aristoteles versus Descartes). Wat is er wel? Een paar Corpus Hermeticum-afschriften, afkomstig uit de zuidelijke Nederlanden, de eerste nederlandse vertaling in handschrift, - die nooit werd gedrukt -, en twee gepubliceerde vertalingen.Ga naar eindnoot35. De eerste uit 1607, vertaald uit het italiaans, met onder meer een traktaat in liedvorm, op de wijze van ‘Het daghet uyt den Oosten’.Ga naar eindnoot36. De tweede vertaling verscheen in 1643 en was van de hand van Abraham Willemsz van Beyerland (1586/7-1648), een Amsterdamse parfumhandelaar, die dé | |
[pagina 6]
| |
grote motor was achter de vertaling en verspreiding van het werk van Jacob Böhme (1575-1624) - voor diens werk was kennelijk wél een voedingsbodem aanwezig. Van Beyerland brengt dan ook het Corpus Hermeticum binnen de sfeer van het Böhmisme door verwijzingen naar het werk van Böhme toe te voegen.Ga naar eindnoot37.
Over Böhme een paar opmerkingen. Tegen zijn werk en de vertaalarbeid van Van Beyerland kwamen de predikanten in het geweer.Ga naar eindnoot38. Dit had een aantal redenen. Het werk van Böhme, hoe inkonsistent ook, bevatte pantheïstisch-materialistische tendenzen, zodat de Here zelf in gevaar kwam, en erger nog: Böhme inkorporeerde zijn opvatting van het Kwaad in de godheid zelf, waardoor - bij wijze van spreken - Satan een aspekt van God zelf werd, of beter nog: beiden tot een dialektisch werkende eenheid versmolten. Een minder technische verklaring voor de kommotie zou de volgende kunnen zijn. Volgens sommigen werd Böhme door het volk gelezen. Nu kun je ieder onontwikkeld mens een volstrekt onbegrijpelijke tekst laten slikken, zolang je niet geleerd doet in de trant van: ‘Plato schrijft, Hermes zegt...’ etc. Ik noem dit gemakshalve het Lou de Palingboer-effekt. Predikanten waren de hoeders van het volk, dus moesten zij tegen het werk van Böhme bezwaar maken. Waarschijnlijk is er om die reden nooit van orthodoxe zijde in geschrifte bezwaar gemaakt tegen de hermetische filosofie. Die was vermoedelijk elitair. En Willem van Swaanenburg? Een gek, maar ongevaarlijk.
Na deze kleine inleiding tot de psychologie van onbegrijpelijke teksten, keer ik terug tot het Corpus Hermeticum, en de materialistische geest die over mij vaardig werd. De universiteitsbibliotheek van Amsterdam bezit een Corpus Hermeticum-exemplaar in de vertaling van Van Beyerland, dat doorschoten is met 100 bladen kommentaar van de hand van Reinier de Graaf jr.(1674-1717), die u natuurlijk kent als de beruchte vervalser van de Rym-Kronyk van Klaas Kolijn.Ga naar eindnoot39. De Graaf staat bekend als plaatsnijder, maar er is tot op heden geen werk van hem bekend. Evenals zijn beroemde vader studeerde hij medicijnen, en promoveerde in 1703 op een verhandeling over iatro-mechanische en iatro-chemische koortstheorieën, onder de titel: Disputatio medica inauguralis de febribus. Het idee alleen al dat zijn kommentaar op het Corpus Hermeticum representatief is voor zijn generatie, bezorgt mij angstige koortsdromen. Hij haalt een veelheid aan klassieke en ‘moderne’ auteurs aan, maar het meest spectaculaire is - naar mijn idee - dat hij zijn commentaar begint met een inleiding op de filosofie van Descartes. Bovendien verwijst hij in zijn kommentaar naar materialisten als Lucretius.Ga naar eindnoot40. Dit bracht mij tot een volgende, voorlopige these. Het Corpus Hermeticum ontpopt zich min of meer als de hoer van de filosofie: iedereen gebruikt het op zijn manier. De lezing die tot op heden gebruikelijk is, - met name onder esoterici - is de platoniserende, in de stijl van Ficino. (Ik heb die nogal verzwegen). Hierin komen thema's voor als: zielsverhuizing, de val van de oorspronkelijk ‘ideale’ mens in de materie, en zijn verlossing door opgang in extase naar zijn super-transcendente oorsprong. Er zijn evenwel ook passages die de mogelijkheid bieden tot een pantheïstisch- | |
[pagina 7]
| |
materialistische (libertijnse??) lezing, die zijn oorsprong uiteraard vindt in de stoïsche dimensie van het Corpus.Ga naar eindnoot41. Ergens in het midden balanceert Willem van Swaanenburg, wiens openlijk beleden afkeer van Hobbes en Spinoza ik langzamerhand een beetje verdacht begin te vinden. Misschien werd hij wel terecht van atheïsme beschuldigd.Ga naar eindnoot42. - Maar daar zal ik u verder niet mee lastig vallen.
