| |
Annotaties
Annotaties bij de Rotterdamsche Hermes no. 8
[Motto] |
L. Annaeus Seneca, De Clementia 2, 3, 1. Betekenis: gematigdheid bestaat in zelfbeheersing wanneer men de macht heeft om te straffen, ofwel in de zachtzinnigheid van een meerdere jegens een ondergeschikte in het opleggen van straffen. De filosoof Lucius Annaeus Seneca (5 voor Chr.-65 na Chr.) droeg De Clementia op aan keizer Nero, kort na diens ambtsaanvaarding in 54. De betekenis van het door Weyerman gekozen motto moet zijn dat Argus in deze aflevering van de Hermes niet al te hardvochtig zal worden getuchtigd. |
[tenanten van een wapen] |
wapenschildhouders, bijv. twee leeuwen of wildemannen links en rechts van een wapenschild. Hier de twee slangen van de Hermesstaf. |
[Professor Literarius] |
ironische betiteling, daar in het volgende betoogd wordt dat Hermanus van den Burg in zijn Amsterdamsche Argus het grammaticale geslacht der woorden Hydra en Hydrus verwisseld heeft. In de Amsterdamsche Argus van 25 september 1720 (No 16), waarin Van den Burg had verklaard ervoor te zullen zorgen ‘dat niemand eens pasquillants Papier (sc. De Rotterdamsche Hermes) om het myne (sc. de Amsterdamsche Argus) zal tragten te lezen’ (p. 123) komt een kwatrijn voor dat de onbetwistbaar mannelijke Weyerman met het vrouwelijke woord Hydra aanduidt. Als volgt: |
|
'k Twist met geen Adder, dik van zwarte en groene gal, |
|
Een Pest, die Laster braekt met ongehoord geschal, |
| |
| |
|
Een Hydra, die al waer zy kruipt besmet den grond, Wie trad in 't vechtperk ooit met eenen dollen Hond? |
|
(p. 124) |
|
Het Grieks kent inderdaad naast het substantivum ῾υδρος (waterslang; mannelijk) de eigennaam Ὑδρα (Hydra; vrouwelijk), bekend uit de zogenaamde ‘dodecathlus’, de twaalf werken van Heracles (Latijn: hydrus, Hydra). |
|
Hydra (mythologie) was een kind van Typhon en Echidna en leefde in het moeras van Lerna in Argolis. Het wezen had de vorm van een reusachtige waterslang met negen of meer koppen. Werd er een kop afgehouwen, dan ontstonden uit de wond twee nieuwe koppen. Met hulp van zijn neef, de wagenmenner Iolaos, versloeg Heracles het monster. Iolaos schroeide de door Heracles geslagen wonden met een toorts dicht, zodat geen nieuwe koppen konden groeien. Heracles wierp een rotsblok op de negende kop die onsterfelijk was. |
[genereuzement] |
edelmoedig |
[dat hy redelyk achter dat laatste is] |
dat hem in sexualibus geen kennis of vaardigheid ontbreekt |
[zwavelstokjes] |
stokjes hennepstengel, of houtjes waarvan een uiteinde in zwavel was gedoopt, dienend om er iets mee aan te steken |
[honorabele amende] |
boetedoening, bestaande in een openlijke schuldbelijdenis |
[Aelianus, Aldrovandus of Plinius] |
Weyermans literaire spel met de woorden ‘Hydrus’ en ‘Hydra’ berust vooral op een werk van Ulisse Aldrovandi (Bologna 1522-1605), bioloog en medicus, getiteld: Serpentum, et Draconum Historiae Libri Duo (...), Bononiae (apud C. Ferronium) 1640 (Een exemplaar aanwezig in de Bibliotheek van Artis te Amsterdam). Blz. 275-301, 376, 386-397 et passim van dit ‘standaardwerk’ over slangen en draken leverden Weyerman alle geleerdheid op, waarmee hij zijn tegenstander in No 8 van de Rotterdamsche Hermes bestookt, bijvoorbeeld een notitie over Discrimen inter hydrum & hydram (p. 277, vgl. Rot.Herm. regel 10). |
|
Claudius Aelianus (Praeneste ca. 175-ca. 235), Grieks auteur, hoewel afkomstig uit Italië. Van hem een werk over dieren, betogen met een vaak moraliserende strekking: Περι ζωων ῾ιδιοτητος (De natura animalium). |
|
Plinius Secundus Maior (23/24-79 na Chr.), Romeins militair en ambtenaar, auteur van onder meer een Naturalis Historia bestaande uit 37 boeken. Dit encyclopedische werk, opgedragen aan keizer Titus, is grotendeels een weinig kritische compilatie. |
