evenals enkele van zijn dienaren. Op een gegeven moment bleek uit onderschepte brieven dat Mortagne zich nog in Culemborg moest bevinden.
Dit werd de graaf ernstig aangerekend. De Staten van Holland waren dermate ontstemd, dat zij een troepenmacht zonden om Culemborg te omsingelen en zo Mortagne's ontsnapping te verhinderen.
Dit mocht niet meer baten, want Mortagne wist eerder te ontkomen. De Staten van Holland lieten het hier niet bij zitten. Zij waren ervan overtuigd dat graaf Henrick Wolraed door zijn laksheid de schaking had begunstigd. En zo besloten de Staten van Holland dat de poorten van Culemborg moesten worden afgehangen en dat de graaf bij schriftelijke acte moest beloven geen vrijgeleide meer te verlenen aan ‘capitale delinquanten, malitieuse bancquerottiers’ en dergelijke lieden uit de provincie Holland en West-Friesland.
Met deze afloop kon de graaf nog blij zijn, het had ook erger gekund. De Staten van Holland kregen weliswaar meer greep op bepaalde uitwassen van de asielverlening, maar ook erkenden zij het principe van asielverlening aan bonafide vluchtelingen en daarmee van de soevereiniteit van Culemborg.
Ook Vianen kwam er niet zonder kleerscheuren af. Zo deed zich vlak voor Weyermans komst naar Vianen het geval voor van Andries Levy. Deze Levy was gevlucht naar Vianen, dat sinds 1725 in het bezit was van de Staten van Holland. In 1728 vroeg het Hof van Holland de Staten van Holland om uitlevering van Andries Levy, aangezien hij ‘een exorbitant en schandaleus banqueroet’ had gemaakt, een grote hoeveelheid juwelen had verborgen en zich bovendien schuldig had gemaakt aan andere ‘seer vergaande delicten’. De drossaard van Vianen moest echter berichten dat Levy reeds zes weken tevoren naar Culemborg was vertrokken, waar hij vrijgeleide had gekregen.
Jaren later, in 1757, betoonde men in Vianen een grotere omzichtigheid ten aanzien van een andere Levy, Ruben Andries geheten. Volgens krantenberichten had Levy een grote partij losse juwelen zonder betaling meegenomen. Ook had het gerecht van Amsterdam een premie van honderd ducaten uitgeloofd aan degene die aanwijzingen kon verschaffen die tot Levy's arrestatie zouden leiden. Het is boeiend te lezen hoe Gecommitteerde Raden, die Vianen namens de Staten van Holland beheerden, hun advies aan de Staten van Holland met betrekking tot het vrijgeleide aan Levy inkleedden. Enerzijds achtten zij Levy, als dief en bedrieger, de protectie in Vianen onwaardig. Anderzijds aarzelden zij gezien het respect en gezag van de Staten van Holland, die als eigenaars van Vianen de traditie van asielverlening dienden voort te zetten. Daarbij kwam dat een weigering van vrijgeleide aan Levy in hun ogen zeer nadelig zou zijn voor het noodlijdende Vianen, dat voorheen dankzij de asielverlening zou hebben gefloreerd. Gecommitteerde Raden voegden hier nog aan toe dat een afwijzing van Levy alleen maar zou resulteren in zijn vlucht naar Culemborg. Wijselijk besloten de Staten van Holland de nadelen van een weigering niet te zwaar te laten wegen en om Levy af te wijzen.
Dat de beoordeling van asielzoekers altijd een dilemma inhield, brachten de Culemborgse Raden in 1768 heel nuchter en openhartig onder woorden. Zij constateerden dat een asielzoeker zelden volkomen onschuldig was: het ging er veeleer om vast te stellen of hij niet te ver van de onschuld was afgedwaald.
Met dit al hoop ik het mythische karakter van de vroegere beeldvorming