Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 7
(1984)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
[pagina 29]
| |
lanascnen Hemel-Meter’, Bijdrage tot het onderzoek van de literaire facetten van de achttiende-eeuwse almanak. Deze verhandeling analyseert de inhoud van een Gentse almanak die van 1772 tot en met 1811 verscheen (UB Gent 1319), geheten Almanach ofte oprechten Nederlandschen Hemel-Meter [...] gecalculeerd op den Meridiaen van Gend door Mr. Daniel Montanus. In 1787 komt daarin een stuk voor, geheten ‘Levens Schets en voordere Bezonderheden wegens Stefano Zanovich onder den naam Stiéphan Anibal, Prins van Albaniën, die zig zelf binnen Amsterdam in de Gevangenisse omhals heeft gebragt den 24 Mey 1786’. Dat stuk begint met de zin: ‘Wierden immermeer de Daeden van eenen Spaenschen Gusman d'Alfarache, van eenen Franschen Cartouche, van eenen Nederlandschen Campo Weyerman en meer andere der vergetendheyd onttrokken, met hoe veel te meerder recht moeten dan niet die van eenen zoo-genaemden Prins van Albaniën voor altyds aen de oogen der geheele weireld ten toon gestelt worden [...]’. Op deze manier vangt de uitgebreide levensbeschrijving (liefst elf bladzijden!) aan van Zanovich, ‘eenen Man, die in de opeenstapelinge van zyne schelmstukken geene Lieden van den leegsten rang ofte middelbaeren stand, maer Vorsten en Edelen tot Voorwerpen zyner bedriegeryen heeft uytgekozen’. De auteur beschouwt het als een dienst aan de lezer, de levensloop van deze meesteroplichter ruchtbaar te maken. We zien dus hoe Weyerman in het gezelschap van Cartouche, Zanovich e.a. genoemd wordt: in Gent geldt hij in 1787 als een meesteroplichter van de eerste rang. | |
H.M. de Blauw
| |
[pagina 30]
| |
at Delft and with Simon Hardime at Antwerp. Apart from the Lives, largely indebted to Houbraken, Weyerman's literary skills included satire and political pamphlets. He travelled throughout Europe and was known in Italy as ‘Campovivo’, a name by which he signed examples in the Broughton Collection and in the Staatliche Kunsthalle, Karlsruhe. In about 1718 Weyerman eloped to London with a widow and squandered her money, an incident apparently very typical of the Weyerman way of life. In 1738 he returned to The Hague where one of his pamphlets fell foul of the Dutch East India Company and he was sentenced to life imprisonment. He died in prison in 1747 at the age of seventy. De hierboven voorgestelde ruil zou ik gaarne met de auteur willen maken, want zo te zien kent hij feiten uit het leven van JCW die volgens menig Campist als fout zouden worden aangemerkt (JCW gedurende 20 jaar met een weduwe in Engeland), heeft hij schilderijen gezien die niemand ooit of slechts lang geleden onder of voor ogen heeft gehad (of de Broughton Collection moet hetzelfde schilderij bevatten dat in Cambridge (Fitzwilliam Museum, zie Med. p. 7) hangt, en Mitchell moet het schilderij in Karlsruhe (waarvan trouwens wel vaker sprake is geweest) met dat in Kassel verwarren en citeert hij zowaar uit een in 1729 te Londen uitgegeven driedelige editie van de Lives (kennelijk een Engelse vertaling van de Konstschilders die bliksemsnel, ook nog in 1729, vervaardigd moet zijn). | |
Peter Altena
| |
[pagina 31]
| |
sten af, doordat het saai, degelijk, voorzichtig en - voor zover zijn werkwijze dat mogelijk maakte - betrouwbaar is. Zodoende beschikken we voor de laatste decennia van de zeventiende eeuw en het begin van de achttiende over twee elkaar aanvullende bronnen.’ De Vries verkoos voor zijn onderzoek Van Gool, wiens Nieuwe Schouburgh in de jaren 1750 en 1751 in twee delen verscheen, ‘boven de veel leesbaarder Weyerman, omdat de literaire vormgeving bij de laatste vaak het zicht op de overgedragen informatie belemmert.’ Deze studie over Van Gool en diens meningen ‘over de artistieke verdiensten van het werk der door hem beschreven vakgenoten’ doet sterk verlangen naar meer. |
|