[29 Kapittel] |
Plinius, Naturalis Historia, Liber 29, paragraaf |
| |
| |
|
72. Betekenis van het door Weyerman gebezigde citaat: er bestaat op aarde een zeer mooi soort slangen dat in het water leeft: men noemt ze Hydri. Nota bene: het is beter om de woorden ‘In orbe terrarum’ bij de vorige zin te trekken. Cfr. Budéeditie, Paris 1962, p. 44. Weyerman volgt een andere opvatting die onder meer wordt aangetroffen in veel edities van het beroemde woordenboek van Calepinus. |
[Corcyra Hydri] |
In Aelianus' De natura animalium, IX, 23 is sprake van de Lernische Hydra, doch niet van het eiland Corcyra en ook niet van het door Weyerman genoemde proverbium. (Vertaling van IX, 23: dichters en verzamelaars van oude legenden, onder wie Hecataeus, mogen dan over de Hydra van Lerna zingen..., maar dat zijn allemaal sprookjes/‘mythoi’). Boek V, paragraaf 16 vermeldt nog dat Heracles zijn pijlen in het gif van de Hydra doopte, maar ook deze passage heldert het door Weyerman gelegde verband niet op. |
[veranderlyk als Hydra] |
misschien ῾υδρης ποιϰιλωτερος (Cfr. Pauly-Wissowa 91, kol. 47). |
[Hydra aan stukken te houwen...] |
Plato, Staat 426 E: ὥσπερ ῾Ὑσραν τεμνοσιν. Nota bene: in het gedicht op de volgende blz. van de Rotterdamsche Hermes komt de uitnodiging voor ‘van Hydraas nek die slange- en drakekoppen’ af te houwen, ongetwijfeld zoiets als ‘zig een noit gedaan werk op den hals (te) halen’. |
[op het sujet van] |
betreffende het onderwerp / ten aanzien van |
[Polieukte] |
het toneelstuk Polyeucte. Tragédie Chrétienne van Pierre Corneille dateert van 1643. Polyeucte verbrijzelt met zijn vriend Néarque de heidense afgodsbeelden en sterft de marteldood. Het stuk werd door Frans Ryk in het Nederlands vertaald: Polyeucte, Armenische Martelaar (...), Amsterdam (Wed. Gijsbert de Groot) 1696. Volgens J. Bauwens, La tragédie française et le théatre hollandais au dixseptième siècle, lere partie: l'influence de Corneille, Amsterdam 1921, pp. 135-158 is Ryks vertaling niet geslaagd, onder meer doordat de karakters hun samenhang hebben verloren. Daar staat een soepele versbouw tegenover. Weyerman doelt op de Nederlandse vertaling van Polyeucte, zoals deze werd gespeeld door het toneelgezelschap van Van Rijndorp. |
[Leeraar] |
predikant |
[Haagsch Comediant] |
bedoeld is een lid van het Haagse toneelgezelschap van Jacob van Rijndorp dat onder meer blijspelen van Weyerman heeft uitgevoerd. Weyerman schrijft vaak over Van Rijndorps gezelschap. Cfr. E.F. Kossman, Nieuwe bijdragen tot de geschiedenis van het Nederlandsche tooneel, 's-Gravenhage 1915, vooral pp. 16-29. De rol van Pauline in Polyeucte werd in |
| |
| |
|
1723 vervuld door Van Rijndorps dochter Isabella (Amsterdamsche Hermes, 22 juni 1723). |
[geblankette] |
voltooid deelwoord van ‘blanketten’, hier: verbloemen, onder een schoon uiterlijk verbergen. |
[Hengstebron] |
de zogenaamde Hippocrene, een bron die op de berg der dichters door een hoefslag van het gevleugelde muzen-paard Pegasus was ontstaan. Wie uit de Hippocrene had gedronken, werd van dichterlijke inspiratie vervuld. (Mythologie) |
[bouffonnerende] |
grove grappen debiterende |
[De Poëten...] |
Weyerman stelt de dichterlijke opvatting van het mythische gegeven ‘de Hydra van Lerna’ tegenover de allegoriserende en rationalistische interpretaties van antieke geleerden als Palaiphatos en Servius. (Zie over hen supra.) |
[Serpent van Lerna] |