Ik ga nu verder met de technische hermetika, in het bijzonder de alchemie, om uiteindelijk wat konkreet nieuws te vertellen over Syberg. Wie een alchemistisch werk openslaat, bekruipt vrijwel onmiddellijk de gedachte: hier gaat een wereld voor mij dicht. Wie radeloos de secundaire literatuur raadpleegt, komt al snel tot de ontdekking dat er in feite geen enkel goed boek over alchemie bestaat.Ga naar eindnoot43. Er is vanuit verschillende gezichtspunten over alchemie geschreven. Vanuit de geschiedenis van de scheikunde wordt de alchemie beschouwd als een soort van proto-wetenschap zonder theorievorming. Scheikundigen hebben over het algemeen dan ook weinig oog voor de eventuele mystieke kant van de alchemie.Ga naar eindnoot44. Deze mystieke kant is voor het eerst benadrukt in de studies van de freudiaan Silberer, en later door Carl Jung.Ga naar eindnoot45. In diens visie probeerde de alchemist weliswaar de materie te veredelen (goud te maken), maar was hij in feite bezig met de projektie van het eigen onbewuste op de ongedifferentieerde materie. De alchemist kwam daardoor tot inzicht en zelfkennis, en veredelde in feite zichzelf. Wat in de retorten gebeurde was bijzaak: de alchemist werd een fijn mens. Ik vind het werk van Jung uitsluitend te waarderen vanuit diens oorspronkelijke doelstelling: hij was in de eerste plaats arts, en probeerde psychotici te genezen. Zijn benadering is evenwel volstrekt a-historisch: hij gooit alles onder de noemer mystiek op een hoop, en is bovendien zo gepreoccupeerd met het gnosticisme, dat hij overal gnostici-in-vermomming ziet.Ga naar eindnoot46.
Zonder de mystieke dimensie van de alchemie in zijn geheel te willen uitschakelen, stel ik ter kenschetsing het volgende voor. Alchemie is in de eerste plaats een denken dat steunt op onaantastbare autoriteiten: er worden telkens weer dezelfde auteurs aangehaald, eeuwen lang - de ‘kerkvaders’ van de alchemie. Ik geef een beperkt overzicht. Tot 1550 zijn gedrukte alchemistische teksten uiterst zeldzaam.Ga naar eindnoot47. Alles circuleerde kennelijk nog in manuskript, - tot een eeuw na de uitvinding van de boekdrukkunst. Dan verschijnen er verzamelbundels,Ga naar eindnoot48. met teksten van overwegend middeleeuwse auteurs, waaronder een aantal arabieren. Veel van deze teksten zijn gesteld in de trant van: ‘De filosoof zegt...’, ‘Hermes zegt...’, waarna iets volgt hetgeen onbetwistbaar wordt geacht.Ga naar eindnoot49. Dergelijke bundels verschijnen tot in de tijd van Weyerman. De laatste in 1702 onder de titel Bibliotheca chemica.Ga naar eindnoot50. De oorspronkelijk middeleeuwse teksten zijn, gezien hun herkomst, vaak sterk aristotelisch getint, althans sterker dan Jung in zijn mystieke interpretatie heeft willen beseffen. Bovendien: een notie als ‘spiritus’ is niet noodzakelijk iets spiritueels, maar kan ook iets aanduiden als bijvoorbeeld ‘wijngeest’. - Ook een fles heeft een ziel. | |
[pagina 8]
| |
Naar mijn idee wordt er in strikte zin na deze latijnse bundels niets meer toegevoegd aan de alchemie. Alles is herhaling, en aanhalen van dezelfde autoriteiten.
Maar de wereld verandert. De theorie van de vier elementen en kwaliteiten, die de hoeksteen vormde voor het transmutatie-proces, wordt achterhaald, en de oude teksten worden krachtens nieuwe wetenschappelijke kriteria als helderheid en kontroleerbaarheid, afgedaan als duister en onbegrijpelijk. Dat wil overigens niet direkt zeggen dat de mogelijkheid van transmutatie onmiddellijk in twijfel werd getrokken. Boyle, Newton, en Boerhaave pasten deze eenvoudig in in de nieuwe corpusculair-theorie, volgens welke een veredelde stof een nieuwe kombinatie van deeltjes zou kunnen zijn.Ga naar eindnoot51. In deze tijd treedt volgens mij de mystieke alchemie voorgoed op de voorgrond, bijvoorbeeld binnen de Gold-und-Rosenkreuzer. Het heeft dan immers geen zin meer om nog over ‘de vier elementen’ te spreken in een andere dan mystieke, of zo u wilt metaforische betekenis.
