Bij het tweede lustrum van de Stichting JCW
Dick Wortel
De opening
Het is alweer tien jaar geleden - 14 januari 1977 - dat de Stichting Jacob Campo Weyerman werd opgericht ‘naar aanleiding - wij citeren hier de allereerste regel van het allereerste nummer van Med. JCW (januari 1978) - van een idee geopperd tijdens het vierde internationale achttiende-eeuwse congres, juli 1975, te Yale (USA)’. Doelstelling was de kennis van het leven en werk van Weyerman en de uitgave van zijn toneelstukken, tijdschriften enz. te bevorderen.
Dit inderdtijd vastgelegd streven blijkt nog steeds actueel. Zo pakt het JCW vandaag de dag stevig uit met een tentoonstelling in het daarvoor meest geschikte onderkomen: de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage. De tentoonstelling ‘De satiricus Jacob Campo Weyerman, de luis in de pels van de Verlichting’, die tot 28 februari duurt werd op donderdag 15 januari stijlvol geopend door dr.A.W. Willemsen, plaatsvervangend bibliothecaris van de KB en de heer André Hanou, campist. De belangrijkste gast, de heer Weyerman himself, was in gezelschap van twee lieftallige dames. Deze gast liet zich de hem toegezwaaide loftuitingen enigszins onwennig welgevallen. Inderdaad moet hij, die toch in diezelfde stad de gevangenismuren van binnen heeft gezien, de woorden van de heer Willemsen met argwaan hebben beluisterd. Gewoner moet hem het citaat zijn voorgekomen, dat de redenaar over hem, Weyerman, had aangetroffen in een biografisch woordenboek uit 1827, waarin hij werd afgeschilderd als zijnde een ‘beruchten losbandigen deugniet, dien het geenszins aan vernuft, maar in alle opzichten aan elke hoedanigheid ontbrak om eenige aanspraak op de achting van tijdgenoten en nakomelingschap te kunnen maken’. Toch hoorde de heer Weyerman gelukkig nog iets positiefs: hij is nog altijd ondergewaardeerd, juist de laatste decennia, ondanks het bestaan van het JCW: ‘Zijn betekenis in de Nederlandse letteren (is) onderkend’, sprak de heer Willemsen. Weyerman lachte witjes. Als je satiricus bent, is het niet goed om aardig gevonden te worden om de gemenigheden en gluiperigheden, die je in je leven hebt gedebiteerd.
Tevreden daarentegen beluisterde de heer Weyerman, dat de heer bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek pijnlijk getroffen was door hetgeen hij, Weyerman, zo'n 300 jaar geleden, in de Vrolyke Tuchtheer geschreven heeft over een bibliothecaris. Deze scheen hem een ‘mannetje..., dat leelyk, kleyn en boos was, drie eygenschappen, wel zo eygen aan een veenmol, als aan een Katwyker schelvis’. Dat de heer Willemsen deze uitspraak van Weyerman wist te relativeren door eenvoudig te stellen dat het woord bibliothecaris hier de betekenis heeft van boekhandelaar (een betekenis, die overigens niet in het WNT staat!) vond Weyerman erg leuk....