De dichterlijke verklaring houdt in dat de koppen van de Hydra volmaakt eensgezind waren en dat zij, indien er één uit hun aantal afgehakt werd, terstond de nieuw ontstane kop in hun gezelschap opnamen. Weyerman duidt dit aan als ‘een vereenigt Parlement’ (een volledig college) ‘zonder Wigs of Torrys’ (zonder - partijpolitieke - tegenstellingen). Een dergelijke mythische conceptie ligt de rationalist Weyerman niet. Hij bestempelt haar als een ‘Aegyptisch zinnebeelt’, d.w.z.: als een idee die thuis hoort in de sfeer van de hermetische filosofie van met name Hermes Trismegistos. Van Egyptische mysteriën / geheime tekens en van Trismegistos is in Weyermans geschriften - en bij velen in zijn tijd - geregeld sprake. Cfr. Rotterdamsche Hermes p. 409; Amsterdamsche Hermes (I, 189). (Maar er zijn honderden voorbeelden.) |
[Servius] |
Latijns grammaticus, levend rond 400 na. Chr. die onder meer een Vergilius-commentaar samenstelde en een commentaar op de Artes van Donatus. Servius' inondatie-theorie bestaat in een notitie bij Vergilius' Aeneis VI, 287: ‘sed constat hydram locum fuisse evomentem aquas, vastantes vicinam civitatem (...) etc.’ Cfr. Georgius Thilo & Hermannus Hagen, Servii Grammatici qui feruntur in Vergilii Carmina Commentarii, II, pp. 50-51, Lipsiae et Berolini 1923. |
[Palephatus] |
onder de naam Palaiphatos staan meerdere auteurs bekend. Vermoedelijk hebben de diverse tradities betrekking op een man uit Parion of Abydos die als jonge man leerling van Aristoteles werd en daarna naar Alexandrië ging. Cfr. Pauly-Wissowa 361, kol. 2451-2455. Van hem Περι απιστων, tot in de 18e eeuw veel gelezen. Palaiphatos trachtte iedere mythische onwaarschijnlijkheid te transformeren in / tot iets dat mogelijkerwijze gebeurd zou kunnen zijn. Zo veranderde hij het Hydra-verhaal als volgt: Heracles werd door Eurystheus uitgezonden |
| |
| |
|
tegen de vesting Hydra die de opstandige koning Lernos met 50 boogschutters bezet hield. Als er een verdediger sneuvelde, traden steeds twee nieuwen aan. Heracles kreeg hulp van Iolaos met een schare Thebanen en slaagde er zo in de burcht in brand te steken. |
[differente] |
verschillende |
[remedieerde] |
verhielp |
[citaat] |
Horatius Sermones (Satiren), Liber II, 2, regels 8-9. (Weyerman geeft dus een verkeerde plaats op.) De bewuste satire behelst een lof der matigheid in spijs en drank. Het citaat betekent eigenlijk dat men met een nuchtere maag beter de waarheid kan waarderen dat matigheid iets goeds is. Weyerman wendt het citaat aan zonder verband met de tekst, waaruit dit afkomstig is. Dergelijk geleerdheidsvertoon was toen bon ton. |
[gedicht] |
overwegend in jambisch metrum, doch met regels van ongelijke lengten. (Weyermans verzen zijn nu eenmaal ‘irregulier’, zoals hij in het voorwoord van de Amsterdamsche Hermes I erkende.) De rijmen op de einden der regels geven het gedicht iets sonnetsachtigs: het schema laat twee kwatrijnen en twee terzetten herkennen. Overigens is het gedicht geen sonnet. |
[Den Argus heft] |
de Argus prijst / verheft |
[spongie] |
spons |
[doorgaat] |
vol gaten |
[uw boert...] |
een opvallend chiasme: boert - ernst t.o. ernst - klucht |
[Augeüs stal] |
de stal van koning Augias. (Mythologie) Koning Augias van Elis bezat een stal met 3000 runderen die sinds lang niet schoon gemaakt was en massa's mest bevatte. Heracles reinigde de stal van de immense hoeveelheid vuil door er een rivier doorheen te leiden. |
[Phillis] |
gefingeerde naam, zeer gebruikelijk in de pastorale literatuur. |
[quotatien] |
aanhalingen |
[elpenbeene] |
ivoren |
['k Lach] |
kwatrijn, geheel in de stijl die door Van Focquenbroch een zekere renommee had gekregen. Een der stijlkenmerken van dergelijke poëzie is het stijlcontrast tussen traditioneel petrarkisme (hier de eerste twee regels) en platvloersheid (de regels 3 en 4) |