Dit brengt ons dichter bij Syberg. Hoe stond het met de alchemie in de Republiek? Naar mijn idee werd de alchemie voornamelijk door duitse immigranten bedreven. (Niet alleen omdat Van Swaanenburg dat beweertGa naar eindnoot52.). Ik noem Glauber (1604-1670), die aan de Looiersgracht woonde, en Helvetius (1625-1709), voor Weyerman geen onbekende.Ga naar eindnoot53. De voertaal voor de nieuwere alchemie was duits. Bovendien: Isaak Vossius (1618-1689), die de chemische bibliotheek van Christina van Zweden had verworven, kon deze hier aan de straatstenen niet kwijt.Ga naar eindnoot54. Kennelijk was er weinig belangstelling voor alchemie in de Republiek. Paracelsus (ca. 1493-1541) bijvoorbeeld werd hier niet gewaardeerd. Hij was de enige die het autoriteitsdenken opzij zette, en binnen de alchemie een revolutie ontketende. Maar zijn theorieën waren chemisch en niet mechanisch. Bovendien schreef hij zeer duister. Weyerman vermeldt hem als zodanig. Er waren ook auteurs die het betreurden dat Paracelsus hier geen voet aan de grond kreeg. Eén van hen was Nikolaas Heinsius (1656-1718), die vermoedelijk Paracelsus las in verband met zijn traktaatjes over geslachtsziekte.Ga naar eindnoot55.
Tot slot iets nieuws over Syberg. Aangezien sommigen onder ons menen dat het recenseren in dit land bestaat uit het samenvatten van de inleiding, en het signaleren van een aantal zetfoutenGa naar eindnoot56., zal ik me daar niet aan bezondigen, en me beperken tot het kommentaar bij de alchemistische passages. Het zou onrechtvaardig zijn te zeggen dat dit kommentaar niet perfekt is, want: de alchemie is op zich onbegrijpelijk, Syberg is een kwakzalver, dus hij kletst maar wat, en Weyerman is een satiricus die het jargon persifleert. - Onbegrijpelijkheid in de derde macht. Van de langere hermetische passages begrijp ik weinig, maar over dit weinige een paar details: wanneer Syberg in Eenige kortbondige spreuken zegt dat ‘de verrotting een nieuwe voortteeling’ is, dan maakt hij een toespeling die teruggaat op een titel van Aristoteles.Ga naar eindnoot57. Wanneer hij zegt dat de behandeling van de steen niet hoger staat geboekt dan ‘den Arbeyd der Wyven’, dan zinspeelt hij op een begrip dat ook de titel is van een traktaat: Opus mulierum.Ga naar eindnoot58. | |
[pagina 9]
| |
Laatste detail: de onbekende alchemist met een ‘Menno's gryns’ is hoogstwaarschijnlijk de doopsgezinde leraar Galenus Abrahamsz de Haan (1622-1706), die in Lingelbachs toneelstuk over alchemie op de hak wordt genomen.Ga naar eindnoot59.
Belangrijker is het volgende. Op een gegeven momentGa naar eindnoot60. betreedt Weyerman een laboratorium waar vier prenten met latijnse spreuken aan de muur hangen. Drie daarvan zijn niet getraceerd. Het zijn illustraties uit een boek van een gronings edelman en alchemist, onder wiens huis nog brokken erts en glasscherven zijn gevonden: Barend Coenders van Helpen (1601-1678). Zijn posthuum verschenen alchemie-boek draagt de titel Escalier des sages ou la philosophie des anciens (1689).Ga naar eindnoot61. Het eerste deel van Weyermans Steen der wyzen is niet meer dan een uittreksel uit dit boek - er zit geen woord van hemzelf bij - en diende vermoedelijk als werkmateriaal voor Syberg.Ga naar eindnoot62. De parallellen tussen Syberg-passages, en de Steen der wyzen zijn evident, dus ook het overgrote gedeelte aan alchemie-informatie uit Syberg in de vorm van citaten van alchemisten, is overgenomen uit de bloemlezing van Coenders van Helpen, en niet rechtstreeks uit het werk van de desbetreffende alchemist zelf. (Dit is een voorbeeld van Readers-Digest-belezenheid, waarvan sprake was in het begin van mijn verhaal). Een gedeelte van een monoloog van Syberg is zelfs letterlijk vertaald uit de Escalier des sages.Ga naar eindnoot63.
Dit bij wijze van uitsmijter. Ik hoop dat u heeft genoten. |
|