Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 6
(1983)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Observaties
| |
[pagina 8]
| |
liefde vooral naar prozaīsten uitgaat. Hij laat zich weliswaar ironisch uit over ‘den grooten Bontekoe’Ga naar eind11., maar daar staat tegenover dat zijn waardering voor het proza van Doedyns en Hooft opmerkelijk groot is. Van den Burgh kan zich geenszins meten met Antonides in poëzie, met Hooft in proza en met Doedyns ‘in dartele gedachten’ heet het.Ga naar eind12. Tegenover ‘de ontheupte schimmel Argus’ plaatst Weyerman ‘de lieftallige Doedyns’ die tot zijn ergernis volledig wordt miskend. Nog feller reageert Weyerman wanneer Hoofts reputatie wordt aangetast door de Leidse hoogleraar Pieter Burman. Deze had in zijn voorrede van de vertaling van zijn Redenvoering tegen de beschavende geleertheid (1720) aan de hand van vele voorbeelden de onkunde van Hooft als Tacitus-vertaler willen aantonen: [...] zijn gezag in overzettinge is by my zeer gering, en byna van geen gewicht [...] schrijft Burman en besteedt verder menige bladzijde eraan om dit te verduidelijken.Ga naar eind13. Dit schiet Weyerman in het verkeerde keelgat. Uitvoerig beargumenteert hij dat Burmans term Beschavende Geleertheit als vertaling van humanitas klinkklare onzin is en hij heeft nog gelijk ook d.w.z.: zijn opvattingen komen in dezen overeen met die van PetrarcaGa naar eind14. die als vader van het humanisme wel wist wat humanitas inhield. Als toemaatje haalt Weyerman de Leidse hoogleraar volledig onderuit: Dit alleen zal hy [n.l. Hermes] ‘er byvoegen, dat het ten hoogsten onbeschaaft aan een vermaart Professoor is, een’ geveinsden Janus Bifrons (dag en nacht) of de kruik met twee ooren uit te hangen, om, na hem uit het vergulde Farizeeusche honigpotje vol achting wat om den mont gesmeert te hebben, het blaadje om te wenden, en dien grooten Hooft, dien Nederduitschen Tacitus, als een andere Saul, in zyne dootbus te willen storen, onkunde der tale aanwrijven, en zyne weergalooze Overzetting met ongewyde handen verscheuren, en zulks juist in eene Redenvoering, welke zelve zoo lam en gebrekkig is, dat men zich in duizent bochten dient te wringen om de echte kracht van twee Latynsche woorden te vinden, op wier fondament nochtans het gantsche literale Gebou van zyne [n.l. Burmans] Waerdigheit gesticht is.Ga naar eind15. Wanneer blijkens een latere aflevering van de Rotterdamsche Hermes Weyerman op een veiling ter ore komt dat ‘een puistig en quastig Boekwormtje’ de Italiaanse historicus Leti met Hooft durft te vergelijken, is hij weer in alle staten. Hij karakteriseert Leti's werk als gevuld ‘met zoetekoek en razijnen’ en hierbij laat hij zien waarom Leti niet met Hooft mag worden vergeleken: Leti mist ‘discretie’ en ‘politesse’.Ga naar eind16. Kiesheid en hoffelijkheid, deugden die overeenkomen met het ‘understatement’ veelvuldig toegepast door Tacitus, dit waren kwaliteiten die Weyerman kennelijk zeer op prijs stelde en hij vond die ook in het proza van Hooft terug. Tot nu toe is er in de Weyerman-studie te weinig rekening gehouden met de mogelijkheid dat Weyerman heel wat van Hoofts proza zou kunnen hebben geleerd wat stijl, taalgebruik en opzet van zijn historische werken betreft. Er is hier nog een mooie taak voor ons allen weggelegd! Karel Bostoen |
|