[de zuster van de zon] |
de kuise maan. (Die overigens in het gedicht De maen by Endymion van H.K. Poot onder deze aanduiding uit vrijen gaat. Cfr. Mengeldichten 1716) |
[Minpiloot] |
piloot = loods. Dus: iemand die voor de liefde de weg zoekt, de koers bepaalt |
[Brander] |
schip, gevuld met ontplofbare stoffen, dat men in de richting van vijandelijke schepen liet afdrij- |
| |
| |
|
ven met de bedoeling ze op te blazen. |
[Mama Eng****'s Caravansera] |
bordeel, een huis als dat van de befaamde Mama Therese. Hoerenwaardinnen worden door Weyerman en andere schrijvers in die tijd nogal eens aangeduid met de betiteling ‘Mama’. ‘Caravansera’ uit Frans ‘caravansérail’ = grote herberg of pleisterplaats voor karavanen. |
[gedicht] |
het gedicht heeft de vorm van een - vrij gebouwd - sonnet. |
[comparatie-spreukje] |
een verhaaltje, berustend op gelijkheid tussen twee personen of objecten, bijv. in 103-113 de veronderstelde gelijkheid tussen Argus en een kalf. (En tevens bestaat er in dit gedeelte van Weyermans uiteenzetting een zekere gelijkenis tussen het gedragen Isisbeeld, de paus op zijn draagstoel, Argus op zijn draagstoel en... de gedragen kalveren.) |
[als die van Pallas] |
de uil. Weyerman vergelijkt zijn opponent vaker met een uil. Zie bijv. het gedicht Argus Lof in de Amsterdamsche Hermes I, p. 215: ‘Die als Minerva's Valk geen dag-ligt kon verdraagen.’ Dat Argus hier een ‘vogel (...) die geen vaak heeft’, heet, vindt zijn grond in een verhaal uit de mythologie: Argus moest voor Hera de door Zeus in een koe veranderde Io bewaken, waartoe zijn gehele lichaam met ogen werd overdekt. Als Argus sliep, waren slechts een aantal van zijn ogen gesloten. |
[een Heilige Vader...] |
de paus, rondgedragen op de sedia gestatoria. |
[Isis op de pakzadels van langgeoorde Dieren] |
Isis, zuster en vrouw van de Egyptische vegetatiegod Osiris, gold onder meer als de godin van het Nijldal en van de onderwereld. Bekend was haar tempel te Philae in Egypte. De langoren zijn natuurlijk ezels. Over ezels en Isis heeft Weyerman het vaak: het is een van de talrijke topoi in zijn werk. Zie b.v. Amsterdamsche Hermes I, 181. |
[Polyfemus] |
zoon van Poseidon en Thoösa, een der Cyclopen. Op zijn thuisreis vanuit Troje kwam Odysseus bij deze mensenetende reus terecht. Cfr. Odyssee IX. |
[Palatine] |
een bont dat vrouwen om de hals droegen, in 1676 in de mode gebracht ‘la princesse Palatine’, Charlotte Elisabeth van Beieren. In de 18e eeuw kende men ook palatines van struis- of andere veren. (W.N.T.: s.v.) |
[citaat] |
Horatius Sermones (Satiren) Liber I, 1, regels 69-70. Betekenis: met verandering van naam wordt diezelfde anekdote over U verteld. Weyerman gebruikt het citaat geïsoleerd, zonder enig verband in stand te houden met de genoemde satire. Deze handelt over mensen die ontevreden zijn met hun lot. |
J.J.V.M. de Vet
| |
| |
| |
Annotaties bij de Rotterdamsche Hermes no. 2
[motto] |
J. Juv. Satyra 7, vs. 27-29: Breek je schrijfstift, ongelukkige; vernietig de gevechten die onder nachtwaken werden geleverd - Gij die in een klein kamertje prachtige verzen maakt, opdat gij de klimop waardig wordt en een nietig (letterlijk: mager) beeld. (Loeb Classical Library geeft ‘calamum’ in plaats van ‘calamos’. De beelden van dichters werden in de Romeinse Oudheid omkranst met klimop (Hor. Od. I.i.2a); uit Juvenalis' kontekst blijkt een negatieve opinie over dichters van naam en faam, die zich nog slechts met materiële zaken bezighielden) |
[rezolutie] |
besluit |
[een Heer] |
niet duidelijk wie hiervoor model heeft gestaan |
[Officien] |
betrekkingen, baantjes |
[een onbekende] |
Hermes; zie Hermes' belofte in no. 1, p. [3] |
[imaginair] |
denkbeeldig, ingebeeld |
[wekelyksche Productien] |
Afleveringen van de Rotterdamsche Hermes [voortaan RH], zie no. 1, p. [3] |
[jammerschriften...Kourant] |
Afleveringen van Hermanus van den Burgs Amsterdamsche Argus [AA] |
[gestabileerd] |
gevestigd, erkend |
[geleerde en mindere Zotten] |
dit in tegenstelling tot de ‘kinderen of zotten’ die de AA lazen, zie no. 1, p. [2] |
[speculatien] |
(gewaagde) overwegingen |
[Yzerverkenschichten] |
de pennen van de egel (of het ijzerzwijn). De benaming ijzervarken wordt ook wel overdrachtelijk gebruikt voor iemand die alles aan kan |
[geprofaneert] |
ontheiligd, hier in de zin van: beledigd |
[Fortificatien] |
vestingwerken |
[Libanons Ceder] |
Cedrus Libani: conifeer die tot 30 m. hoog wordt. Het oudste (vroeger zeer omvangrijke) bos ligt in Libanon, op 2000 m. hoogte. Als symbool van vruchtbaarheid en kracht vaak genoemd in het Oude Testament. Toen ca. 1650 voor de Engelse vlootbouw de gebruikelijke houtleveranties niet meer toereikend waren, werd de Libanonceder in West-Europa ingevoerd. In 1670 begon de Engelse politicus John Evelyn voor deze ceder propaganda te maken. |
[graspyltje] |
noch in moderne flora's, noch in Abraham Muntings Naauwkeurige beschryving der aardgewassen, Utrecht & Leiden 1696 onder deze naam bekend. Een nietig plantje, waarschijnlijk synoniem voor grassprietje, gezien de beoogde tegenstelling met Libanons Ceder. De bijbel gebruikt in deze betekenis op enkele plaatsen ‘grasscheutje’. |
[geallegeerd] |
aangehaald, genoemd |
[sneeu van Benzoīn] |
as van wierook (Benzoīn = harssoort, werd gebruikt om bij lijken te roken) |
[fondeeren] |
oprichten |
[windblazen] |
luchtbellen |
| |
| |
[Grossiers] |
groothandelaren |
[Chimeerzalf] |
chimere = droombeeld, hersenschim; de bedoeling van de zalf was hersenschimmen op te roepen? Mogelijk ligt hier een relatie met het (tanende) heksengeloof. J. Wier, De praestigiis daemonum [...] libri V (1563) beschrijft recepten voor heksenzalf met aconitum en belladonna, die hallucinaties zou opwekken en bij gebruik waarvan de ‘heksen’ dachten dat ze vlogen. Wanneer Weyerman de term bewust in dit verband gebruikte, geeft dit een algemene twijfel aan de aeronautische effecten van de zalf aan, die zeker na het verschijnen van Balthasar Bekkers De Betoverde Weereld (1691-1693) aannemelijk is. |
[Lyftrauwanten] |
letterlijk: lijf-knechten; hier in de betekenis van: bescherming |
[Sauvegarde] |
hier: waarborg, waarschijnlijk met verwijzing naar de Zwitserse garde, de lijfwacht van de paus |
[trektangen] |
de trektang is in de beeldende kunst een attribuut van St. Apollonia |
[Reliquien] |
hier gebruikt voor: tanden en kiezen |
[St. Apollonia] |
Heilige, overleden 248/9. Het gebit werd haar uitge slagen. Patrones van de kiespijn. |
[prensente] |
presente, tegenwoordige |
[vergulde] |
verwijzing naar de ruime inkomsten van de Heer |
[repliceerde] |
antwoordde |
[Twistappeltje] |
aanleiding van de twist tussen de Heer en Hermes; mythologisch: de gouden appel van Eris, godin van de tweedracht. Haar appel verwekte twist tussen Hera, Pallas Athene en Afrodite. In de Christelijke symboliek is de appel, dankzij Adam en Eva, het teken van bekoring (‘aangename schynbloos’). |
[onlangs te Brussel] |
mogelijk tijdens de zes-weekse kermis van Brussel, die op de tweede zondag van juli begon met de grote Ommegang. Oorsprong daarvan was de legende van het O.L.V.-beeldje dat in 1348 door Beatrice Soetkens per schip de stad werd binnengebracht (A. Marinus, Le folklore Belge. Bruxelles z.j. t. 3, p. 131 vlgg.) |
[geremarkeerd] |
opgemerkt |
[favorizeerde] |
begunstigde, bevoordeelde |
[den bezeepten spriet] |
spriet = algemeen: lange, dunne stok; in het bijzonder: rondhout dat draaibaar onder aan de mast is bevestigd en dat schuin naar boven gericht is, om zo een vierhoekig zeil uit te houden. Gebruikt op binnenschepen en vissersschepen. Ook wel gebruikt in de betekenis van boegspriet of vlaggestok. In de algemene betekenis kan hier sprake zijn van een kermisfestiviteit, zoals ons Friese ‘fiereljeppen’. In maritieme betekenis gaat het misschien om een soort ontgroeningsritueel van aspirant-matrozen? |
[waterprys]
[vaart] |
de prijs voor degene die droog over het water kwam kanaal van Willebroek, nu kanaal Brussel-Rupel, gegraven in 1550-1561. Het kanaal eindigde aanvanke- |
| |
| |
|
lijk in twee dokken die in 1560 en 1561 gegraven werden: het Bassin des Barques en het Bassin des Marchands. In 1565 werd aan een dok gewerkt dat een loodrechte hoek met het kanaal vormde: het Bassin de Sainte-Cathérine. Daarna volgden nog het Bassin de l'Entrepot en het Bassin de la Ferme des Boues. De oude binnenhaven werd pas in 1827-1832 aangesloten op het kanaal Brussel-Charleroi (M. Martens, Histoire de Bruxelles. Toulouse 1976). |
[competiteurs] |
mededingers |
[ter contrari] |
in tegendeel |
[meriteren] |
verdienen |
[Lukgodin] |
Fortuna, doorgaans uitgebeeld als rijk geklede, statige vrouw met als voornaamste attribuut het rad van Fortuin |
[Auteuren] |
Alleen de auteur van De mensch ontmaskert is bekend: Joan Duncan (1690-1753), bevriend met P.A. de Huybert en J.J. Mauricius, en een gunsteling der Oranjes (NNBW VIII, 440 en P.J. Buijnsters, ‘Voorlopers van Justus van Effen’, in: NTg 59 (1966), p. 147-150). |
[den Rotterdamschen Saturnus] |
niet achterhaald |
[den Mensch ontmaskerd] |
uitgegeven in 's Gravenhage bij H. Scheurleer & Wed. G. Gazinet en in Amsterdam bij D. Rank, G. Onder de Linden & H. vande Gaete 1718; 40 afleveringen van 15 februari-14 november 1718 (UBA OK 6716). Opnieuw en verbeterd uitgegeven in Leiden, bij D. Haak 1720 (UBA 1187 B 39). |
[Fabrikeur in Brieven] |
niet achterhaald |
[Schuitpraatje] |
Maandags Schuit-praatje (Amsterdam, Joannes van Leeuwen 1719). afl. van tenminste 7 augustus-2 oktober 1719 (zie Den Vrolyke Tuchtheer, Ed. A. Hanou, deel 2, p. 221 noot 13). |
[Reizenden Momus] |
niet achterhaald |
[Titel] |
verwijst naar de ‘waterprijs’ die Hermes als ‘jong borst’ eerder te beurt zou vallen dan zijn periodieke voorgangers of de oude twistpartner? |
[reconciliëren] |
verzoenen |
[beide Sexen van het eerste fatsoen] |
letterlijk: beide geslachten van het eerste soort. Waarschijnlijk worden bedoeld de eerste twee genoemde tijdschrift-voorgangers. Op p. 197 van de RH worden ‘de mensch ontmaskert’ en ‘Saturnus’ in een serie vergelijkingen beide genoemd aan de positieve zijde van de vergelijking; de ‘Fabrikeur’ en ‘Momus’ worden slechter beoordeeld, hoewel alle faam betrekkelijk is, getuige de volgende regels. |
[eerelyk wonden, meest van voren] |
eervolle verwondingen; vulnera adversa = topos uit de klassieke oudheid met de connotatie: niet gevlucht zijn voor de aanval |
[Chymicale Electuarien] |
zalfjes |
| |
| |
[Arkadischen Jongeling] |
Hermes. De Zodiacus vitae is een index rijk; een dergelijke aanduiding voor Hermes is daarin echter niet terug te vinden |
[Palingenius] |
Marcellus Palingenius Stellatus = Pietro Angelo Manzoli (ca. 1500-ca. 1543), italiaans humanist uit La Stellata bij Ferrara |
[Sodiak des Levens] |
Zodiacus vitae. De vita, studio, ac moribus hominum optime instituendis. Libri XII (1543). Didactisch dichtwerk waarin Manzoli zowel Luther als de RK Kerk aanvalt en waarin hij voor de tijd gewaagde uitspraken doet over de weldaden van de wetenschap. Het werk beleefde vele herdrukken en vertalingen. Nog in 1698 verscheen in Rotterdam een uitgave bij Isaac van Ruynen (UBA 1718 H 28). |
[soulageren] |
verlichten |
[applicabel] |
toepasbaar |
[tot de tanden toe doorgeleerde] |
tot de tanden bewapend met kennis |
[in spyt van] |
ondanks |
[die drie Koningryken] |
Engeland, Wales en Schotland |
[affronteren] |
beledigen |
[Ikarus] |
Icaros, zoon van Daidalos. Beide ontvluchtten hun gevangenschap in het labyrinth van koning Minos met behulp van met was bevestigde vleugels |
[vreemde pennen] |
de vleugels van Icaros toegepast op Argus' ontleningen (aan het Engels?) |
[Barriere tusschen den Leeu en de Lelyen] |
Verwijzing naar het Barrièretraktaat (1715) tussen Oostenrijk en de Republiek, mede ondertekend door Engeland, waarbij de bufferfunktie van de Zuidelijke Nederlanden tussen Frankrijk en de Republiek werd versterkt |
[Messisippische Aurora] |
Aurora = godin van de dageraad. Dageraad doet bloemen ontluiken. Toespeling op de activiteiten van John Law (1671-1729), die in 1716 in Parijs een circulatiebank oprichtte om de Franse financiën te saneren. In 1717 richtte hij ook de Mississippicompagnie op, die actiën uitgaf van de exploitatie van het Franse gebied aan de Mississippi Er volgde een geweldige speculatie en tenslotte ineenstorting van de geldmarkt. |
[roestige paardekam] |
woordspeling op ‘roskam’ |
[gelubde Balkhaas] |
Balkhaas = schertsende benaming voor een kat. Gelubd wordt hier gebruikt in de betekenis van gecastreerd. |
[verbeet] |
stukbeet, hier waarschijnlijk in de betekenis van castreerde. De hele zinsnede is wellicht opnieuw een verwijzing naar het heksengeloof. Heksen, die een verbond met de duivel gesloten hadden, namen soms naar men dacht de gedaante van een kat aan. Zij trachtten ook anderen in het sabbatritueel mee te slepen. (J.E. Toussaint Raven, Heksenver- |
| |
| |
|
volging. Bussum 1972; M.A. Murray, The witch-cult in Western-Europe. Oxford 1971 (19211)) |
[brusqueerde Hermes] |
viel Hermes plotseling in de rede |
[Memfische spits] |
aanleiding tot het ontstaan van Memphis (oud-Egyptische stad) was de bouw van de trappiramide van Zoser, Egyptisch vorst van de derde dynastie (2609-2509) en beroemd om zijn bouwwerken |
[Ytimon] |
waarschijnlijk Y-Timon, dus Argus. Timon, de misantroop en als zodanig optredend in Shakespeare's Timon of Athens (1607/8), voert in Lucianus' (ca. 120-ca. 180) dialogen een gesprek met Zeus, waarin hij zich beklaagt over zijn onrechtvaardig lot: zijn vrienden hebben hem verraden; ze hebben hem gevleid en op hem geparasiteerd. Zeus stuurt hem zijn boodschapper Hermes met nieuwe rijkdom. Na Hermes aanvankelijk slecht te hebben ontvangen, besluit Timon zijn nieuwe voorspoed te aanvaarden. Een tweede betekenis zit wellicht in het woorspel Ytimon - etymon, waarbij etymon (etymologie, kennis van de herkomst der woorden) en kunst tegenover elkaar worden gesteld. In 1710 verscheen van Lambert ten Kate (1674-1721) de Gemeenschap tussen de Gottische spraeke en de Nederduytsche (Amsterdam, Jan Rieuwertsz; ex SB Haarlem 414 E 31), waarin onder andere wordt aangetoond dat vele door letterkundigen als onregelmatig beschouwde verba ook wetten volgden |
[kathalzen] |
rukken en trekken, harrewarren, redetwisten. Waarschijnlijk afkomstig van de naam van een volksverhaal, waarbij twee personen, door een touw om de hals met elkaar verbonden, moesten proberen de ander van zijn plaats te trekken of zich van elkaar los te werken |
[Podagreuze goude Tor] |
van Podagra = voetjicht, door tijdgenoten wel in verband gebracht met sexuele uitspattingen |
[‘niet’-gedicht] |
waarschijnlijk (vertaald?) citaat; herkomst onbekend |
[declicate] |
= delicate, smaakvolle |
[Ezel van Potosi] |
Potosi is een stad in Zuidwest-Bolivia die sinds 1545 bekend was als zilvervindplaats. In de tweede helft van de 17e eeuw raakte de zilverwinning in verval. Peru was bekend om de goudwinning, cf. ook RH, p. 281 vlg. Wanneer hier sprake is van een verwijzing naar het inschakelen van ezels bij het vervoer van zilvererts, dan wordt de heer op drievoudige wijze gedevalueerd: hij wordt in verband gebracht met zilver, in plaats van met goud; de zilverexploitatie is reeds in verval en hij wordt vereenzelvigd met de ezel die voor dit zilver zwoegt. |
|
Ook hier een tweede betekenismogelijkheid. T.a.v. de heer wordt goud-beeldspraak gebruikt (gouden |
| |
| |
|
Tor, vergulde Orateur). Wanneer deze wordt toegepast op de ezel, ziet men een mogelijke relatie met Lucius Apuleius' (geb. ca. 124 n.C.) Asinus Aureus of De gouden ezel, een raamverhaal waarin de jonge Lucius in het heksenland(!) Thessalië door toedoen van het dienstmeisje Photis (woordspeling met Potosi?) in een ezel verandert en pas na vele wonderlijke avonturen weer een menselijke gedaante krijgt. Het werk heeft een grote invloed gehad op de Europese letterkunde (Boccaccio) |
[Digniteiten] |
waardigheden |
[vertrotzen] |
weerleggen |
[parool] |
spraak, welbespraaktheid |
[vivaciteit] |
levendigheid, ook wel: schranderheid |
[Ollio] |
waarschijnlijk van ‘olla podrida’ = gemengde schotel van vlees, spek of ham en groente |
[ingezulte] |
letterlijk: in het zout gelegde; ingetrokken, ingesleten |
[saluade] |
groet |
[stak af] |
vertrok |
[bespeculeerde] |
giste, zich afvroeg |
[Illa Cadego] |
Indiaanse prins, kleinzoon van de Floridase koning Tamenon, met de prinses ten zuiden van Carolina in Brits West-Indië gevangen genomen. Het paar trok qua uiterlijk veel bekijks, ook van Britse koninklijke zijde (P. Altena, Het monster aan de Maas (1982), p. 89). |
[Toschea Stoga] |
Tocheahoga, dochter van Ogalamy Hacteggy, koning van Tehactaligny |
[qualiteit] |
hoedanigheid, stand. Hun voorname stand blijkt ook uit RH, p. [42]. |
[Stads Doele] |
Stadsdoele Rotterdam. Het paar logeerde ook in Amsterdam, zie RH, p. [27]. |
[gepiqueert] |
piquer = (in)steken; (in)prikken. Het gaat hier waarschijnlijk om een soort littekentatoeage of scarificatie. Het inprikken van de huid met verfstoffen veroorzaakte verzweringen die blijvende littekens achterlieten. Prenten van 16e-eeuwse Floridase Indianen getuigen van fraaie patronen in de tatoeages (Chr. Davis, North American Indians. London 19702) |
[point de Marzeille] |
borduurwerk: vorm van doorstikwerk, waarbij reliëf verkregen wordt. De Engelse manier omvatte het rijgen van patronen door twee lagen stof met een gewatteerde laag ertussen. De Italiaanse manier gaf een patroon in dubbele rijgsteek waarbij de ruimte tussen de rijgsteken achteraf met een dikke draad werd opgevuld. Het Zaanse stikwerk of het Franse point de Marseille was een rijkere vorm: op de na het doorstikken verkregen figuren werden verdere technieken toegepast: Franse knoopjes, ajour, etc. (Cecile Dreesman, De gestroomlijnde naald, 's-Gravenhage z.j.) |
| |
| |
[submissie] |
eerbied |
[adverteerde] |
liet weten |
[Tapissery] |
borduurwerk |
[Floridasche naald] |
1: borduurnaald; 2: tatoeëernaald; 3: scabreuze betekenis |
[Een jonge Dame..] |
onbekend wie voor dit ongelijke paar model hebben gestaan |
[conscientie] |
geweten |
[remarques] |
opmerkingen |
[civile perioden] |
behoorlijke passages |
[communiceren] |
meedelen |
[verdeeling] |
indeling, compositie |
[naar den mont te kooken] |
naar de mond te praten |
E.C.J. Nieuweboer
|
|